Kamper Kronijken. Deel 2. Kronijk van Johan van Breda
(1864)–Johannes van Breda– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Kronijk van Johan van Breda]De kenbare hand van Johan van Breda begint de Kronijk met het opschrift: ‘van de translatie des bisdoms van Vtrecht gedaen by bisscop Frederick van Baden tot behoeff heren Philips van Bourgoengien.’ Daarop volgen afschriften der brieven hierover gewisseld tusschen de staten van het Nedersticht en ridderschap en steden van Overijssel, ook de ingekomene vertoogen van Karel van Oostenrijk, destijds koning van Spanje enz., en van hertog Karel van Gelre door hunne afgezondenen, beginnende 24 April 1516 en eindigende met de verkiezing van Philips van Bourgondië. Deze stukken zijn evenwel niet volledig en dienen, zoo men een juist denkbeeld van den loop der langwijlige onderhandelingen hebben wil, aangevuld te worden met de correspondentie over deze zaak, voorkomende in het Archief van Utrecht, uitgegeven door Jhr. Mr A.M.C. van Asch van Wijck, d. II, bl. 140, No 722, tot bl. 215, No 842. En wederkeerig worden bij dezen stukken gemist, die door Johan van Breda opgenomen zijn. Te zamen gevoegd zouden zij een lijvig boekdeel vullen en eene diplomatische schaakpartij vertoonen over de vraag, of Philips, in het belang van het Huis van Bourgondië, tot bisschop zoude gekozen worden, dan wel niet, volgens den aandrang van hertog Karel van Gelre. Zoowel ridderschap en steden van Overijssel als de staten van het Nedersticht aarzelden tot het einde toe om zich openlijk en onbewimpeld te verklaren; de eersten eischten van dezen den ‘voorraem’ en drongen er nog den 14 Maart 1517 met ernst op aan. Na den laatsten brief van ridderschap en steden (ook bij van Wijck, No 831) volge dan de Kronijk onafgebroken. De brief luidt aldus: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Weerde, edele, eerbare, gestrenge en wijse heren, besonders guede vrunde. Juwer weerde jnd edele lieffsten scriffte op onse voirscriffte nv an ons gesandt, dair jnne wij begeert hadden eyn entlicke en onbedeckte voirraem opt voirgeuen des waelgeboren greuen to Nassouw stadtholder en ander heren van wegen ko. mat van Hispanien, en oick op de vterste menynge vns gen. lieuen heren van Vtrecht, met eenen bybrieff dair mede gesandt, hebben wy guetlicken ontfangen en vns dessen dach aen de Nyebrugge ter maelstede gevuecht, denseluen doen lesen, en hebben ons altijt verbaden, als wij noch erbieden mit uwen lieffden t doene als guede sanct Mertens en eenre luyde toestaet jn temelicken en geboirlicken saicken; dan soe v.l. rueren te blijuen voir eenen voirraem jnholt des brieues an ko. ma. van Hispanien gesant, dair van copie jn den brieff besloten was, myt soe veel meer wes v.l. der ko. mat to wylle en to lieue sullen moghen na recht en reden, dat v.l. dair toe met gueden hertten geneyget synnen en altijt wesen willen, beholtlicken uwer lieffsten rechten en priuilegien etc. want om reden en ander saicken willen dair an cleuende de translatie jn mate van v.l. begeert, geensyns doenlicken js en willen dair op an syn mat besenden, begerende vnse eyntlicke meyninge en offt wij oick dair mede schicken willen; soe jst, besunder guede vrunde, dat wij, t kent God, vth alsvlcken donckeren en bedeckten voirraem, soe veer jnt wylde geextendeert, nyet gruntlicken uwer l. volkomen en vterste meynonghe jn dessen saicken vernemen noch verstaen en konnen, oick gans en geheell verswygende tghene op vns gen. heren leste en vterste meynonge en scriffte to bedencken steet, hadden waell verhoept na gelegenheyt en so wy malcanderen toegedaen synnen, v.l. ons v meynonge wat opentlicker en onbedecter vithgedruct offt sus muntlicken myt ennygen verboetscapt solden hebben. En soe lange dan wij des gheen vorder bescheyt van u liefder meyninge en crygen, js ons nyet doenlicken noch behoirlick | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ennichsyns dair op onse antwordt to ramen noch van den onsen macht en beueell to geuene de besendinge mede an to nemen als uwe lieffden selfs voelen en mercken konnen. En bidden noch, soe wij altyt myt muntlicker en scrifftlicker begeerten v.l. versocht hebben, dat v.l. vns noch, het zij dan scrifftlick offt myt besendinge, verwyttigen en openen willen, woe wij deselue vwer l. scryffte en gruntlicke meynonge jnt eynde ten sluten hijr jnne verstaen sollen en ten allerlesten wesen wyl; willen ons dan hebben, holden en bewijsen der kon. mat eyn antwordt te geuen, men vnser zijde nyet anders voelen sall dan lyefhebbers des landes en vredes tot vnderstant onser priuilegien, soe guede sanct Merttens luyden en leden toestaet, dat wij begeren v.l. vns nyet qwelick noch anders dan in allen gueden, woe voir geruert, affnemen en verkeren voir een vruntlic antwort, dat wij tot allen tijden als guede en getrouwe vrende myt lijff en guedt geerne verschulden willen, kent Godt de almechtige, die v.l. jn zeligen wesen nummermeer verlathe. Gescr. op Saterdach na Reminiscere [14 Maart] anno xvij. Ridderscap en Steden van Ouerysell.’
Item op desse vors. scrifften hebben de staten des Nederstichts niet geantwordet, dan hebben stylswigende hore ambasiaten jnt hoff van Bourgoungien geschict om hoir ontscholt alleen to doen, nementlicken heren Johan heer tot Montfort, den deken van Sanct Peter met anderen horen vrunden, dair wt wel to vermercken js, dat se hoir ontscholt metten Ouersticht wolden maken en allen ongonst geerne op hoir gelacht hadden. En deselue ambasiaten des Nederstichts sijndt alsoe jnt hoff van Bourgoengen onderwesen worden, villicht met pennyngen en andere manieren, dat se elcx an horen vrunden t Vtrecht solliciteerden; sunderlinges mijn heer van Montfort, die te vorens contrarie was, screeff seer neerstich an sijnen vrunden bynnen Vtrecht, die oick contrarie geweest | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weren, dat se den huse van Bourgoungien nyet meer solden rebelleren, dan solden heren Philips van Bourgoungien willichlicken accepteren voir enen nyen heren. Dair op wordde capittel generaell geholden van den staten des Nederstichts, dair tselue alsoe eendrachtelicken wordde gesloten, heren Philips te willen ontfangen, ende en hadden de staten des Ouerstichts dair toe nyet verschreuen noch oick dair op nyet gevraget, noch oick hoir guetduncken, beslot en voirraem aen den Ouersticht nyet gesonden, als billicken behoirt hadde, dan hebben hoir dingen bij hoir seluen gedaen, als sij plegen, wair wt horen gront well to vermercken js. Item op woensdach voir ons heren hemelvaertsdach [13 Mei] was onse g.h. Philips van Bourgoengien bynnen Schoenhouen gecomen om des sonnendages dair nae bynnen Vtrecht to rijden, dan want mijn heer van Seuerys hem wee gedaen hadde an sijn been, die oick mede jnt geryt geweest syn solde, soe js de reyse opgestalt hent des dynxdages. Item de drie hoefftsteden van Overijssell hebben elx horen secretarium bynnen Vtrecht gesant om heren Philips den nyen heren vors. bynnen Vtrecht te syen jncomen en sijne gen. van der lantscappe en der steden wegen van Ouerijssell hertelicken willecom to heyten in sijner g. landt en synre gen. ouercomst jn den Ouerstichte metten yrsten to begeren. Item des dynxdages voir onses heren hemelvaertsdach, nementlicken opten dach Potenciane virginis [19 Mei], opten middach omtrent twaelff uren js heer Philips van Bourgongien, als een heer van Vtrecht, bynnen Vtrecht gecomen, seer heerlicken to peerde met omtrent dusent peerden sterck offt meer, die altosamen van harnas en peerden well wtgerust en gestoffeert weren. En heer Philips van Bourg. en sijn twee neven, als de heer van Fermes en sijn broeder, hadden elcx eenen guldenen paltrock an en ore peerden weren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebaerdeert met gulden stucken en de peerden van den jongen weren oick altosamen gebardeert, de een met golden laken en de ander met fluweel; oick werender seer veell volle curitsen etc. Dair was mede heer Henrick graue tot Nassouwe met iij½ c. peerden, de capiteyn van Betunen en meer ander heren. Oick was er de griffier van der oirden, die eertijdes zeligen hertoch Philips secretarius was geweest, en deselue griffier js geboren wten Peell van schamelen huysluyden. Item desse griffier hadde xviij peerden tot sijnen sadell en hij en sijn jonge hadden elcx een fluweelen stuck an met goltdraet doergestickt, en het peerdt, dair de jonge op sat, was gebordeert met een silueren net, van silverdraet gemaeckt, en elcke draet was soe dick als een passelicken vinger, en op elcken knoep van t net, twelck met carnieren gemaect was op dattet bugen mochte, dair was een groote vergulden bell an en beneden rondom t nette was er oick all voll vergulden bellen, twelck seer groot geclanck maeckten. Item de burgermeister van Vtrecht met noch twee van den rade gingen sijn genaden to moete jnt harnasch en hadden by sich omtrent iiijc borgers oick int harnasch met drie veenkens en gingen nyet verder dan voir sanct Katrijnen poirt. Item sijn genaden reeden voir t raedthuys; dair stonden sijn genaden vant peert en ginck to voet jn de buerkercke; dair wairt sijnen gen. enen langen tabbert an getogen en het choercleet dair bouen op en een ronde mutse opt hoefft; en de processien van de vijff collegien waren sijne genaden to moete gegaen an de buerkercke en brachten van dair metter processien in den doem, en jrsten jnt groot capittelhuys, dair sijn gen. den eedt yrsten doen en de brieuen besegelen moste na older gewoenten. En hielden sijn gen. noch enen nyen brieff voir, twelck sijn voirvaders nye versegelt en hadden, to weten dat sijn gen. geen oirloch annemen noch met nyemants enige verbontenisse angaen en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
solde dan bij consent sijner ecclesien en staten, dair sijne gen. lange op repliceerden, doch ten laetsten sachte, jndien de staten syne gen. dergelycke brieuen wolden geuen, soe weren syne gen. to vreden den brieff oick to versegelen, dair de staten oir beraet op nemen hent des anderen dages, dan sij en quemen nyet weder by sijnen gen. om sulcx to begeren, want sij wolden sijne gen. verbijnden ende en wolden selfs nyet verbonden sijn; dair by to vermercken js dat sij wolden muten na older gewoenten. Dit gedaen sijnde soe waerdt sijne gen. in der kercken opt choir gebracht opt hoge altaer; dair speelde men opt orgell en men sanck te deum; dair nae ginck sijne gen. opt hoff ter maeltijt. Item des woensdages gaff sijne gen. een maeltijt jn sancte Saluatoers kercke, dair alle de canonicken en vicarien van den vijff goidshusen ter maeltijt weren, voirt een deell van der ridderscap en de raedt van Vtrecht. Item de drie secretarij van den drien ouerijsselsche steden die weren dair mede ter maeltijt, en all de kerck was voll taffelen en voll volcks, en de taffell, dair onse gen. heer an sat, stondt voir t choer en was verheuen een mans lengte hoech en was ront om behangen met tapezerie seer costell. Item dair weren boven xl gerichten seer costell en alles dinges wasser menichfoldich en dair was groot triumph. Item onse gen. heer bleeff omtrent x dagen bynnen Vtrecht en converseerde met eenen ytlicken, meer metten ghenen, die sijne gen. in der translatien weren contrarie geweest en seer schentlicken van syne gen. hadden gesproken, dan met sijnen vrunden, dair men sijnre gen. groote wijsheyt en...... bij mocht mercken. Item alsoe de furst van Gelre den Vriesen onderstonde tegen den huse van Bourgoengien, soe hadde de hertouch van Gelre angenomen den gantsen hoep knechten omtrent vijm sterck, die den heelen wynter lanck hadden gelegen in Brabant op de leueringe tot behoeff des keysers. Soe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toegen deselue knechte doir 't Ouersticht van Vtrecht en deden dair grooten schaden, en togen voirt voir Dockum, daerse in de dorde weke voer lagen, en want die van Dockum van den Borgoenschen gheen ontset en cregen, soe mosten syt opgeuen. En van daer togen de knechten voirt na Waterlandt, daer se grooten schaden deden en veel brantschattes cregen, ende sloegen oick Alcmaer wt, dair se groot gelt, schat en goet cregen, en toegen voirt voir Asperen, twelck sij driemaell bestormden en met stormender handt jncregen en sloegent bynnen Asperen all doot datse vonden, ende en spaerden nyet, noch kercken noch cloesteren; den schoelmeister metten schoelkynderen en andere vroukens myt oren kynderen, diese opten arm droegen, hebben se all doot geslagen en hebbender alsulcken moert gedaen als veel van den Kristenen gehoirt js. Doch ten laesten hebben de Borgoensschen sich weder gesterct met omtrent xijc peerden en vjm to voet en hebben den gelresschen hoep vervolcht en veriaecht en eensdeels dair van doirsteken, en hebben in de Veluwen seer gebrant, dan en hebben nochtans nyet halff soe veel quaets gedaen als se well doen conden, twelck sij wt medelyden der armer wichter hebben gelaten, doch een barmhertich ruter is des duuels marteler. Item terseluer tijt waren bynnen Arnhem gecomen etlicke ambassatoers wt Vranckryk, die tusschen beiden een stilsaet maeckten en eenen dach beraemden bynnen Vtrecht, dair van der borgoensscher zijdt weren de greue van Nassouwe, de heer van Montany, heer to Culenborch en de balliouw van Henegouwen, en van den Gelreschen Henrick van Gent hoeffmeister, doctor Lange en de commendator van Arnhem, en weren ouer xiiij dagen lanck versamelt, alsoe dat de vermogende heer Philips van Boergoengien elect en confirmiert t Vtrecht en bynnen Vtrecht gehuldiget, metten vors. ambassatores wt Vranckryck soe lange tusschen beiden partien hebben gehandelt en gearbeydet, dat opten sonnendach | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
