Stomme zonden
(1916)–Johanna Breevoort– Auteursrecht onbekendEen waarschuwend woord voor onze jongelieden
[pagina 57]
| |
Hoofdstuk VIII. Leugens van Satan.Ik mag dit boekje niet eindigen voor ik mijne jonge lezers nog even op een der verfoeilijke leugens van Satan wijs, een leugen, waarmede zelfs menige dokter zijn patient naar ontucht verwijst. Die leugen is, dat de drift om zich van het zaad te ontdoen uit de natuur is, en dat men die bevredigen moet. Deze noodzakelijkheid ligt misschien in het redelooze dier en dan nog slechts in een geheel volwassen dier, zij ligt volstrekt niet in den mensch. God heeft in Zijne wijsheid den mensch zóó gebouwd en ingericht, dat het vrijwillig doen afvloeien van het zaad beslist onnoodig is. Op bladz. 24 heb ik u dit reeds uitgelegd. God roept in deze zaak den ongehuwden mensch tot zelfverloochening en verbiedt zelfbevrediging. Want de mensch is naar Gods beeld geschapen, begaafd met rede en verstand, met macht van de hoogere organen over de lagere. De mensch kan zichzelven beheerschen, moet zichzelf leeren beheerschen. Dat moesten de priesters leeren onder Israel, dat moet elk mensch leeren, die | |
[pagina 58]
| |
den adel der menschelijke natuur hoog houdt. En van Gods volk zegt de Schrift: ‘Gij zijt een koninklijk Priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk, opdat gij de deugden zoudt verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht. Alles wat op de voortplanting van den mensch betrekking heeft, verontreinigt den gevallen mensch, het zondige Adamskind. Een mensch, die onder de oude bedeeling aan te veelvuldig zaadverlies leed, Lev. 15:2 (eene wezenlijke ziekte, die voor lichaam en ziel hoogst gevaarlijk is), werd als een onreine uit den tempel en van allen omgang uitgesloten. Ook wat hij aanraakte was onrein. Zelfs na het ophouden der vloeiïng was hij zeven dagen onrein. Hij moest zich dan in vlietend water baden, zijne kleederen reinigen en door een bijzonder offer met God verzoend worden. Ook de niet-zondige vloeiïng maakte den mensch onrein. Lev. 15:9. De maandelijksche vloeiïng maakt het vrouwelijk geslacht onrein. Zij is de van God gewilde reiniging der vrouw. Het meisje, de vrouw, verliest daarbij het bloed, waaruit bij zwangerschap het groeiend kind zijne voeding bekomt, en dat nu bederven zou, indien de wijze Schepper de vrouw door eene kunstvolle inirchting er niet van bevrijdde. Eene onreine man, eene onreine vrouw maakte onder de oude bedeeling zelfs door aanraking anderen onrein, zij waren afgezonderden, voor het oogenblik gebannen uit de gemeente. | |
[pagina 59]
| |
Daarin ligt voor ons, kinderen van het Nieuwe Testament een hooge en rijke leering. Alles wat tot het geslachtsleven behoort, moet afgezonderd blijven. Op alles wat op onzen oorsprong en geboorte betrekking heeftGa naar voetnoot1) ligt het merk van beschaamdheid en schandelijkheid. Geen verrichting van den mensch is door de natuur en Gods Woord zoozeer met schaamachtigheid en oneer omringd, als de voortplanting van zijn geslacht; die daarom altoos en overal zoozeer in de diepste afzondering en verborgenheid plaats heeft, dat, zoodra zij die afzondering en verborgenheid slechts door woorden verlaat, de schaamachtigheid overgaat in schandelijkheid. Nochtans bereikt de mensch in de voortplanting van zijn geslacht, in de voortzetting van zijn wezen, het toppunt zijner natuurlijke ontwikkeling en voortreffelijkheid. Daarom kan het huwelijk heilig onder ons allen zijn. Daarom veroordeelt God den mensch, man of vrouw die de waarheid Gods verandert in leugen buiten het huwelijk. Dien geeft Hij over in de begeerlijkheden hunner harten tot onreinheid, om hunne lichamen te onteeren. Romeinen 1:24. Jongens en meisjes, laat Satan u niet bedriegen. God roept den mensch tot zelfverloochening, ook in de dingen, die ons geslachtelijk leven betreffen. Bevredig u zelven niet! Indien uw rechteroog u ergert, dat is tot zonde verlokt, ruk het uit en werp het van u, het is nut, dat | |
[pagina 60]
| |
een uwer leden verga en niet uw geheele lichaam in de hel geworpen worden. Indien uw rechterhand u ergert; houw ze af en werp ze van u, want het is u nut, dat één uwer leden verga en niet uw geheele lichaam in de hel geworpen wordt. Indien uw voet u ergert, houw hem af, het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan uwe voeten hebbende geworpen te worden in de hel, in het onuitblusschelijk vuur, waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgebluscht wordt. Zoo sprak Jezus, de barmhartige Heiland, die kwam om te zoeken en te zaligen dat verloren was. Wend u dan tot Hem, doodvermoeide, tobbende, worstelende ziel, gebonden en gedreven en benauwd door uwe zonde. ‘Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt’, roept uw God. Al waren uwe zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw. Satan is de Leugenaar, de Menschenmoorder van den beginne. Jezus Christus is de weg, de waarheid en het leven. Wend u tot den God van uw Doop, den God van uw Belijdenis! |
|