na onser lieuer vrouwen geboertendach [13 Sept.] een bestant js verraemt duerende vijff maenden lanck en hebben de soene compromitteert dat men se bynnen de vijff maenden sall wtspreken, ende dairop sullen de Gelressche de stadt van Asperen ruimen en weder ouergeuen, dair se van hebben sullen tyendusent croonen, en de hertoch sall oick bynnen de vijff maenden sijn handt trecken van den Vriesschen landen en steden, die syn gen. jnne hebben, tot behoeff der Bourgoensschen, en sall denseluen geen onderstant meer doen, en connen syne genaden denseluen Vriessen met guetlicheyt onderwijsen en bewilligen dat se de Borgoensschen, to weten den k. van Spaengien, annemen voir eenen heer, soe sall de furst van Gelre noch hebben xcm croonen, anders sall sijne g. nyet meer hebben dan de xm croonen. Dit vors. bestant gesloten sijnde, heefft de vors. heer Philips onse gen. heer van Vtrecht sich bereyt om ouer Yssele to reysen en de huldinge t ontfangen en js gereist s daegs na sanct Michielsdach, to weten op sanct Jeronimusdach [30 Sept.], na Enchusen om op sanct Remigiusdach van Enchusen to varen ouer de Zuderzee na Campen. Item opten vors. dach van sanct Jeronimus omtrent eenre wren na den middach heefft de stadt Campen sijne gen. toe moete geschict vier rijnschippen en twee roybaerdzen, seer well en lustich wtgerust van geschot en van goeden luden, en elck schip hadde sijn veentgen en sijn tromsleger en een piper ouer all, en van den vors. schepen weren de principaell hoefftluden Lubbert van Hattem en Johan Kruse van den rade dair toe gevuecht. Item de vors. schepen mochten van groff geschot schieten hondert en xx schoeten eer dat se behoefden to vullen en sij hadden oick seer veell hantbussen in den schepen. Item des donredages voir sanct Michiel tot sess wren des auondes, nementlicken opten xxiiijten dach Septembris, sterff heer Frederick van Baden, die bisscop t Vtrecht was en het bisdom an heren Philips van Bourgongien resigneert hadde, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en het scheen dat hij van ongenuechte sterff vermits de resignatie die hy gedaen hadde; sijn hartte was verteert, soe cleyn als een wallnoete. Item des donredages na sanct Michiell [1 Oct.] des auondes omtrent vj wren quam onse gen. heer heer Philips van Bourgongien to Campen an den wall to schepe van Enchusen, en die van Enchusen hadden sijne gen. geveylicht met hoir groote baerdze en de baerdze bleeff voir t diep liggen en sijne gen. weren in een zeyndtschip, dair syne genaden mede to lande quemen, en syne gen. weren opt landt eer dattet de raedt wuste, want se vermoeden to comen metten anderen schepen; doch de raedt waert sijne genaden wijs opten welle en brachten sijne genaden met xij tortsen in sijn hoff tot Kruesen huys. Item des saterdages weren sijne gen. to kercken in sanct Nicolaes kercke; dair sangt men de mysse seer heerlicken in musijck. Des sonnendages gingen syne gen. buten in onser lieuer Vrouwen kercke to kercken; dair weren de sangers van sanct Nicolaes gebeden, die sangen dair de mysse weder in musijck, en syne genaden deden den sangers to samen schencken van beyde de vors. missen acht philippusgulden, en sijne genaden bleuen tot meister Euerts huys van Ensse to gaste met sijnre gen. rade, en dair weren oick een deell van den rade van Campen ende ick secretarius. Dair hadde meester Euert een seer eerlicke costell maeltijt doen bereyden en dair wairt eenen grooten dronck gedroncken, duerende thent vier wren na den middach, dair sijne gen. oick soe lange tegenwoirdich bleuen en was seer vrolicken. Des manendages morgens schictten de raedt van Campen vier van den oldsten bij sijne gen. die sijne gen. enige articulen der stadt aengaende to kennen gauen. Item des dijnxdages [6 Oct.] omtrent eenre wren na den middach reden sijne gen. van Campen na Deuenter met sijne gen. peerden, die des sonnendages van Vtrecht ouer de Veluwe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weren gecomen, en sijne genaden bleuen des nachts by Wyndessem opt huys tot Zuethem en sijnre gen. hoefluden weren int cloester tot Wyndessem en dair weren oick verscreuen alle sijnre genaden amptluden die sich elix dair tegens gerust hadden. Item des woensdages reeden sijne genaden voirt tot Deuenter, dair sijne gen. ontfangen en gehuldet wordden; de schutten van Deuenter weren jnt harnass en weren sijne genaden to gemoete bij de moelens. Des donredages hadden sijne genaden den rade van Deuenter to gaste. Item des vrydages teerden sijne genaden opt wijnhuys met jofferen en met vrouwen. Item des saterdages, nementlicken op sancte Victoersdach [10 Oct.] anno xvij, reysden sijne genaden weder van Deuenter des namiddages en bleeff des nachtes tot Wyndessem jnt cloester en syn amptluden reden bynnen Swoll. Item des sonnendages dair naest reden sijne genaden na Campen en sijnre genaden amptluden quemen weder by sijnen genaden opten Stoudyck en reden soe voirt met sijnen genaden na Campen. Item de stadt van Campen sanden sijne genaden to moete de schutten met etlicke van den burgeren seer wel gerust met twee veenkens en weren omtrent iiijc sterck met twee tromslegers; dan in der stadt en was doe ter tijt gheen goet pyper to becomen. Wairomme de stadt van Campen sande eenen diener to peerde aen de stadt Swoll, begerende dat se eenen van horen pypers der stadt van Campen wolden leenen en senden op horen cost, twelck de stadt van Swoll weygerden, seggende, sy en condens nyet ontberen, woewell sy hem doch nyet en behoefden, twelck de stadt van Campen t anderen tijden weder hoirt to bedencken. Doch de stadt Campen hadden selfs noch eenen met een cleyn dwerspijpken, alsoe dat de hoep volcx sijne gen. seer well behaechden, als sijne gen. selfs sachten. Syne genaden quemen ouer de brugge omtrent tusschen twee eder drie wren na den middach en sat in een volle | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kurytse; dair hadde sijne genaden een paltrock ouer van golden laken en was doerhouwen, en het peerdt hadde oick een bordering van golden laken, en syne genaden weren omtrent hondert en xl peerden sterck well gerust. Item de burgermeisters en de raedt gingen sijne genaden to moeten met twintich heerlicker tortsen, staende van de brug aff na het tolhuys toe, en sijne gen. reden voir t tolhuys en tradt dair op met twee van syner genaden raden en den secretario, en de twee burgermeysters met twee van den oldsten wten rade en met een secretario gingen by sijne gen.; dair sede de burgermeyster aldus: ‘hoichweerdige, hoichgeboren, vermogende furst, genadige lieue heer, uwe f. gen. synnen ons seer hoichlicken willecom; wy bidden, dat uwe genaden ons willen versegelen onse olde priuilegien, rechticheiden en gewoenten, als uwer gen. voirvaders gedaen hebben. Dair heefft de secretarius bereyt drie brieuen, de eene holdende de confirmatie van den priuilegien, rechticheyden en gewoenten, de ander van t huys tot Vollenhoe, en de derde van den sess sloeten in den Ouersticht.’ Dair wordden de olde brieuen tegens de nye collationeert en voirt versegelt. Item ter seluer tijt als syne genaden bynnen Campen quemen wasset seer schoen weder en werm, alsoe dat sijne genaden wat verwermt weren, en opt tolhuys was bestelt een take wyns metten vergulden cop, ende sijne genaden droncken eens; dair solde oick bij geweest sijn een schaell met confect, dan dat was vergeten. Item den secretario, die de brieuen versegelde, waert gegeuen vier philippus gulden. Item als de versegelinge geschiet was soe waerdden de poirten weder opgedaen, die soe lange toegestaen hadden, en sijne genaden reden metten gantsen gerit de olde strate langes an sancter Nicolaes kerck; de tortsen worden gedragen an beyden zijden van sijnen genaden. Item de processie metten priesteren ende jongen wt beyden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kercken en metten obseruanten die weren gecomen bij de visspoirte en brachten sijnen genaden soe na der kercke. Item de raedt en voirt de schutten die volgden het gerith; onse gen. heer tradt voirt in der kercke en knyelden op t choer voir t hoghe altaer voir een banck, die dair toe bereydet en met sijden laken behangen was. Men spoelden opt groote orgell en men sanck jn discant Te deum, en dair nae: da pacem Domine. Item syne genaden bleuen soe lanck knyelende in sijn kuryts hent de sanck altosamen wt was. Doen ginck sijne genaden jn de sacristie en toech ander cleder an, eenen langen tabbert van seer costell golden laken, ende sijne genaden gingen weder om to voet van der kercken nae der stadt raedthuys, en de schutten die stonden van sancter Nicolaes kerckhoff aff voirt nae de klocke toe en dair gingen sijne genaden soe mits doer. Item opt raedthuys worden sijne genaden gesat op des burgermeisters stoelte, behangen met tapeetzerie; het was ouer all voll van wassen keersen en toertsen opt raedthuys, dan wantet noch dach was, soe en wordden de tortsen nyet ontfunct. Item achter het sitten buten des raedts stoelte weren twee tafelen gedect de een met syluer werck, en d ander met allerleye confect. De stadt hadde laten lecken twee halue amen ypocras, het een wat beter dant ander; doeh men hadde genoch gehadt aen een halue aem ypocras. Item men hadde in der apteken doen maken xlij ℔ confects. Item de stadt van Campen hadde doen setten voir t raethuys drie wijnpijpen op malcanderen, die gevult weren met holt en met torf, en bouen de wijnpijpen was een cruys ouergemaect van plancken en op elck eynde van den cruys en oick int middel stondt een peecktonne oick gevult. Voirt in elcker buerscap, in de olde strate en oick in de nye strate, dair sijne genaden hen gingen, stonden ouer all veell peecktonnen, die altosamen branden als sijne genaden bynnen der stadt quemen. De stadt hadden oick opten elcken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeck van den straten, dairt van noden was en van den raedthuyse voirt hoff vuerpannen staende, die alle auont, soe lange syn gen. bynnen Campen were, opgestoken wordde. Item als sijne genaden aldus opten raedthuse gebracht en op des burgermeisters stoel geset was, soe wordden heten wtgaen alle de ghene, die nyet en weren van onses gen. heren raedt noch van den rade van Campen. Dat gedaen sprack de burgermeister aldus: ‘hoichwerdighe, hoichgeboren, vermogende furst, gen. lieue heer, wij bidden dat uwe f. genaden van ons ontfangen willen de huldinge soe als uwer genaden voirvaders gedaen hebben.’ Soe nam de burgermeister de sloetelen van der stadt poirten jn der handt en sede voirt: ‘genedige heer, hier sijndt de sloetelen van uwer genaden stadt Campen, wij bidden oetmoedelicken dat uwe genaden ons sijn willen een goet genedich heer en beschermen ons jn all dat ons ancomen mach; wij willen weder om sijn uwer genaden goede getrouwe ondersaten, etc.’ Hier op antwoerdden sijne genaden persoenlicken, seggende: ‘burgermeisters, wij beuelen v de slotelen van onser stadt Campen, bewaert se als ghij dus lange gedaen hebben; wij willen v een goet genedich heer sijn en beschermen v voir all dat v ancomen mach; sijdt ons weder om goede ondersaten.’ Soe sede een van onses gen. heren raedt aldus: ‘heer burgermeisters en gij heren van den rade, dair op suldij mijnen genedigen heren hantastinge doen.’ Soe ginck elcx van den rade en gaff sijnre genaden de handt met behoirlicker credencie en dair mede was de huldinghe geschiet. Item voirt terstont soe wordden onses gen. heren reden en hoefluden gesat elck na sijnre weerden van bouen aff, dair de oldste van den rade plagen to sitten; dair voirt na gingen de burgermeisters en dan de raidt sytten; twee offt drie van den jongsten van den rade brachten het bancket an, to weten confect en ypocras, en oick rijnschen wijn voir den ghenen diet lusten, en onses gen. heren voirsnijde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bracht voir sijne genaden het bancket van elck confect een sunderlinge schale, en dan ypocras en oick rijnschen, en de schalen bleuen all voir sijnen genaden staende; dat duerde omtrent een uer lanck en van alles wasser planteyt; dat gedaen soe brachten de burgermeisters met vier van den oldsten syne gen. met tortsen jnt hoff. Item de raedt dede begeren, dat sijne genaden des maendag middages wolde comen teren jn den wijnkelre; dan sijne genaden die wolde hebben dat de raedt yrst met hem solde teren en badt den rade tegens des manendaghen middach to gaste. Item des maendages morgen wordden geschict vier van den rade, die synen genaden etlicke punten der stadt angaende to kennen gauen. Item sijnen genaden wordden des maendages morgen een stuck wijns ouer vj aem groot geschenct en met een stelle voir t hoff gebracht. Item des maendagen middach weren burgermeisteren, scepenen en rade metten secretarien by onsen genedigen heren to gaste, dair menichfoldige gerichte weren en zeer costell gekoket van alreleye. Item des dijnxdagen middach teerden sijne genaden jn den wijnkelre met joncferen en met vrouwen en metten rade en met goeden borgeren. Ende als sijne genaden quemen voirt raedthuys om in den kelre te gaen, soe schencten hem de raedt eenen schoenen hencxt, die sijnen genaden voir den wijnkelre presenteert wordde. Item de stadt schencten in den wijnkelre het gelach, dair was bij drie amen wijns gedroncken. Item sijne genaden deden den cost brengen voir sijne genaden en voir t huysgesin, en elcx van den rade en van den borgeren bracht sijn selfs cost mede. Item de drie steden hadden doen maken drie heerlicke vergulde coppen om sijnen genaden to schencken, dan se | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en weren nyet reede, doch naderhandt syn se sijnen genaden geschenct. Item des dynxdagen auont wordden sijne genaden gebeden opt raedhuys to banckette met jonferen en met vrouwen; dair waerdt de ypocras en het confect van allerleye zeer onbecrompen omgeschenct en omgedragen, en daer waert goet schier gemaeckt, alsoe dat onse genedige heer ende allet geselscap seer vrolicken was. Item des woensdages morgen wordden gegeuen en geschenct onses genedichs heren travanten tsamen vj phsgulden, den bottelgier twee phsgulden, den kock twee phsgulden, de twee lackeyen elcx enen phsgulden, den doerwaerder twee phsg., den sadelwaerder een hoornsg. en den secretario, die de priuilegien besegelde, waren gegeuen opt tolhuys als bouen vier phsgulden. Des woensdages middach wolden sijne genaden na Swoll hebben gereden, dan het was seer onstuerich en regenich weder, alsoe dat de reyse hent des donredages waerdt opgeschort. Item onses gen. heren hoefluyden en huysgesin quemen twee maell in den wijnkelre to gelage en de stadt schencten hem altijt het gelach, alsoe dattet der stadt van Campen eenen grooten pennynck costen. Item des donredages [15 Oct.] reeden sijne genaden tot Zwoll, dair sijne genaden oick gehuldiget wordden. De stadt Zwolle hadden sijnen genaden to moete geschict omtrent Vranckhuys vierhondert burgeren en hadden oick noch een vergaderinge van borgeren jnt harnass bynnen der poirten staende. Item des vrydages weren sijne genaden op Spoelderberch; dair deden de ridderscap en cleyne steden van Sallant sijner genaden huldinge; de geschicte raetsvrunde van de drien steden weren dair mede verscreuen en tegenwoirdich, die sulcx mede ansegen en hoirden, en anders en deden sij dair nyet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item des vrydagen middach hadden sijne genaden den raedt van Swoll en den geschicten van Deuenter en Campen to gaste gebeden; dan als sijne gen. wederom weren gecomen van Spoelderberch bynnen Swoll, soe weren an sijne genaden brieue gecomen, dat een groot getall van rutheren en knechten in Twenthe weren gecomen en wolden het gantse Ouersticht in roeff en brant stellen, en deselue rutheren hadden aen den drien steden ontseggelbrieue gesonden en nyet aen sijnen genaden, dair van de copie hier na volgen. Soe wordden de amptluden en andere ruteren, die sijne genaden by sich hadden, tot omtrent lxxx peerden geschict van stonden an na der Twenth en dair wordden oick tweehondert knechten angenomen en na der Twenten gesant, soe dat elcx van stonden an na huys reysen ende en bleuen bij sijne genaden nyet ter maeltijt. Item des sonnendages, nementlicken op sancte Lucasdach [18 Oct.] weren scrifften gecomen, dat de vreemde ruteren hadden jngenomen des saterdages omtrent den middach thuys ter Laghe en de stadt Oldenzeel en Oetmarssum sonder slach en stoet, want de luden mismoedich weren; en thuys ter Lage had men well geholden met vier mans, die werafftich geweest weren; dan Johan van Itterssum-Schenck, de castelleyn offt drost van thuys ter Laghe, die hadder een deell boeren opgelacht, die des handels onvervaren weren, om den costen to sparen, want hij die sonder gelt konde onderholden, alsoe dat hij selue vermits vrackicheyt het huys versuymt heefft. Item als de vors. vreemde ruteren Twenthe bynae al jngenomen en jn dingtael gebracht hadden, sijndt se gecomen in Sallant, ten Herdenberge, to Ommen, bij Berckmanbrugge en hebben dair een deell husen en oick Johan Mulerts des rentmeisters huys, twelck een schoen costell nye huys was, verbrant, en wolden voirt gecomen hebben in de voirstadt voir Zwoll, dan de bruggen van der Vecht weren affgeworpen. Item soe de greue van Bentem gescreuen hadde an enigen sijnen vrunden in den gestichte om de saicke tusschen den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vreemden ruteren to handelen, hebben enige hoefluden wten Ouersticht, als Adriaen van Reede en de gebroeders van Twickeloe, selfs an den vreemden ruteren versocht en gehandelt en by middell van den anderen vrunden van der ritterscap metten vreemden ruteren soe ver verkalt, die yrst voir horen schaden wolden hebben lm golden g. dat sijdt gebracht hebben op viijm gulden, to weten dat men hem solde betalen hoir scholdt en dair beneffen den twintichsten penninck to renten en dan voir horen schaden viijm g. alles na vermogen des concepts oick navolgende. Item hier volget de copie van den ontseggelbrieff bij den vreemden ruteren an den drien steden gesonden. ‘Wetet borgermeister, scepene vnde rade der steden Deuenter, Campen vnd Zwolle, des stifftes Vtrecht, dat wij Johan heer to Bueren, Goesen Kytteler, Syckebrecht vnd Herman van der Malsborch gebroeder, Johan vnd Albrecht van Moniekhusen gebroeder, Hermen van Meyngerssen, Toedranck Spextel, Henrick van Hertenberch, Otto van Zerssen, Hynrick vnde Frans van Halle gebrueder, Joest de Weyndt, Geert van Bolswynck, Godert Schelick vnd vorder ander, den ghij noch schuldich hier mede op den velde sijn, vnd ick Cort van Dorlle jnsunderheyt myt vch to doende heue om oirsaicke ick mit Aleff van Rechteren vnd mit sijnen anhange ick manichmaell voir jw veruolcht vnd vorklaget heue, werden juwer vnd des gantsen styftz Vtrecht apenbaer fygant, vmb oirsaicke ghij ons ontholdet en schuldich blijfft vnse gelt na lude vnd jnholt segele vnd brieue, vns dair op versegelt auergegeuen heuet, dat sulue wij to mennigen tijden ersocht vnd vnse heer en vrunde voir ons gebeden, allet van jw verachtet en nagebleuen is, wairomme willen wij mit vnsen heren frunden, hulperen vnd hulpers hulperen juw argeste doen to water vnd to lande, mit brande, mit roeuen, mit doetslaen, mit moerden vnd dair mede wij onse heren frunde vnd hulpers vns des best bekomen konnen, vnd wyllet hier mede myt desser onser scrifft vnse ere vnd gelymp genochsam verscriuen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veruolget vnd verklaget heuen vnd willen nha desser tijt nymandes he sy hoech edder zyde geboren jw eder yemandes dair van antwordden; dusses wijder ther orkunde heuen wij alle gebeden Johan heren to Bueren dat de vur vnss alle dussen brieff heefft versegelt, des wij dan samet gebruycken. Datum anno dni xvcxvij am mandaghe voir sunte Lucas dage ewangeliste.’ [12 Oct.]. Desse ontseggelbrieff waert onsen gen. heren heren Phs van Bourgien to kennen gegeuen, alsoe dat sijne genaden deden scrijuen an den vors. ruteren in formen navolgende. Doch want de tydinge quam, dat se thuys ter Laghe en de steden Oldenzeel en Oetmerssum jngenomen hadden en dattet lestich en swaer wolde vallen denseluen dair weder wt to crijgen, soe waert de vors. brieff van onsen gen. heren verholden en nyet gesonden, aldus ludende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Philippus van Bourgoengen elect en confirmeert Tutrecht.Eerbare, lieue, besundere, wij verstaen, dat ghij in weghe solden wesen v myt gewalder handt vp onse lande, stede en lude te keeren, onvervolcht en nyet versocht yrsten an ons. Ende offt ghij van sulcker menynge synnen, wy ons doch nyet en versien, en ghij dan enighe redelicke sprake op vnsen landen, steeden en luden vermeenden, dat wilt an ons veruolgen en versuecken, alst behoirt, willen wij deseluen vnsen lande en steden by ons verscrijuen doen en alsoe bescheyden, dat zij v doen, wij bevijnden behoirlicken sall wesen, ghij v des nyet beclagen doruen noch mit dusdaniger manieren ghij voir handen te versoekene mogen hebben. En offt ghij hier en bouen mit enighen gewalde, vnse lande en lude ouervallende wordden, dachten wij dat an v en de juwe weder om to versuecken jn gelijcken hoe apenbair straetschenders, en myt behulp van vnsen heren en vrenden oick op de lande holden, dair dorch en dair vth vns en den vnsen solck geweltlick auervall geschede. Dair na wilt v hebben en richten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en een antwordt scrijuen mit dessen vnsen baden, wes wij vns des tot v versien moeghen. Gescr. op saterdach na sancte Victoers dach [17 Oct.] anno dni xvij jn onsser stadt Zwoll.’ Dit navolgende js de ouerdracht die metten vreemde ruteren gemaect wordde, dair se mede wten lande gecofft wordden. Alsoe etlicke ruteren, nementlicken Johan heer tot Bueren, Goesen Ketler, Hermen Mengers met horen adherenten, vermits sij bij den Ouerstichte van Vtrecht van soldt en anders noch ten achteren en nyet betaelt weren, des sij de lantscappe van den Ouerstichte met roeff, brant, dingtael en jnneminge der steden Oldenzeel en Oetmerssum en der borch Laghe ouervallen hebben, soe js metten seluen vreemden ruteren gesproken en soe veer accordeert, dat men met hem bynnen der stadt Oldenzeel rekenen sall, en wes men dan bevijndt die lantscappe van Ouerysell hem schuldich sijndt, sal men hem deselue penningen metten hantgelden dair van bes noch verlopen, van twintich penningen eenen penninck to samen betalen bynnen der stadt van Munster op sanct Jans dach to midzomer naestcomende. En soe deselue ruteren, noch ten achteren sijnde, meer andere ruteren om horen soldt als vors. to manen hebt opgebracht tot horen grooten costen, als se seggen, soe sall de lantscappe van Ouerijsell hem dair voir gheuen en betalen op drie coningen auont naestcomende, oick bynnen de stadt Munster vors., acht dusent golden rijnsgulden van gewichten offt an anderen baren gelde bynnen Munster ganck ende geeff sijnde. Hier voir hebben geloefft bij eenre veltvenckenisse, dat dese betalinge als vors. geschien sall, Johan van Itterssum drost van Sallant, Adolff van Rechteren, Adolff van Rutenberch, Adriaen van Reede, Frederick van Twickell, Adriaen van Twickell, Joriaen Schenck drost toe Vollenhoe, meester Hermen Hagen, Hermen van Yselmuden, Berent van Munster heer tot Runen, Rent van den Cloester, Henrick van Westerholte; en indien de betalinge nyet en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geschieden, sullen se, tot vermaninge der ruteren vors. jnholden en jncomen tot Woluesborch offt totter Malsborch tot koer van de vors. ruteren, en hier van sullen se hoir segell en brieuen geuen. Sonder argelist.’ Item soe js metten ruteren vors. gerekent en js beuonden, dat hoir soldt metten renten daervan to samen beloept omtrent xvjm guld. behalve de viijm gulden, die men hem voir oncost geuen sall. Item hier op is de ridderscap van alle de vier landen ter dachfaert verscreuen, die elcx voir hoir hoefft geloeft hebben bij eenre veltvanckenisse den xij, die dair voir geloeft hebben, to vrien. Item jnt selue jair anno xvij begonnet te vriesen acht dagen voir sancte Merten en de Ysell vroes toe en oick de Zuderzee een stuck weges, alsoe dat men met sleden t Amsterdam voer ouer het ijs, en het was zeer coldt, strenge weder, en het begonde weder to doyen op sancte Andriesdach. Item onse gen. heer van Vtrecht, heer Philips van Bourgongien quam bynnen Campen acht dagen voir midwynter [14 Dec.] en hadde doen verscrijven een gemeene dachfaert bynnen Campen van ridderscap en steden op alrekynder dach [28 Dec.], en bynnen Campen wordden veell saicken gehoirt en geclaert. Item onse gen. heer vors. schencten op nye jairsdach [1518] beyden schutteryen bynnen Campen, als sanct Annen schutten en sanct Jorien schutten, met anderen borgeren, die sijnen genaden ouergehaelt hadden, to samen twintich golden gulden en twee aem wijns, die sij op eenre dach verdroncken, dair se toe beden allen mijns g. heren huysgesyn behaluen de reden, en weren altosamen well gedroncken en vrolicken. Item op sonnendach na der hilliger drie coningen dach [10 Jan.] reysden onse g. heer vors. ouer de Zuderzee na de Eem met drie rijnschepen wtgerust, dair Gheert Borchertsz. van des raedts wegen mede reysde, welcke schepen syn g. begeert hadden op sijnre g. cost, en sijne genaden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
quemen des auondes t Amsterdam, dair se sijne genaden met toirtsen jnhaelden. Item int jair xvcxviij in de yrste weke jn der vasten soe liet sich heer Phs van Bourgoengien elect t Vtrecht priester wyen. Item opten sonnendach daer nae, als op sonnendach Reminiscere [28 Febr.] waert sijne genaden bisscop van Vtrecht coroneert en gewyet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den gaerde in den stichte van Vtrecht, dair nae in den lande van Cleue geslagen en ouer all in den steden gerichtet.Item omtrent midvasten ao xviij sijndt twee hoop knechten jn den Ouerstichte gecomen, de eene hoep wt Westfrieslandt, dair Otto van Diepholt hoefftman van was, en de ander hoep van oesten, to samen sterck sijnde ouer viijm knechten, die een tijt lanck in den Ouerstichte gegardet en den armen wichteren jammerlicken bedoruen, dair nae jn den lande van Cleeff getogen, dair se oick treffelicken grooten schaden gedaen hebben. Soe syndt de heren to samen gesloten, als thuys van Bourgongien, de bisscop van Munster, van Coelen en hertoch van Cleeff en Gulick, en hebben sich gestercket to peerde en to voet, en hebben de knechten eensdeels geslagen en verjaget, en hebben voirt gesloten met meer ander heren, als metten bisscop van Vtrecht, onsen g. heren, en den bisscop van Ludick, dat men de knechten oueral sall veruolgen drie jaren lanck duerende, en wair men se bynnen hoir lande becomen konde ter justicien to stellen, en gheene ledichgangers noch vergaderinge van knechten to lyden, en dat oick geene knechten enigen wtheemschen heren dienen en sullen, sij en hebben een brieff van horen heren, dair sy onder geboren offt geseten syndt, dat se dair toe oirloff hebben, bij der seluer penen, twelck alsoe ouer all publiceert js wordden; en van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seluen knechten sijndt bynnen Campen xiij knechten, bynnen Swoll xvij knechten ter justicien gestalt. ‘Lieue vrenden, so als de k. mat van Spaengen bynnen cortz verleden dagen mit ons en ander naburheren verdraegen is, sekere mandamenten to laten publiceren en vercundigen na jnneholt dess hyr ingelachter copien, en want ons dan sulcke mandamenten genoech beduncken op redene te stane, gemerct sonderlinghe de grote verderflicken schaeden, de de knechte onse en meer ander lantschappen to meer stonden togevoicht hebben, begeren wy en ys well onse meninge en guetduncken dat gy en andere onse amptluden aldaer, den wy hyr op mede gescr. hebben, t inhouden van den vurs. mandamente achteruolgen en doende tselue publiceren, alle vremde krigesknechten, de gy in onsen lande aldair becomen conne, zonderlinge die ghene, die wy verstaen vercleet te gane als pelgrimme, oick de ghene van vnsen ondersaten en anderen, de laist in onsen lande aldair metten hoep knechten gelegen en de selue jammerlicken beschadiget hebben, antasten en apprehenderen en na gelegenheit ouer hem luyden geschyen laten dat na rechte behoeren sall, verlaten wy ons gensselicken. Got zij mit v. Gescr. in onsen slote Duerstede ij maij anno xviij. Philippus. Herdinck. - Aan de dre steden Deuenter, Campen en Zwolle.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
By den Koenynck.‘Onsen lieuen getrouwen stedehouder president en luyden van onsen rade in Hollant saluyt en dilectie. Also wy tot diuerse stonden onder anderen hebben doen en laten publiceren en vthropen ouer all onsen landen en herlicheyden van herwerts, en dat nymant van onsen ondersaten, van wat state offt conditie hy ware, hem vorderen en solde vth onsen lande to trecken om jn enige vergaederinge van knechten offt voer krigesknecht hem in denste to bestellen sonder onsen wette en consente, en voerts dat alle vremde knechten en ledichgangers van stonden an vth vnsse landen vertrecken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
solden op de voerboerte van lyue en guede, twelcke neit achteruolget en ys gewest, daer vth gekoemen en geboert ys dat seker grote mennichte van knechten so van vnsen vndersaten en anderen vremde vthlandige vergaederinghe gemaickt en in diuerse landen en quartieren gelegen, getert en de ondersaten van den plaeten landen derlick verdruckt, verlast en beschaediget hebben gehadt, en het so sy dat wy nv in solcke vergaederinghe, voernemen en gewalt to schuwene, mitten hoichwerdichsten hoichgebornen ffursten onse leue neuen de ersebisschop van Collen, mitgaeders de hertoghen van Cleue en Gulick, bysschoppen van Ludyck, Vtrecht, Munster en anderen ffursten en heren seekere ordinantien geraemt en gesloetten hebben, by der welcker gepubliceert, vthgeropen en gebaeden sall worden ouer all hoeren en onse landen en herlicheiden, dat nymants van den ondersaten van den buten wetten en wille van zyn lantffurst en heere hem in enighe vergaederinghe van knechten ofte in denste van krigesknechten en stelle noch ergheue, op pene van der galgen en vth den lande verbannen te zyne, en inden enighe knechte in de selue landen ouerquemen to waeter off to lande, van wat natien die weren, in meninge vergaederinge te maeken, dat de officieren en amptluden van den seluen landen de solde doen en laten vangen en straffen by de pene vors. So ist, dat wy dessen angesien willen ons hyr inne quyten so dat behoert, v ontbeden en beuellen, dair to committerende mits dessen onsen breue opt dats noit zy, dat ghy terstont en sonder vertreck doet en latet kondighen en vthroepen ouer all onse landen en herlicheiden van Hollant en Vrieslandt, dair men gewontlyck ys vthropinghe publicatien te doen, dat nymants van vnsen ondersaten of anderen, van wat state, natie offt conditie hy zy, hem voertan en voerdere vth syns ffursten en heren landen to trecken sonder wette en consent des seluen ffursten om enige vergaederinge van knechten to maekene offt hem in enighen denst als krigesknechten te stellen offt ergheuen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en vorts dat alle vremde knechte en ledichgangers geen heren offt meester hebbende, ruimen en vertrecken vth allen vnssen landen en herlicheiden bynnen sess daegen na der publicatie van dessen, en dyt all op pene en verboerte van lyff en guet, aduerterende en wairschouwende eynen yegelick, dat inden yemants, wy hy weer, na de vors. publicatie beuonden woerde in enige van den landen en ffurstendomen vors. offt anderen to waeter offt to lande in meninge enige vergaederinghe van knechten to maeken offt hem als krigesknechten in andere ffursten en heren denst te bestellen, dan van zyn naturlyken lantffurst, offt oick datter enige vremde knechte offt ledichgangers, geenen heren of meisters hebbende, in onsen vors. lande beuonden worde na de sess daege van de vors. publicatie, in den geualle de selue knechte en ledichgangers sollen geuangen, gegreppen en gestrafft worden by der pene vors., in wat lande offt steeden zy beuonden en gegreppen sollen moegen wesen, procederende en doende procederen tegens de ouertreders van desser onser ordinantie en gebode by der pene woe verhaelt, sonder verdrach offt dissimulatie, vp pene selue dair aff gestrafft en gepunyeert te worden, want ons also geliefft. En des te doene gheuen wy v vullekoemen macht auctoriteit en sonderlinge beuell; ontbeden en beuelen allen anderen onsen rechteren, justicieren, officieren en ondersaten dat zy v dyt doen ernstelick verstaen en obedieren. Wy begeren dat t'inhouden van dessen mandamente gepubliceert worde van stonden an. Datum vt in literis. Herdinck.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den oploep bynnen Campen geschiet ae xix opten verloren manendach.Item anno duysent vyfhondert en negentiene den tienden dach Januarij soe hebben de gemeene borger mitten gilden, dorch etlicke van de meente van hoer daer toe geschicket, den raede dese articulen voergeholden, wyllende de selue achtervolget hebben. ‘In den yrsten begeren en wyllen die ganse gemeene borger mitten gilden dese articulen nabes. eenen voortganck te hebben. Item ten yrsten vrij te wesen gelycken ouer hondert jaeren weren, to weeten cijs aff en broeck en weyden vrij. Dat anderde den arffraedt aff. Item dat derde js, dat sij wyllen van stonden an kysen acht en veertich gueder borger, wellicke sullen der stadt Campen geswoeren meente wesen en macht hebben den raedt te kysen en te versetten, en sullen eenen vryen coer hebben te kysen den vreemden borgeren soe wel als geboren borgeren na hoeren guetduncken, en oeck sullen de xlviij borgeren onder hem kysen acht offte tyen gueder mans, die der stadt van Campen renten boeren en wytgeuen, en sullen alle jaer eens offte ij mael den raedt en gemeente rekenscap doen.’ Item daer na des dingedages na den hilligen drien koningen hebben de selue gilden en gemeenten noch meer ander articulen bygebracht en daer van eenen breeff begeert, die hem gegeuen js na luyde desser nabes. copie. ‘Allen en een jegelicken, den desse breeff getoent sall worden, doen wy burgermeysteren, scepen en raedt en geswoeren meente der stadt Campen kondt en te weeten, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wy ter begeerten van den gilden en den gemeenen borgeren en om nutticheyt, walfaren en profyt der stadt en gemeene borgeren vors. desse navolgende articulen en punten belieuet, ouergegeuen en eendrachtelicken gesloeten hebben, die ten ewygen daegen to duyren en te achtervolgen. Ten yrsten hebben de gilden en gemeene borgeren gecoren achtenveertich borgeren, die der stadt van Campen gesworen meente wesen en blyuen sullen ten ewygen daege, en weert saecke dat eynich van dessen vors. xlviij storue offte daer wyt jn den raede vercoren worde, sullen alsdan de ter tydt jn Campen syndt van stonde an eenen anderen jn die steede kysen eer men den doeden toe kerckhoue brenget, alsoe dattet getall der achtenveertich gesworen meente altydt voll syn en blyuen sall, en desse vors. xlviij gesworen meente sullen voertan alle jaers des sonnendages na der hilliger drie koningen den nijen scepenen en den raedt kysen, en sullen hoer vryen coer hebben toe kysen en te verkysen soe well wytheemsche als geboren borgeren na hoeren guetduncken, beholtelicken dat se kysen sullen guede eerlicke borgeren, die genoech geeruet en geguet sijndt, en nyet te kysen noch jn raede noch jn meente, die jn den bloede nader synt dan jnt derde lit; en weert bij alsoe, die jn den raedt gecoren wordt, den stoell des rades neyt besitten en wolde, sall gebroecken hebben ter stadt behoeff hondert olde vranckrixsche schilden. Voert hebben de vors. achtenveertich gesworen meente onder hem gecoeren twee van den raede als cameners mit tweleff persoenen der vors. meente, die dit jaer der stadt rentmeysteren syn sullen, daer van tellickens vier teffens mitten tween cameners vors. jn der rentmeysters camere sitten en aldaer alle der stadt gueden, renten en opcoemingen, wat dattet sij, neyt daer van wytgenomen, ontfangen en opboren, en alle der stadt onraet daer van weder betaelen sullen, negen weecken lanck durende, en tendens de negen weecken sullen de vors. cameners mitten vier rentmeysters van allen hoeren ontfangen en wytgeuen rekenscap doen voer den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raede en der gemeente vors., en daer na sullen weder andere viere van den tweleff personen rentmeijsters syn, oeck negen weecken lanck durende, en soe voert van ix weecken tot negen weecken dat ganse jaer durende, en tendens dessen jaer sullen sij weder ander tweleff rentmeysters onder hem kijsen en soe voert van jaer tot jaer ewijch durende; en voert wes de vors. achtenveertich geswoeren meente ouereene coemen mitten raede en ordiniren dat der stadt Campen nutte en orber js, nw offte hier namaels, sall tot allen tyden vast, stede en ongebroecken geholden worden, beholtelicken dat de vors. gesworen meente hoeren vryen coer van den raede beholden en hebben sullen, soe boeuen vors. staet. En js voer dat yrste ouercoemen en gesloeten, dat de nije accijse de nw toe Meije anno achtiene opgesat sijndt, aff en toe nyete syn sullen, beholtelicken wye daer aff voer dessen dach schuldich synnen sullen opleggen en betaelen; voert sullen de broecke en der stadt weyden tsamen vry syn na older gewoenten. Dit vors. sall van stonden an angaen en voertganck hebben; en om dit vors. t achteruolgen, soe hebben de achtenveertich meenten den raede van Campen eenen eedt gedaen der stadt trouwe en holt te syn; des hefft de raedt van Campen weder omme geloeft der stadt van Campen en gesworen meente trouw en holt te syn, by den eede sy onsen gen. heren en der stadt gedaen hebben. Sonder arglist. Des tot oerkonde hebben wy burgermeysters, scepen en raedt der stadt vors. segell hier an doen hangen jnt jaer ons heren dusent vyffhondert en negentiene den dinxedages na der hilliger drier koningen. [11 Jan.]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anno xvcxix den xjen dach Januarij is desse navolgende publicatie ter begeerten van der meenten affgeroepen.Scepenen ende raidt mit hore geswore meente gebieden, dat alle borgers ende jnwoeneren der stadt Campen sick sullen van stonden an to vreden geuen en jn geenrelye wyse geruchte maken by nachte offte by daghe, ende sullen eenen houesschen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mondt hebben op scepenen en raedt en gemeenten by eene pene van lyue ende van goede. Ende weert saicke dat enych die in der stadt weer, die enyghe logenachtige tydinge anbrochte, dair tweedracht aff comen mochte, sal men hem affnemen datter een ander an dencket. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dair nae den xiiijen Januarij is desse publicatie geschiet.Scepenen en raidt mitter gesworen meente en gedeputeerden van den gilden laten weten en gebieden, dat de gilden en gemeene borgeren nyet meer waken en sullen, want men de waecke voirtan byeden sall by der stadt wakers na older gewoenten, en wye geboden wordt to waken en by huys js, die sall selfs persoenlicken waken, ten weer dat hij cranck en sieck wer, soe mach hij eenen anderen gueden man jn syn stede setten en dat by consent der burgermeysteren by xl ℔. En nyemant en sall voirtmeer enych onstuer bedryuen myt slaen aen der stads poirten en sloeten, offte anders jn enyger manyeren myt woerdden offte myt wercken, by eene pene van lyue en van guede. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item opten saterdach na Ponciani den xven dach Januarij soe hebben de hoeftluden van den gilden en de gesworen meente desse navolgende articulen den rade bygebracht.Soe hebben de ghilden metten gemeenen borgeren en gesworen meente ouerdraghen, dat men dit jaer lanck scepenen en raidtspensie gheuen sall na older gewoenten. Item des sullen scepenen en raedt to rechte en tho rade comen, to weten bouen opt huys als de scepen klocke geluyt js, en wye van scepenen en raedt dan dair nyet en is, wanneer de yrste saicke gehoirt is, sall gebroken hebben een mengelen wijns, en wye coemt nae dat de anderde saicke gehoirt ys, sall gebroken hebben een quartte wijns, beholtlicken altijt noet saicken en oirloff van den burgermeisters. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item voirt dat oick telckens beneden voir den boem als men recht holt, sess offt vier scepenen, die dair toe by den scepenen geordineert wordden, sullen tegenwoirdich wesen, elcx van hem oick by eene pene van een mengelen wijns. Item dat de burgermeisters, alse lestige saicken offte brieuen hebben, en hem dan van noeden dunckt, scepenen en raedt tellickens sullen mogen doen verboden, by eene pene van een quaertte wijns. Item dat de burgermeysters die absenten, die gheen nootsaken en van hem gheen oirloff en hebben, den secretarien sall laten teykenen, het welck de secretarien alsdan wt beueell des burgermeisters doen sullen by horen eede en alsoe den kameners metten rentmeisters ouerleueren. Item voirt begeeren de gemeene borgeren en ghilden en gesworen meente vors. dat de partyen, die in rechtsaicken met malcanderen te doen hebben, sullen comen by den secretarien en laten hem teykenen, en wye dat voir geteykent wort, hij sij arm offte rijcke, sal men voir horen, en men sall ter tijt eene partye opeysschen en die ontscheiden, soe veer als doenlick is, en soe voirt, die dair naest geteykent is, die eene na den anderen als men in anderen steden doet, en den luyden soe to helpen en to scheiden soe lange den eersamen raedt drachelick js to sitten. Item noch is by den seluen ouerdragen, to weten als men den nyen raidt vernyet heefft dat men metten seluen alsdan des middags jn den wijnkelder teren mach na older gewoenten, dan des auondes noch tot gheenre tijt tot des nyen scepenen huys nyet to gaen schencken, soe well vrouw als man, by eene pene van xl stadt ponden, soe menich mensche soe menige koer ter stadt behoeff. Item dat die scepene gheene oncost doen en sullen als men nye burgermeisters kiesen sall bouen op dat raedthuys offte als men nye officien kyesen sall, het sy dan kerckmeisters, werdeyns, bierproeuers etc., dan sullen dat doen des saturdages morgens sonder enige cost to doen en dan gheen recht to holden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item voirt dat men na sancte Lucien dach opter stadthus noch in de vastelauonts dage in den wijnkelre noch als men nye borgeren maect, gheene oncosten meer to doen, en als men der stadt excijsen, landen, wateren en anders verhuert, gheene oncosten te doen van wijne to schencken in den gelage, noch wter kelre to gaen in de scepen camer om dair oncoste te doen, dan alleene behoirlicke oncosten an der taffelen jn den keller. Item soe en sal men voirtan nyet setten op eenige officien dan alleene des ouersten burgermeisters quart in den wynkelre to geuen na older gewoenten. Item dat scepenen, raedt noch meente noch nyemants van den dieners voirtmeer totten vier hoichtyden, noch als men de rekenscap op dat huys doet, enigen wijn hebben sullen. Item men sall schencken nyemants dan wtheemsche heeren en andern prelaten en yrste myssen na der stadt boeck en na older gewoente. Item alle reysen, die nyet lestich noch treffelicken en sijndt sal men met brieuen affscrijuen en berusten laten; dan van groote treffelicke saicken dair de stadt offt oren borgeren profijt jnne gelegen were off schade aff comen mochte, sal men bereysen en reysgelt geuen na der stadt boeck en na older gewoenten. Item voirt wyllen de gemeene borgeren en ghilden, dat die xlviij gesworen meente an hem holden ende verdoen sullen alle desse offitien, als brugmeister, paelmeister, weydemeister, weertmeister, dyckmeister, schutmeister en dergelycken, soe sij dat ordineren sullen. Item voirt hebben deselue ouerdragen, dat de kerckmeisters van den hilligen geest mercktmeisters wesen en alle profijten en bruecken hebben en keeren sullen tot des hilligen geestes profijt, en begeren dat men den eedt der visschers oick stellen will op een behoirlicke pene tot des hilligen geestes profijt vors. Item soe wye van rade offte van meenten hem absen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teerden als men rekenscap doen sall, die sall verbuert hebben een take wijns, ten weer by noetsaicken en by oirloff van den burgermeister. Item die olde muermeisters soe well van den rade als van der meenten sullen blyuen in de cijscamer hent tot Meye. Item men sall opter stadt stall holden vier rytpeerden en nyet meer, en jonge peerden op to stallen nae guetduncken der cameners en rentmeisters, en de rentmeisters sullen hoy en hauer bestellen. Item de diener opt tolhuys sall dit jair dat tolhuys bedienen en loen hebben na older gewoenten en tot alle negen weken jnbrengen op de rentmeisters camer in handen der cameners en rentmeisters in der tijt alle ontfangen, by sijnen eede den hy den raedt van Campen gedaen heefft, wes hy in den vors. negen weken van den tollen opgeboert heefft, oick nyet dair op te laten setten, twelc der stadt van Campen afgaen mach, bij den seluen eedt. Item soe sal men in elck espell kyesen twee van den rade en vier van der meenten tot hofftluden. Item op de wachte sal men altijt ordineren een van den rade en twee van der meenten. Item alle die ghene, die bouen de poirtte en opten vloedyck jn harden dake woenen, sullen hoir koyen int broeck slaen in dat espell, daer se woenen, tot kentenisse der hoeftluden die dair toe gevuecht sullen werden, beholtlicken dat de Hageners hoir koyen jnt Hagener broeck slaen sullen na older gewoenten. Item om te wetene wat de stadt ten achteren js, soe sullen alle rentmeisters, muermeisters en officianten, die noch gheen rekenscap gedaen hebben, rekenscap doen voir sancte Peter naestcomende en alle wthstaende schulden jnmanen van stonden an. Item soe dan de ghemeene burgeren en ghilden onder hem achtentwintich hoeftluden gekoren hebben, welcke vors. hoeftluden voirtaen achtenveertich gesuoren meente ghe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
coren hebben en denseluen beuell gedaen, dat sy van allen restanten, die men der stadt schuldich js, woe en waer die gelegen mogen wesen, rekenscap ontfangen sullen tusschen dit en sancte Peter naestcomende, hetwelck de gesworen meente den hoeftluden vors. sullen to kennen geuen wes de stadt dan ten achteren is, etc. hebben de xxviij hoefftluden vors. den vors. achtenveertich gesworen meenten myt consent en volboert van den ghilden en gemeenen borgeren de volle macht gegeuen alsdan wth to stellen schattinge offte andere excijsen, allent na guetduncken der vors. gesworen meenten om eens voir all wten last van de restanten te comen, en dat vors. sal men aldus teykenen in der stadt boeck. Item voirt hebben se ouerdragen, dat men alle renten, die nv sancte Peter verschijnen sullen, en alle schulden van dessen dach aff betalen sall in handen der ij cameners en vier rentmeisters en de slotelen van des rentmeisters camer den vors. van stonden an ouer to leueren. Item voirt dat men des dijnxdages nadat de raedt vernyet js, een eerlicke maeltijt op dat huys met malcanderen holden sall en dair nae gheene oncosten meer. Item voirt is ouerdragen, offt dair yemant storue van den xlviij gesworen meente, dat alsdan de xxviij hoeftluden geholden sijn sullen sulcx der meenten to kennen to geuen om eenen anderen weder in de stede to kyesen, soe dat bestempt is. Item als yemant van den xxviij hoefftluden sterfft, sullen de andere dan ter stede wesende eenen anderen in de stede kyesen eer men den doeden to kerchoue brengt, en men sall nyemant kyesen naerre als in dat derde lyt. Item soe daer vorder verloep is geweest in den drien gasthusen, als ten Hilligen Geest, sancte Geertruyt en sancte Catrinen, ouermits voelheyt des volkes ouer t getall dair de vors. gasthuysen op gefundeert sijndt, daer doer deselue gasthuysen merckelicken ten achteren gegaen sijndt en noch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaen, soe ys ouercomen by den seluen, dat die kerckmeisters van den gasthuysen myt horen prouisoren de volle macht sullen hebben, als dair eene stede ledich js, die enen anderen to vergeuen na oren guetduncken en nyet ouer t getall to gane by de pene na der stadt boeck, en weerdt by alsoe, dat enich van den proueners sich anders halde dan de fundatien vermelden, sall de raedt den kerckmeisters sulcx helpen straffen. Item oick is ouercomen by den seluen, dat alle die ghene, die kercken offte gasthuysen schuldich sijndt offt schuldich wordden, het sij van renten offte van comenscappen, dair voir sal men se mogen panden sonder bieden. Item voirt is ouercomen, dat nyemants ouerscrijuen sall bij den rentmeisters op enige officien, renten offt anders, dan de rentmeisters sullen seluen ontfangen en wtgeuen metten gereden gelde sonder overscryuen. En wes hijr vors. nyet bestemt en ys, sullen de vors. kemeners metten rentmeisteren schicken en ordineren mogen na nootdrufft en profijt der stadt. Item de ghilden en ghemeene borgeren vors. metten hoeftluden hebben gekoren desse navolgende xlviij gesworen meenten luden, die gesworen hebben der stadt trouw en holt to syn, als:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voirt hebben de vors. gesworen meente gekoren van den rade twee kameners, die dit toecomende jair xix het ganse jair doer der stadt cameners sijn en àltijt met vier rentmeisters van der meenten navolgende sitten sullen na vermogen des briefs voir geregistreert. To weten: Gheert Borchertsz. Lubbert van Hattem, kameners.
Tot dusverre de Kronijk over deze belangrijke regeringsverandering. Dit verslag is evenwel niet volledig en dient aangevuld te worden met hetgeen er in het jaar 1520 en 1521 op gevolgd is. Na deze verkiezing van 48 leden der gezworene gemeente werd het jaar 1519 in geschillen over het inwendig beheer met den aangeblevenen raad doorgebragt en den 11 Oct. vinden wij: ‘Hebben de hoefftluden den rade en der meenten voirgeholden, dat sy hebben wolden bouen van den raedthuyse twee hondert haeckbussen, die sy bestellen wolden dairt hem beliefden in den borger huesen; dairop is by den rade ouercomen, dat de xlviij van der meenten soe veell bussen solden nemen alst hem belieffden, die sy solden bestellen, dair se meenden dat se well bewaert weren tot beschermenisse van der stadt, dan de raedt en dochtet neijt geraden. Des anderen daeges sijndt de vier anderde rentmeijsters metten hoefftluyden oppet huijs gecoemen en hebben hondert haeckbussen van den huyse gehaelt en gevoert jnt bushuys en dairna van dair | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevuert dairt hem beliefden sonder weten van den rade.’ Het deed den eenen of anderen aanslag vermoeden, die ook bij de aanstaande verkiezing uitgevoerd werd door de zuivering van den raad en de aanstelling van personen, die het vertrouwen van burgers en gilden bezaten. De volgende officiële stukken geven er verslag van. ‘Gepubliceerd anno xvcxx des sonnendages na trium Regum. De gemeente groet en cleijn mitten hoefftluyden van den gilden gebieden, alsoe sij nw den coer van scepenen en raedt gedaen hebben, dat een jtelick den seluen, die nw gecoren sijndt, voertan voer hoer heren en ouersten sullen holden en den seluen daer voer eeren en achten en sullen achteruolgen en doen wes sij hem gebieden jn cleyn en jnt groet, ende en sullen oeck den olden heren, die nw nyet gecoren en sijndt, mit gienerleyer maniren verachten offte daer op spreecken; en offt daer ijmants jn eijniger wys tegens dede mit woerden offte mit wercken, den salmen straffen an lijeue en an guede tot claringe van den seluen scepenen en raede vors. en waerschouwen daeromme eenen jegelicken dat sij eenen hoefftschen mont voeren en sich voer alsulcx wachten, want ment voert an scarpelicken wijll berichten.’ ‘Dit navolgende hebben beyde gemeenten groet en cleyn en alle de hoefftluijden van den gilden van wegen der gemenen burgeren den acht personen, als vier van der groeter meenten en vier van den hoefftluijden, die nw scepenen en raedt gecoeren hebben, dit navolgende geloefft. Alsoe nw vier van de groete meente en vier van der cleijner meenten offte hoefftluijden, daer toe van der meenten groet en cleyn gecoeren en bij groeten peenen gedrongen synde, den coer van scepenen en raedt, bij oeren eede daerop gedaen, hebben doen moeten, wellicken coer sij oeck alsoe na wijlle van der meenten en der ganser burgeren gedaen hebben, soe geloeuen de meente groet en cleyn mitten allen den hoefftluyden voer hoer en hoere nacomelingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
samentlick en ellix van hem bysonderen bij hoeren eede en bij allen hoeren eeren en trouwe, den seluen acht personen daer jnne tot allen tyden en op allen plaetsen te verantworden en te verdedingen en jn allent dat hem daer van tot eijniger tydt ontstaen offte ancoemen mochte t ontlasten en te vrijen en hoer lijff en guet daer jnne tot allen tijden bij hem optesetten, en weert saecke dat daer ijmants tegens dede offte sede mit woerde offte mit wercken, den geloeuen sij mit scepenen en raedt an lijff en guet te helpen straffen tot claringe van scepenen en raedt vors.’ Dit vors. hebben scepenen en raedt, die nw gecoeren sijndt, den seluen acht personen oeck alsoe geloefft en geseeckert als vors. staet. Hierna volget de nye brieff, daer nae men den raedt en beide meenten kiesen en ander ordinantien onderholden sall en hier mede is de yrste brieff (bl. 25) gedodet. ‘Wij burgermeysteren, scepenen en raedt der stadt Campen bekennen mit dessen breue, dat wij mit volbaert en rijpen beraede onser geswoeren meenten groet en cleyn en voert ter begeerten en mit consent der gemener burgeren eendrachtelicken met malcanderen gesloeten, gesat en gewyllcoert hebben desse navolgende articulen, die ten ewygen daegen te duijren en te onderholden. Ten ijrsten dat viere de treffelixste en vernufftichste wytten gilden en viere de treffelixste en vernufftichste van sunte Anne en noch viere de treffelixste en vernufftichste van sunte Joriens schutten, daertoe te samen geordineert, altydt de cleijne geswoeren meente sullen kysen en verkysen, en dat de cleijne geswoeren meente voert kysen en verkysen sullen de groete geswoeren meente, doch nijmants jn beyden vors. meenten te kysen dan guede eerlicke en onberuchtichde burgeren, van den besten, die men becoemen can; en desse coer van den vors. beijden meenten sall geschien soe geringe ymants van den seluen gestoruen offte daer wyt jn den raede vercoren weer, alsoe dattet getall der seluer meenten sall voll blijuen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voert js ouercoemen, dat de groete en cleijne geswoeren meenten vors. den vryen coer hebben sullen van scepenen en raede te kysen en te verkysen ten ewijgen daege. Toe weten dat de vors. beyde geswoeren meenten alle jaer opten sonnendach na der hilligen drier koeningen des morgens toe soeuen vren opter stadt huys coemen en aldaer sesse van der groeter en drie van der cleyner meenten, wijt tweleff van den nuttichsten wijtter cleyner meenten vors., daer toe gecoeren en den burgermeijsteren gepresentiert sijnde, by der boenen wytloeten sullen jn tegenwoerdicheyt en by todoen van beyden burgermeysteren jn der tydt, wellicke negen persoenen van stonden an, soe gerynge als sy wytgeloetet sint, boeuen opter stadt huys voer den raede en beijden meenten vors. eenen eedt om daer na te kysen doen sullen, en sullen dan van stonden an sonder eijnich beraet van ijemande jn den scepen toerne gaen, die voert na hoer toe gesloeten sall worden, die men neijt weder openen en sall, de vors. negen persoenen doen yrsten een waerteycken dat sij den coer van scepen en raedt gedaen en des by den meesten stemmen van hoer eens geworden sint, en sij sullen nijmant kysen dan guede eerlicke onberuchtichde en oprechtige burgeren, den stoell des raedes weerdich en bynnen der stadt vrijheit genoech geguet synde, en dan soe well te moegen kysen wijtheemsche als bynnen geboeren burgeren, en nyet te kysen jn raede noch jn gemeente die jn den bloede malcanderen nader sint dan jnt derde lit, en offte ijmants jn den raede gecoeren worde en daer jnne neyt sitten en wolde, sall gebroecken hebben ter stadt behoeff hondert olde schilden, des gelycken jn der groeter meenten vifftich goltgulden en jn der cleyne meenten viffentwintich goltgulden, en sy en sullen mitter penen vors. mer een jaer vrij syn, want men se op een ander jaer allycke well sall kysen moegen. Voert hebben wij tsamen beliefft, gewijllecoert en gesat, dat men van allen der stadt gueden tontfangen en der stadt schulden en onraedt weder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te betaelen by den tweleff rentmeysters van der groeter meenten mitten tween cameners van den raede holden en achteruolgen sall soe dat nw begonnen js, toe weeten dat viere van den seluen rentmeysters mitten tween cameners negen weecken lanck jn der rentmeysters camere alle der stadt renten, pachten, coeren en andere opcomeningen, nyet daer van wijtgescheyden, ontfangen en der stadt schulden en onraedt daer van weder betaelen sullen, en tendes den negen weecken voer den raede en groeter gemeente haer rekenscap doen sullen, en soe voert de ene na den anderen tellickens negen weecken lanck durende, en tendes den jaere sullen de olde rentmeijsters weder twee andere nije rentmeijsters van der groeter meenten en tween cameners wijtten raede kysen, sulx oeck een jaer lanck te achtervolgen, en soe voert van jaere te jaere ewijch durende. Des sullen scepenen en raedt alle andere officianten, die der stadt gelden en gueden verhantieren, wijtter groeter meenten kyesen, die daer nuttichst en bequeemst toe sint, behaluen alleene der stadt tollener, die scepenen en raedt mitter groeter gemeenten toe samen setten en kyesen sullen. Voert sullen scepenen en raedt alle andere officien, diensten en dieneren presentiren, vergeuen, setten en versetten na older gewoenten, beholtelicken dat scepenen en raedt mitter groeter meenten alle jaere op S. Petersauondt ad cathedram de nije wardijns, die dan te verkysen sint, toe samen sullen kijsen, dan nijmants tot wardeyns te kijsen die selues drapeniren offte van den wullen ampte sint. Voert hebben wy malcanderen geloeuet, gewyllicoert en gesat, dat scepene en raede noch de meente groet nochte cleyn de eene buyten den anderen geene der stadt guederen, rorende en onrorende, renten offte anders, woe men die noemen mach, vergeuen, vercoepen, versetten, versegelen offte ancoepen, offte gienerleye accijsen offte schattinge opten burgeren jnsetten, offte anders jn treffelicken saecken, daer de stadt oerloege offt andere swaere laste van coemen mochte, alleene nyet raeden, doen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noch sluyten sullen; dan de raedt metter meenten groet en cleyn sullen alsulx de ene den anderen toe kennen geuen en daer op na nodrufft mit malcanderen raeden en eendrachtelicken sluijten, en wes sij alsoe, het sy jn schattinge, accijsen, oerloegen offte andere lasten toe samen ouer eene comen en sluijtende worden, en oeck mede wes anders, wijtgesecht dese vors. articulen, by scepenen en raedt mitter groeter meenten offte oeck by scepenen en raedt alleene jn saecken den gerichte angaende offte in anderen dingen na older gewoenten by penen offte anders geboeden offte gesloeten worde, sall stede, vast en ongebroecken geholden worden sonder eijnich wederseggen. En weert saecke dat ijmants tegen desse articulen deede mit woerden offte mit wercken, offte na dessen daege eynige vergadderinge, oploep offte ander monopolium tot eijniger twydrachticheijt offte oproer maeckte, woe datter toe queme, den sel men corrigiren en straffen an lieue en an guede tot claringe van scepenen en raede vors., daer wij van der groeten meenten en cleyner meenten vors. vermits desse voer ons en onsen nacomelingen vastelicken geloeuen en verwyllecoeren den eersamen raede en den gerichte daer jnne tot allen tijden tot hoeren versoecke en begeerte mit lyff en guet by te staene en te starcken en hem sulx te helpen corrigiren en daer jnne nijmants te verschoenen offte an te sien; en wij scepenen en raed en beijde gemeenten vors. sullen alle jaere, als de raedt gecoeren js, alltesamen dessen breeff besweeren, den trouwelicken malcanderen tonderholden sonder argelist. En want wij wijllen dat desse ouerdrachten en wijllicoeren ten ewygen daegen stede, vast onuerbroecken geholden sullen worden, hebben wij, jn oerkonde der waerheyt allet wes vors. js, onser stadt groete segell hier an doen hangen jnt jaer ons heren duysent viffhondert en twijntich den tienden dach jn Meerte.’
Over den toestand der stad onder de regering, die tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hiertoe hare zaken behartigd had, geeft de volgende missive van gilden en gemeene burgers aan den bisschop tot verdediging der genomen maatregelen opheldering. Het stuk is een afschrift zonder dagteekening. Spelling en stijl zijn hier bewaard. ‘Alre ghenedichste here, de ghilden ende de ghemene borgeren beclagen sich voer uwer vorstlicker ghenade, hoe wy toe Campen dus lange enen erfraet ghehat hebben en de borgers en inwoners weten neit hoe si daer an comen bint; aldus dan onse raetsheren hoer kijnder toe scholen senden, als dan de olders der kynderen versteruen sint, soe dan de kynderen weder in de olders stede ghecoren worden soe jonck van jaren, sy synt froet ofte onfroet, durchs soedanige de stat in groter achterdeel gecomen synt, want haer kynderen ghijn ghelt in den handen ghehat hebben vnde sy de stat guderen boeren en hantteren, hier by soedanigen ghebreck de stat ten achteren gecomen is. Item ten anderen male soe is Gheert van Ingen in den raet en syne beide suster mans de sitten in den raet vnde syn suster soene is in den raet; vnde sijn broder en suager heft hi in der meente ghecoren vnde daer toe sijn bastert susters mans de heft hi tot enen poertier ghemaeckt, alsoe dit neit behoerlick is, dussdanige naevrenden van blode in den raet to sittene. Item de jonge Jan van den Vene en de olde Jan van den Vene bynt tuijer broder kyndren en sitten in den raet, vnd Jan van den Vene syn broder de sit in de gesuoren meinte, dat oeck neit behoerliken is soedanige nae bloet in den rechte toe sitten. Item Jacop van Holtzende en Dirck van Holtzende dat bint oeck tuijer broder kynderen, de sitten oeck in den raet, vnd Dirck de drinckt sich alsoe droncken alle dage dat men hem toe huus moet leiden en dragen, alsoe dat het de stat van Campen ene grote scande is. Item ten vyften maele soe is Ghisebert van Leuwen in den raet, Ghert Aertss. syn oem oeck in den raet; aldus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soedanige nae bloet neit behorlicken is in den raet toe sitten in anderen guden steden. Item ten sesten maele soe bijnt onse borgers verpandet en vercoft, mer neit al gheleuert ouermits breuen onse ouersten van sich ghegeuen hebben ruter en knechten; waer wij comen daer worden wij gheuangen en ghebonden alsoe men ons onse goet byster maickt ofte wij moegen in der geuankenisse verrotten. Item ten souenden male soe beclagen sich de borgers, dat onse raesheren de hebben enen quaden dick an sich genomen. Dese dick de het to Harkemole; desen dick in voertiden plech to hoeren de van Vterwicks kynderen vnde de van der Veyns kynderen, dat voele luden wal becant is; aldus de raet dessen dick an hem heft vnde groet guet cost to holden, soedanige de borger verstaen hebben desen dick gecost heft toe makene en to holdene in corten jaren omtrent souendussent golden guldenen; aldus soe begeren de borgers mit de gemene gilden van den raet to wetene, hoe de stat an den quaden dick gecomen is; dit en can niemant toe weten worden. Item ten achten maele soe beclagen sich de borgeren en oeck de weduen ouer onsen raet, alsoe si grote sommen van penningen ontfangen hebben op renten, vnde de raet den burgers en oeck de weduen gelouet hebben alle jaere hem hoer rente toe betalen en de raet hem segel en breuen ghegeuen hebt gude betalinge toe doene. Se en willen hem hoer wtgelechte gelt neit weder geuen noch ghyn renten van hoeren gelde, se geuen nemant neit. Item ten ixmale beclaget sich de gemene borger met den ghilden dat onse raetsheren den hilligen ghiest ofte dat godishuis ghecrenket hebben, alsoe de raet dan van dat godishuis hebben ontfangen omtrent tuee hondert en viuentwintich golden guldenen van gewichte; se en gheuen hem niet weder, dat doch sonde ende scande is soedanige gasthuis toe krencken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item ten xmale soe hebben onse raesheren sancte nicolaes kerke ghecrenket, alsoe onse heren oeck van der kerken onderghesclagen hebben, dat de voerstanders der kerken neit wal behagede, summa tueehondert golden gulden en de raet en ghift de kerke neit weder. Item ten xjmale beclaget sich de borger dat de raet heft de gemeinte voergheholden, dat de raet wolde timmeren aldus de welle laten maken, alsoe dat de scepen lossen vnd laden mochten, vnde de muren beteren vnd repariren bi der Iselen, also si dat water neit verdestruire; aldus de raet ene heije leit maken, de palen mede in to stoten; dus dan de raet gelt to doene hadde toe behoif der timmeratie, soe weren si van der ghesuoren meinte dan begherende dat si wolden consentiren enen moelenexcis up to settene, als tuee brabansche stuuers up dat mudde molts, de borgers dit consentirende. Sodra dit ouerghegeuen was vnd gheconsentiert doe vloich de heije weder ouer ene side, alsoe men neit en wet woer de heije ghebleuen is, aldus de borgers doe sagen dat si bedrogen waren; oeck soe ghenck de sprake onder den borgers, dat onse heren wolden oeck excis up de roggen leggen, doe waeckten de borgers up vnde se dit neit langer liden wolden. Item noch beclagen sich de borgers en de ghemenen ghilden ouer onse raetsheren dat se onser stat raethuis vercoft hebben vnde daertoe soe hebben sij der stat vleishuus verpandet ofte gelt upghenomen hebben, en daer toe vole van der stat renten en guderen vercoft hebben, daer de borgers en ghilden oeck neit wal mede to vreden syn. Item ten xiijmale soe beclaget sich de borgers en de ghilden, dat de raet ghistelijk en warlick hebben upgeboert gelden waer se de becomen konden; soe hebben se sancte Franciscus cloester ghecrencket alsoe de raet van dat convente onder hebben buten consent der regenten des cloesters, soe ons de broders ghesecht hebben, ene summa van... hondert golden guldene, welker gelt de borgers sancte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Franciscus ghegeuen hebben als voer een testament dat cloester daer mede toe repareren vnde toe bouuen, aldus de raet nymant neit weder en ghift. Item ten xiiijmale beclagen sich de borgeren en ghemenen coepluden van Campen, dat de raet onderghesclagen hebben eene summa van tualif hondert golden guldene, welker gelden de raet ghyn recht toe en hebben, de borgers of de coepluden van Campen dit voerscreuen ghelt toecompt se staende hadden bi de koenicklike maiesteit van Denemarcken. Dit gelt aldus de borgers hier omme sprekende, soe secht de raet se hebbent gelt in den oerloge wtghegeuen. Item ten xvmale soe beclaget sich de gemene borgers en de gemene gilden voer uwer vorsteliker ghenaden, also de raet tegen hoer stats gulden boeck ghedaen hebben, welker boeck olt is bouen de tuee hondert jaren. Soe dan de raet onder sich makende enen erfraet van ghewoente wegen vnd de ghemenen borgers hier neit van en weten noch de ghemene ghilden; aldus dan de raet onder sich eins weren toe kisene alsoe dat sy neit vergeten hebben hoer eigen gheslachte vnde hebben ghecoren tuijer broder kynderen in den raet ofte tuijer suster kynderen, vnde soe voert dan in den blode toe horende in den raet, also de meiste part in den raet sitten de horen malkanderen na in den blode toe. Vnde voert dan de raet hoer broder en hoer suster kynderen en hoer nae vrenden van den blode in de ghemeinte gecoren. Wasset dan sake dat in der gesuoren meinte dan souen ofte achte in seten de neit weren van horen blode des rades, de worden altit verstemmet van den anderen. Aldus de stat dus lange geregiert is toe groten achterdeil vnde scande, also wij nu ene arme stat hebben. Vnde als de burgers int recht toe doene hadden, soe leet men de burgers en part lopen vier ofte vijf iaer lanck er men se recht wolde helpen, vnde dit anders nergens omme dan de raet en de ghesworen meinte malcanderen in den blode soe nae to hoerden, dat mosten de andere borgeren ontghelden. Aldus dan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
borgers en de ghemene ghilden de gesuorene meynte offghesettet hebben alle de in den blode den raet toehoerden vnde hebben daer ander borgers weder inghesettet de malcanderen neit to horen, omme beter ordinantie toe hebben. Were de raet oeck soe wtgheset de malcanderen in den blode to horen, soe solde de stat Campen wal weder to voren komen, vnde dan solde wij to Campen beter eyndracht maken. Alreghenedichste here vuer ghenade de wet wal, by selige biscop Dauids tyden doe was de stat Campen vernoemt voer ene ricke stat, dat ons nv seer veer is to soken, vnde dat doer quaden ordinantien. God de here si et gheclaget, de mach het beteren. Item te xvjmale so beclagen sich de borgeren en de gemene ghilden, dat ons de raet enen excis opgelecht hebben, dit is ommetrent vierentwintich jaren ofte meer, doe gaf de raet de meynte voer, se wolden de stat repareren vnd nije muren wolden laten maken, soe het ghesciet is. Aldus de raet voergaf de ghesuoren meynte; des de raet begeerde dat de ghemeyne borgers wolden consentiren, dat men sess jaren lanck wolde ouergeuen dat men desen voerscreuen excise boerde vnde niet langer. Aldus de ghemeinte dit consentirde, dan de raet der gemeynte der stat segel vnde breue ghegeuen dat de excise neit langer staen solde dan ses jaren. Aldus staet de excise noch; het is bouen de vierentwintich jaren geleden. Aldus dan de raet noch toegaet vnde lecht de borgers noch enen molenexcis up, also de borgers di cost neit wynnen konnen. Wy hebben enen stat de is neringheloes; dat compt bi ghebreck dat onse ouersten ofte onse regenten toe Campen ghine neringhe hebben willen. Item ten xvijmale so beclagen sich de borgers en inwoners, als wy reisen sullen in ander heren landen om de cost toe wynnen int stich van Munster ofte nae Bremen vnde op anderen plasen, waer dattet is, daer worden onse borgers gheuangen vnde gespannen vnde in den toerne gheworpen, soe dat wij daarin verrotten mogen vnde unse guet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wort genomen, dus wij ons seluen lossen moten. Als wij ons dan lost vnde ghecoft hebben vnde beclagen ons dan voer onsen raet, soe seggen si den borgers, wat si daer toe done hebben, of hem de stat van Campen neit holden conde. Hadden de scamele borgers soe voele dattet hem neit van noden were, se solden wal to huus of binnen Campen bliuen. Item ten xviij soe beclagen sich de borgers vnde de ghilden, dat sy neit wel voerghestaen en worden van onsen raet. Aldus dan so spreken de borgers mit der ghemeinte vnd mit den ghemenen ghilden, dat si rekenscip wolden hebben van den raet der stat Campen. Aldus dan de raet rekenscip ghedaen heft, soe de borgers mit den ghilden verstaen hebben dat de stat ten achteren is ene merkelike grote summa van penningen, anghesien wy neit meer dan enen iaer oerlich ghehat hebben tegens den vorst van ghelre. Solde wij ghyn beter regement toe Campen hebben, binnen x jaren solde ganse stat toe nete ghaen. Aldus de burgers mit der ghemeinte vnde de ghemeine ghilde ghesloten hebben, alsoe si desen erfraet of wolde setten vnd een ander beter ordinantie toe makene, dit alsoe ghesciet is nae vermogen den versegelden breif den der raet der gemeinte vnde den ghemenen ghilden ghegeuen heft, desen voers. breif ghegeuen is den toe achteruolgen voer ons en voer onse ancomelinge toe ewigen dagen. Alreghenedichste here, wolde juuer ghenaden lancks de muren ghaen van den Iseltoerne an bi den Wyltuanck en steet daer buten an der Iselen vnde ghaen dat bi der welle langs bet an de koernemercks poerte en sien hoe de muren staen up voele plaetsen en hoe de welle licht, aldus de wynt noerduest weyt soe isset hier groet water also de scepen upt lant driuen vnde enen part in de palen bliuen sitten alsoe dat de scepen enen part grote scade liden. Item wolde juuer ghenaden dan voert gaen in der stat ende besien dat lopende water, gheheten den borgel doer de stat loept, des somers meist droge is, ofte wij doer ghe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
breck vuer ofte brant in der stat cregen, doer verraet ofte soedanich ander ghebreck vnde wy ghyne butten in der stadt en hebben, soe moste wij de poerten bi nacht sclapender tijt openen ofte open holden dat vuer toe leschen, vnd were de borgel upghegrauen soe en dorst men de poerten neit openen. Mer onse raet de let alle dinck driuen en vlitten, alsoe de stat orber neit gebruket wordt, dat God beteren moet. Item wolde dan juuer genaden voert gaan bi den Sellebroders vnde ghaen dat langs bi de Broederpoerte en dat voert langs na de Hagenpoerte vnde sien de poerte an; onse voervaders de hebben de poerten begonnen te bouwen, vnde onse heren de laten se liggen dat si verdestrueren, de balkenen verrotten in de poerten en oeck in de toernen en komen to neitte, also het scande is, soe juuer genaden dan wal siende wort. Voert wert sake dat alle desse voerscreuen ponten dus neit ghebrecklich weren, de borgers met onsen raesheren wal to vreden wesen solden. Mer het was tijt dat de borgers up waickten eer de stat heil toe nete compt, soe juuer vorsteliken genaden wel siende wort. Alreghenedichste here, juuer vorsteliker genade beliuet toe weten alle dese voerscreuen ponten en was den borgeren van Campen neit langer denclike toe liden, aldus wes hier dan ghesciet is dat is in der stat beste ghesciet vnde voer de ghemene borgers vnde tot juuer ere, want wert sake dat juuer ghenaden toe doene mochte hebben, also dat dan de stat Campen juuer ghenade helpen en bystant doen mochte, aldus alreghenedichste heer juuer lijfte beliuet to weten, wert sake dat juuer ghenaden de stat Campen nu ter tijt to done hadden in noetsaken, wy en solden nu neit mogen versolden ofte lonen een hondert knechten enen maent soldes mit reden ghelde van der stat wegen, wy en mosten de burgers scatten. Och, och, God den heren si et gheclacht en juuer vorsteliker genaden desghelicken, alsoe wij bet voerghestaen worden of de stat Campen is verduruen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anno xvcxxj opten xviijen dach jn Decembri hebben vier wten rade met acht van beide meenten, dair toe gedeputiert, desse navolgende articulen tot der stadt nutte en voirt beste beraemt, welcke articulen den rade en beyde de gemeenten sijndt voirgeholden.Ten yrsten want der stadt saicken hoe langer woe lestiger en menichfoldiger vallen, dair om den raidt weder voll to kyesen. Item dat de raedt den vrien koer sal hebben, beyde de gemeenten to kyesen en to verkyesen, twelck alle jaers geschien sall in de weke eer men des sonnendages den raidt verkieset. Item dat wederom de negen personen, als ses wter grooter en drie wter cleyner gemeenten, daar toe bij den rade wtgelotet, den vrien koer sullen hebben, scepenen en raedt alle jairs opten sonnendach na der hilliger drie coningendach the kyesen en the verkyesen, beholtlicken jn den rade nyemants te kyesen, hy en sy daer toe bequeem en den stoel des rades weerdich na vermogen des eedes van den koermeisters; beholtlicken oick in den rade noch in den gemeenten nyemants to kyesen, die in den bloede naerder syndt dan int derde lit. Voertmeer soe men weet, dat openbaer raidt seer quaet js en dairvan veel perikels comen mochte, en nv, vermits menichfoldicheyt van beiden meenten wesser gesloten wordt nyet soe heymelicken, alst well van noeden wer, geholden wordt, dat men dairom beide de gemeenten sall vermynderen en de bequeemste en meest geguede dair jnne sall beholden, to weten in elcker meenten maer xxiiij personen ten hoechsten te beholden en bequeme personen daer jnne te kiesen. Item dat de raidt vier rentmeisters van der grooter meenten en de groote meente wederom twee cameners wten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rade voirtan alle jaers sullen kiesen, welcke sess personen alle der stadt gueden, excijsen en andere opcomingen van t gantse jair ontfangen en dairvan der stadt renten, schulden en lasten sullen betalen. En want sij veell arbeides sullen hebben, dairom denselven behoirlicke pensie te geven, beholtlicken dat sij alle der stadt schulden bynnen jairs jnleueren offte ten minsten der stads recht dair ouer gaen sullen laten. Item dat deselue cameners en rentmeisters van stonden an mit eenen jtlicken, den de stadt schuldich js, sullen rekenen en maicken dairvan een generaell register om de summe van de schulden to weten en dan te ouerleggen en raedt te vijnden eenen jtlicken mitter tijt, elcken na advenant, to betalen en de stadt wten laste van de schulden te helpen. Item dat men den raidt sall achten, eeren en ontsien als behoirt en denseluen altijt te styuen en te stercken om ouer eenen jderen recht en justicie te mogen doen, opdat er eere, ontsich en eendrachticheyt in der stadt syn mach. Item want eensdeels van der gemeenten desse vors. articulen metten yrsten nyet hebben willen belieuen, soe js hem bij den rade ter antwordt gegeuen aldus: Scepenen en raidt hebben de articulen rypelicken ouergelacht en hem bedunct, dat deselue articulen in recht en reden gefundeert en van grooten nooden synt, die alsoe tachteruolgen, jndien de stadt van Campen nyet voirt grontlicken sall verdoruen wordden; en hem bedunct mede, wye alsulcke articulen nyet en wil belieuen, dat deselue der stadt nyet lieff en heefft en der stadt beste en welfaert nyet en soecket, oick sijnen eedt, hij der stadt gedaen heefft, nyet vol en doet, ten weer dat de raidt met behoirlicken reden anders wordde onderwesen, soe wolden sij de beste reden geerne volgen. En begeren dairom noch dat sich een jtlick van den meenten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wyselicken berade en geuen den raidt een beter antwordt, want de raidt op desser ordinantien en manieren alst nv staat, na dertiendach nyet langer dencken to regeren en willen dat men alsdan anderen in hoir stede kiese, want sij in den rade nyet dencken to sitten. Anno xxij opten anderen dach in Januario sijndt allen den gildemeisters, oldt en nye, desse vors. articulen voirgegeuen en voirgelesen, dair sij eendrachtelicken op ter antwordt hebben gegeuen, dat hem de articulen well behaechden en bleuen by des rades meninge en wolden dat men tselue alsoe solde achtervolgen, en hebben voirt belieuet en ouergegeven wes de raidt metten meenten, die de raidt solde kiesen, ordineerden en sloeten, het wer in schattingen, accijsen en in allen anderen saicken, sonder jnbreecken en tegensseggen, to achtervolgen en wolden het recht helpen stijven en stercken en lijff en goet en bloet by den rade tallen tijds opsetten. Opten derden dach in Januario sijndt beyde de gemeenten weder verbodet en hem de vors. articulen weder voirgegeuen en hebben eendrachtelicken belieuet, wtgenomen alleene sess personen, dat men deselue articulen voirtan ten ewigen dagen alsoe sall onderholden, en hebben den raidt de volle macht gegeuen, beyde de gemeenten ten ewigen dage te kiesen en te verkiesen, en anders allent te doen na vermogen derseluer articulen, beholtlicken sij hebben guetlicken begeert, dat de raidt dit toecomende jair met xviij personen in den rade wolden to vreden sijnGa naar voetnoot(1).’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voirt is der gemeenten en den gildenmeisters voirgelesen den artikel van den oproer anno xix geschiet en gesloten, dat sulcx vergeten en vergeuen js, dan dat men voirtan tot geenre tijt eenige vergaderinge, muterie offte oproer onder den borgeren meer sall maken by lyue en by guede, en tachtervolgen wes de raidt metter gemeenten ordineren en dair nyet tegens te doen met woirdden offte met wercken in geenreleye manieren, offte men soldet aent hoichste bestraffen, twelck weder alsoe belieuet en gewillecoert js. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den coninck van Spaengien coninck van Romen gecoren.Anno xix opten xxviijen dach Junii sijndt de kurfursten bynnen Vranckfoert vergadert geweest en hebben den alrehoichste geboren heren Caerll, coninck van Spaengien, hertoch van Bourgongien, eertshertoch van Oistenrijck etc. coninck van Romen gecoren, nyet tegenstaende sommige van den churfursten gecorrumpeert van den coninck van Vranckrijck elcx hondert duisent golden cronen, oick weder om van den coninck van Spaengien vors. elcx hondert dusent golden gulden ontfangen hadden. De gecoren koninck van Romen vors. is ao xx in den voirsomer wt Spaengien omtrent Calis angecomen en aldaer metten coninck van Engelant groot triumph bedreuen en aliantie gemaket. En js voirt in Vlaenderen en Brabant gecomen, dair hem onbegripelicke eer geschiet js. De coninck van Romen vors. is omtrent sanct Michiel na Aken gereist met grooter macht, dair de crone ontfangen en op sancte Seuerijns dach bynnen Colen by den churfursten gecomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nota van den Zwolschen handel aengaende den tollen jnt zwartte water.Anno xx in de pinxterweke heefft de stadt Campen een Zwols schip, met munstersche en anderen wtheemschen gueden geladen, tot Campen doen aenhalen, wantet den tollen doir t zwartte water wolde ontvueren. Ende de stadt Swoll heefft wederom op pinxter auont (26 Mei) alle de borgeren van Campen, die dair ter merct weren en anderen, die tot Coesvelt bedevaert wolden, doen besetten en met horen gueden, wagen en peerden beholden. De borgeren van Campen hebben sich na den lantrechte op eenen keyser dach begeert te verborgen, dan ten heefft hem nyet boeren mogen. Campen heefft begeert de saicke an vnsen g.h. van Vtrecht to stellen, dair op Zwoll bij sijne genaden driemaell aengesocht js, dan sij en hebbens nyet willen annemen. En als de borgeren dus omtrent xiiij weken lanck tegens lantrechte op sijnt geholden geweest, sijndt rede onses g.h. metten deputaten des gestichtes bynnen Campen gecomen to kennen geuende, offt men nyet gewegen en waer de alinge saicke met allen accesforien an sijne gen. to verblijuen en dair op tschip en de borgeren in sijner gen. handen to stellen, 't welck Campen soe simpliciter beliefft heefft, dan is by Zwoll yrsten affgeslagen, doch naderhandt beliefft op enige toesage, die hem by yemandts van den deputaten mochte toegesacht sijndt. Soe hebben de rede en gedeputierde den borgeren, die tot Zwoll besatet weren, bynnen Genemuden gebracht, begerende dat men hem dair t Zwolse schip to gemoete solde brengen, en want die van Zwoll openbaer lieten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verluyden, dat men hem t schip tot Zwoll solde leueren, en het verblijff simpliciter by Campen beliefft, to weten dat onse gen. heer t schip en de borgeren in sijnre gen. handen solde ontfangen en mocht se dan laten dair t hem beliefde etc. soe en wilde de stadt Campen t schip van Zwoll tot Genemuden nyet seynden, en soe de borgeren van Campen, die tot Zwoll geholden weren, nyet anders geloefft noch gesworen hadden dan wten gerichte van Zwoll nyet to scheyden, ten weer by weten en will der stadt en des scholten van Zwoll, en sij aldus by weten en will der stadt en des scholten van Zwoll tot Genemuden weren gecomen, seggen sij horen eedt volgedaen te hebben en sijndt dair op bynnen Campen gehaelt. De stadt en de scholt van Zwoll hebben deselue borgeren als meynedegers en loueloese overgescreuen; de borgeren hebben wederom gescreuen, alle de ghene, die hem sulcx ouersachten, die logent hem ouer als meynedegers, etc. en dat wolden se metter handt waer maken. De stadt Zwoll heefft oick onses gen. heren raidt metten geschicten van den staten, die dair geweest weren, doen scrijuen en jneysschen, want se hem t schip nyet geleuert hadden als sij hem gelouet hadden; dair op deselue rede en geschicte opentlicken, oick in tegenwoirdicheit onses gen. heren, gesacht hebben, dat hem die van Swoll valselicken ouerlogen, want hem nyemants van hem allen sulcx geloeft hadde. Item onse gen. heer van Vtrecht heefft beiden steden Campen en Zwoll bynnen Vtrecht bij den staten van beiden sijden verscreuen, om dair met allen hoir bewijs te comen, dair de geschicte van Campen met hoir bewijs gecomen sijndt en hebben tot begeerten van onsen genedigen lieuen heren, t Zwolsche schip sijne gen. geschenct, dair op sijne gen. noch weder te Zwoll geschickt om hoir ten dage bynnen Vtrecht to brengen, doch sij sijndt nagebleuen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dair na op sanct Symon en Juden auont (27 Oct.) sijndt die van Zwoll to peerde en to voete tot Vranchus in ons gen. heren gerichte gecomen en hebben aldair elff borgeren van Campen met peerden en vullen gevangen en bynnen Zwoll gebracht, gestocket en geblocket. Item etlicke van den zwartten dijckers sijndt des nachtes wederom wtgelopen en hebben voir Zwoll eenen Zwolschen man gevangen en vier off vijff ossen medegebracht, om dair mede de zwarten dijker, die to Zwoll gevangen weren, to loesen. Item op manendagen morgen (29 Oct.) omtrent x vren sijndt de Zwolsche, omtrent iiijc starck, voer Campen tot Wilsem gecomen en hebben den rade vragen laten, wt wyens onthete de Dronters des nachtes hadden wt geweest en horen borger en beesten gehalt, dair hem op geantwordt is, als sij sachten wair omme sij op sancte Symon en Juden auont de borgere van Campen buyten hore vryheit in onses gen. heren lande gehaelt hadden, soe woldt men hem weder beantwordden; en opten middach hebben de Zwolschen hoir veltgeschot toegestalt en drie maell mit een halue slange na der stadt geschoten, doch nyemants geraket, dan alleen de leyen van de huysen, en de van Campen hebben oir veltgeschot wtter poirten getogen en dair mede na den Zwolssen hoep geschoten en drie van den oren gewondet. Item de stadt Campen hebben van oren luyden opt zee wtgeschict en op hoir diepe eenen Zwolsen potman met eenen pot, oick andere schepen met Zwolsche gueden geladen aengehaelt. Item op vridach des dages na alle godes hilligen (2 Nov.) heefft onse g. heer Campen en Zwoll elx een mandement gesonden, malcanderen in sijnre genaden landen nyet to beschadigen op de pene vant hoechsten. Dair na des saterdages morgen sijndt etlicke Zwolsche, t vors. mandement nyet tegenstaende, op Camperveen geweest en hebben aldair eenen Camperman gevangen en veel van den ondersaten op Camperveen beschediget, twelck | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geschiede vant huysken tot Coten opt veer. Waeromme een deell borgeren van Campen den Zwolschen, die den borger van Campen op Camperveen hadden gevangen, gevolget sijndt en comende ten Clarenwater by Coterveer, hebben sij thuysken tot Coten, twelck van holtwerck seer starck was, angevallen en hebbent met werender handt gewonnen en dair op drie Zwolsche gevangen en t selue huysken gebrant en de scholde in den gront gesonken, de bussen en ander gereetscap medegenomen. Int jair xx vors. des dages na Lebuini (13 Nov.) js meester Euert van Ensse, raidt onses g. heren, wt sijner genaden beuell met credentie aen den rade van Campen gecomen, to kennen geuende dat onse genedige here seer ongeerne met weemodigen herten ansage dit verloep tusschen Campen en Zwoll, sijnre genaden ondersaten, dair ouer sijnre genaden hoicheit, landen en straten geschendet en violeert wordden, en soe sijne genaden well wege wusten sulcx metter macht to remedieren, doch ouerleggende, dat dair doer synre genaden lantschappe en ondersaten in onverwintlicken schaden comen solden, duncket sijnen genaden alre nutste en begeert dat men ten beyden sijden een stilsate wolde belieuen hent Ponciani offt dair omtrent, beholtlicken dat die van Zwoll in middeler tijt geene tolber gueden solden vueren, en dair en bynnen wolden sijne genaden aen desser zijdt der Ysselen comen en wege en maniere voirnemen die saicke to verenigen, met meer redenen dair toe dienende; twelck meester Euert der meenten groot en cleyn soe voirt heefft voirgeuen, welcke stilsate soe bij den rade en beiden meenten eendrachtelicken onsen gen. heren ter eeren en welbeuallen beliefft is, jndien die van Zwoll sulcx oick belieuen, met protestatie dattet der stadt Campen in oren rechte nyet sall vervenckelicken sijn, doch begeren dat de gevangen ten beiden sijden vrij gededinget offte ten mynsten bedaget wordden. Dit vors. is bij den van Zwoll altosamen afgeslagen en hebben opten seluen dach als sijt afsloegen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
des nachtes eenen anslach in Dronten gemaeckt en hebben dair een deel koyen gehaelt, die hem zeer goet te nemen hadden geweest, dan de wekers versliepent. Des sonnendages nachtes na Martini (18 Nov.) sijndt de Dronters met een deel Campers weder wtgeweest en hebben veel peerdden en ander beesten voir Zwoll gehaelt. Dair nae hebben de Campers eenen anslach in de Vecht tot Westervelde gemaect op de voirwachte van Zwoll en dair de Zwolsche voirwachte opgeslagen, het huysken, dair sy de voirwachte jn hielden, gebrant en de Zwolsche bussen genomen en medegebracht tot Campen. Des vrydages nachtes dair nae sijndt de knechten tot Campen jnt solt liggende, omtrent xl sterck, voer Zwoll aen de Camper poerte geweest en hadden dair veel beesten to samen geslagen, dan het was den van Zwoll te vorens verspiet, alsoe dat sij alto samen overeynde weren en hebben den roeff weder gecregen; nochtans als de Zwolsche hoir poirtten opdeden om hoir volck wt te laten, hebben de Campers doer de hameyde jn oir poirtten en jn den hoep van hoir volck geschoten met haecbussen, hantbussen en anders, en want se de Zwolsse met alle hoir macht volgden, soe hebben de Campers etlicke huysen dair op Vorster dyck angesteken en sijndt soe an den stoudyck geweken, dair de Campers etlicke scepen met geschot hadden liggen, dair sij sich vromelicken geweert en den Zwollschen seer geslagen hebben, dair oick van den Zwollschen xix doot gebleuen en veell gewondet sijndt geworden; van den Campers worden vier gewondet, dan nyemants en behielt dair lemtenis van. Item op onser lieuer vrouwen auont conceptionis (7 Dec.) sijndt de Zwolsche, in alles omtrent ixc starck, toe Coten en tot Salck over de Ysele gecomen en hebben drie offt vier lagen gelecht en een rot knechten omtrent den Coeborch lopen laten, om soe de borgeren van Campen te verlagen; dan de Camper knechten sijndt wtgecomen en hebben tegens de Zwolsche schutgeveerdt geholden, en Camper borgers weren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eensdeels mede wt, dair de knechten op wijcken mochten, soe dat vij offt viij van den Zwolssen weder seer geschoten en gewondet en ij van den oren doot gebleuen sijndt, en nyemants van den Campers wordde gevangen dan een die sich wt vromicheit verliep, by welcken anslach de Zwolsche oick geen sijde hebben gesponnen. Ter seluer tijt wordde der Zwolsschen bussencruyt barnende, dair een deel van den oren seer ouer verbrandet wordden. Item soe de Zwolssche tot oren vordell nyet schaffen konden, vonden sij jnt afftrecken vier huysluijden van Camperveen, den sij gevangen, gestocket en jammerlicken met oir gemacht opgehangen en seer gepyniget en dair nae tot horen willen geschattet hebben. Dair nae sijndt etlicke van den Zwolsschen in der nacht tot Oesterholt gecomen en hebben Jan Geritssen wtgeslagen en hem allen sijn beesten gehaelt, voirt onser lieuer vrouwen clenodien, paternosteren en gelt, twelck deselue Jan Geritssen in sijn bewaer hadde, altosamen genomen, soe dat se de clenodien der hilliger kercken nyet gespaert noch verschoent hebben. En soe dan de Zwolssche onses gen. heren ondersaten van Camperveen en t Oesterholt dus yrsten aengetastet hebben, sijndt ennige Campers, doch buten consent van den rade, weder wt geweest jnt gerichte van Zwoll en hebben daer etlicke peerden en ander beesten gehaelt; nyettomin de raedt van Campen hebben de peerde en beesten byeen doen holden om eenen ytlicken het sijne op behoirlicke certificatien weder to geuen, want de stadt van Campen nyet veedtbaer en holdet, dan wat bynnen Zwoll en ore vryheit geseten en woenaftich is, en hore gueden bynnen de vriheit van Zwoll gelegen en anders nyet, beholtlicken offt yemants tot vordell van Zwoll waeckten offte anders hoir openbaer bystand dede, solde men mede voir viant holden. Op manendach post Lucie (17 Dec.) sijndt den ondersaten des kerspels van Zwoll elcx sijne affgehaelde peerden en beesten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weder gegeuen en den knechten, Dronters en anders, noch weder opt nye beuolen, soe te vorens eens geschiet was, dat sij onses g. heren mandementen solden onderholden bij lijff en by guede, en solden nyemants beschedigen, branden noch brantschatten dan dat onder de vryheit van Zwoll wer gelegen, to weten soe veer oir stadt boden panden en bieden. Anno xxj op Alrekynderen dach (28 Dec.) des nachtes hebben de Zwollsche het huys op Coelvoet staende verbrandet, nyettegenstaende tselue huys te vorens verdinget was. Ter seluer tijt hebben sij een huys opten Engmar, twelck oick verdinget waer, oick gebrandet, onses gen. heren mandementen in sijne gen. hoge heerlicheit nyet to schedigen, alst schijnt, nyet achtende. Opten seluen nacht hebben de Camper knechten een huys op de Luyer in der vriheit van Zwoll gelegen twelck neyt dingen en wolde, gebrandet en het ander huys dair bij staende gebrantschattet. Anno xvcxxj des donredages voir onser lieuer vrouwen Purificationis (31 Jan.) de schelinge en onmynne tusschen Campen en Zwol na veell arbeides en tusschenspreken jn een compromis en verblyff gebracht, to weten, dat de saicke aen onssen gen. heren alleene js verbleuen, beholtlick dat sijne gen. hem met sijnre gen. staten van beiden sijden sall beraden, dan sall alleene na sijnre gen. guetduncken de wtspraicke doen. Des vridages op onser lieuen vrouwen auont Purificationis (1 Febr.) hebben beide steden, Campen en Zwoll, alsulck verblyff an onsen gen. heren in segelen en brieuen ouergeleuert, dair op onse gen. heer synre gen. twee steden eenen vrede antonemen en sulcx van stonden an te doen publiceren, die ene opten anderen nyet meer to schedigen noch gene hoenwoirden op malcanderen voirtmeer to spreken, singen, lesen offte scriuen, by der penen jnt compromis begrepen, geboden, en den van Zwoll voirt gesacht sij gene tolber gueden solden vueren ter tijt toe dair van een ander moderatie offte de eyntlicke wtspraicke gedaen were, offte de stadt Campen solde de gueden versuecken mogen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier na volget compromis.Op alsulcke schelinge en onwille als sich holden tusschen den steden Campen en Zwolle, soe waell op die aenhalinge van den schepen en den tollen by den van Campen voirgenomen, als mede op alle ouergrepen en accessorien dair nae gevolget, heeft die eerweirdige in gode hoichgeboren furst mijn gen. lieue heer van Vtrecht beyde sijnre genaden steden dach gelecht, hore volmechtige vrunde alhier tot Deuenter by sijnre genaden t schicken, als sij op huyden data van dessen gedaen hebben, en heefft mijn gen. heer vors., by toedoen sijnre gen. staten beyder lantscappen, beyde steden soe veren onderwesen, dat zij hore schelinge vurs. soe waell opt principaell als opten accessorien en ouergrepen daer vuyt gesproten, ganselicken en heell gekeert en verbleuen hebben aen mynen voirs. gen. heren, als horen ordinarissen rechter en natuerlicken lantfurst, op die pene en confiscatie van alle hore priuilegien, zij van der keyer mat en den heilighen roemschen rijcke holdende sijn, en van ongenade en jndignatie mijns vors. genedichs lieuen heren, als hoirs lantfursten, jn gevalle van ongehoirsaemheit jn enigen punten van dessen verblijue, dair ouer gestrafft te werdden als dan beuonden sall werdden behoren te geschien; mit sulcken onderscheide dat zijne genaden dair ouer roepen sullen deselue van sijner gen. staten beyder lantscappen, die onpartyelicken dair toe gedeputeert zullen wordden, en by oren rade ouerleggen wes zijn gen. na jngelachten bescheyde van beyde parten, oick nae rechte dair jnne behoeren sullen te doen. Dat geschiet wesende, als dan will mijn gen. heer, als lantfurst, een kenninge en vuytspraicke dair van doen als dat nae rechte behoeren sall tusschen dit en pinxteren naestcomende offte zess weken dair nae ongeveerlich, nae dat mijn gen. heer dan yets wes voirqueme. Actum Dauentrie des donredages post Ponciani martiris ao xxjo. (24 Jan.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item alsoe myn gen. heer hierop denseluen tween steden hadde geboden een vrede met malcanderen an to nemen en sulcx openbair te laten affroepen, heefft de stadt Campen na geboth en wille myns gen. heren sulcx gedaen, dan Zwoll heefft den vrede noch versmadet. En want mijn gen. heer den van Zwoll hadde doen toeseggen, dat hare schepen na older gewoenten solden varen, dan solden in middeler tijt der moderatie van de vseringe des tollen geene tolber gueden vueren, offt die van Campen soldense besuecken mogen, sijndt die van Zwoll heell quaet en tornich wordden seggende, hem wer belouet bij den doemdeken en den deken van sanct Peter, dat de schepen na older gewoenten, sonder yetwes meer wt offte jn to seggen, solden vry varen, en sijndt dair op heymelicken Tutrecht gereist, dair se cleynen troest geworuen. Doch de doemdeken stonde hem aldair toe jn den capittel, dat hij hem sulcx toegesacht hadde, twelck de doemdeken dair nae voir onsen gen. heren opentlicken versaeckten, seggende, hij en haddet nyet gedacht to seggen; desgelijcken heefft de deken van sanct Peter aen onsen genedigen gescreuen, dat hijt nyet gedacht en hadde; en naderhant js metter waerheyt beuonden, dat sijt openbaer in den capittell hadden gesproken; mach men mercken, wat geloefflicke lude de vors. twee prelaten sijndt geweest. Die van Swoll hebben op die woirdden gestaen, seggende sij dair op en anders nyet het compromis belieuet hadden, en hebben dairom begeert, dat men hoir de toesage holden offte van den compromis verlaten en hoir zegele en brieue wolde wedergeuen. Onse gen. heer van Vtrecht heefft geallegeert, dat sijne gen. sulcx to seggen nyemants hadde beuolen en wolde dairom van t varen der schepen, twelck een accessorium wer, na vermogen des compromis een vthspraicke doen, en heefft dair om den staten van beyden sijden doen verscryuen en den tween steden, Campen en Zwoll, eens, twee, driemaell en then laetsten peremptorie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doen citeren, elcx met sijnen bewijse te compareren, dair die van Campen altijt geweest sijndt, dan die van Zwoll hebbent versmadet en sijndt nyet gecomen, dan hebben allene gescreuen men solde hoir der vorgeruerde toesage halden, offte mosten yemants anders anroepen, die hoir jn horen rechten beschermden, en hebben voirt doer Michell van Bombergen drost t Hattem en Jacob ten Stertte scholte tot Heerde, die aff en an reeden, metten hartoch van Gelre veell handels gehadt om sijnen gen. bynnen Swoll to brengen. Doch de stadt Campen heefft doer begeerte van onsen gen. heren met sijnre gen. staten belieuet om die van Swoll to bewilligen het compromis t achtervolgen, dat de scepen middeler tijt der vthspraicken vry solden varen op borchtucht, to weten dat onse gen. der stadt Campen segele en brieue heefft gegeuen, jndien hoir de saicke wordde mede gewesen, alsdan soe veell alsulcke tolle in middeler tijt mocht belopen, op to richten en to betalen. Item soe de geschictte van den staten hierom twee maell ouer en weder ouer aen Campen en Zwoll geschickt worden, hebben de staten des Nederstichts aen onsen gen. heren gesolliciteert, dat sijne gen. het Zwolse schip (twelck tot Campen vermits den tollen aengehaelt en onsen gen. heren by der stadt Campen geschenckt was) denseluen geschictten des Nederstichts jn handen heefft gegeuen, die alsulck schip den van Swoll voirt ten handen gebracht, all om dat se den van Zwoll, als sij sachten, solden bewilligen het compromis na te gaen en nyet te archwilligen. (Oproer binnen Campen tegens den Vtrechtschen.) Desse tydinge onder den gemeenen borgeren bynnen Campen gecomen sijnde, dat de doemdeken en deken van sanct Peter den van Swoll meer hadden toegesacht, als hem van onsen gen. heren beuolen was, en dair en bouen dat de geschictte des Nederstichts den van Zwoll het schip, dair all dit regement van gecomen was, hadden weder gegeuen, wasser | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bynnen Campen groote murmuratie, en alsoe ter seluer tijt als op sonnendach in de vasten voir Palmen Judica (17 Maart) drie van den geschictten des Nederstichts, als meester Steven Rumeler,.... van Zulen en Willem Foyt met meester Frans Cobell, Adriaen van Twickell en Reynolt van Coeuorden bynnen Campen weren gecomen om in de vors. saicken, dat de schepen middeler tijt der vthspraicken vry solden varen to solliciteren, hebben eenige lichte en quade luyden bynnen Campen, als Mouwers Euerts, Beernt Decker, de cremer in de Veenstraet, Albert Sticker de vuller, Jutte Becx broeder, de scroeder metten roeden haer, Jan Bosch en anderen, die meer tot oproer dan tot vrede en eendrachticheyt geneycht sijndt, hebben groot rumoer en enen oploep gemaect tegens denseluen geschictten des Nederstichts, hoir jn der herberge nalopende, soe dat sij eendeels bouen wt de vensteren mosten springen off solden lyueloes hebben gewordden, van welcken oploep de raedt noch de beste jn Campen nyet en wusten jnt cleyn noch jnt groot, en de raidt moeste deselue geschictte des Nederstichts wter stadt veyligen offte woldense doot geslagen hebben. Item de stadt Campen heefft hoir scrifftelicken en oick muntlicken doen ontschuldigen, dat de raidt des oploeps rades noch dades geweest were en dat ment dair om der stadt nyet en behoirden te laten mysgelden. De geschictte van Vtrecht, die bevaert geweest, hebben op de ontschuldinge geantwoordt, soe lange sij nyet en vernamen, dat de raidt van Campen ouer den principalen, die den oploep gedaen hadden, justicie deden, en conden sij nyet vermercken, dat de raidt dair van nyet en wuste offte ontschuldich were. Item soe die van Swoll het schip weder hadden en de schepen in middeler tijt der vthspraicken sonder aenhalen vry solden varen, seden sij, het compromis te willen achtervolgen, doch sij en lieten nochtans nyet aff te solliciteren aen den hertoch van Gelre om hoir archwillicheit te volbrengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item soe heeft onse g. heer der stadt Campen doen scryven om hoir anspraicke jn to leggen, twelck soe geschiet is, dair op ouer en weder ouer geantwordt, gerepliceert en gedupliceert is, twelck soe lange van beyden sijden is verlopen, dat onse gen. heer geen tijt en hadde sich in der saicken to beleeren en to beraden, wairom onse gen. heer van beide steden heeft begeert, de tijt der vthspraicke noch verlengt te mogen wordden, twelck die van Zwoll nyet wolden belieuen, dan wolden onsen gen. heer dringen bynnen Vtrecht te comen en soe onberaden metten staten ouer en af to wijsen, twelck het compromis nyet en hadde begrepen. Doch jn middeler tijt all eer het compromis geeyndiget was, heeft de keyserlicke maiestaet zekere mandementen gesonden aen onsen gen. heren, sijnre gen. handen sluytende jn der saicken nyet te procederen, by priueringe van den regalien, en jn gelijcken aen den staten, voirt aen Campen en Zwoll tegens malcanderen mitter daet nyet te attempteren, bij priueringe aller priuilegien en vermijdinge der neder bourgoensche landen, en sijne K. Mat. heefft de saicke aduoceert en denseluen steden eenen rechtdach angesat opten lxen dach na der executie, wantet twee rijcksteden sijndt en de saicke van tollen hen compt, soe dat de stadt Campen bij den keyser hoir volmacht hebben gesonden om den rechtdach wair te nemen. (Zwoll hebben de Gelreschen jngehaelt.) Dan die van Zwoll hebben alsulcke mandementen nyet willen achten en al jst sij al horen wille hadden, want hoir tschip was weder gegeuen, en de schepen met tolber gueden geladen vry sonder aenhalen voeren all tot horen wille, des sich billicken die van Campen mochten beclaget hebben; nochtans sijndt die van Zwolle, als Judas dede, in hoir verrederie, die sij ouer lange jn horen hertten hadden verborgen, verhardet en versteniget worden en hebben des woensdagen auont voir sanct Margrieten dach (10 Julij) Michell van Bombergen drost t Hattem met voell knechten en volcx wten lande van Gelre in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
name des hertogen van Gelre bynnen Zwoll ingehaelt, den hilligen patroon sanct Mertten, der kercken, den gesticht en onsen gen. heren van Vtrecht en hore hoge geloefte, eere en eede gans vergetende, en sijndt metten seluen Gelreschen des donredages morgen omtrent twee offt drie vre en mit drie schepen voir Hasselt gecomen, jn meninge de stadt van Hasselt, die hem nye leedt en dede, verrederlicken en stylswygende jn te nemen, dan en hebben hore quade menynghe nyet volbrengen connen, want Gode verhengeden dat een van horen schepen tot Hasselt aen den wall dreeff, dair die van Hasselt jnne gevangen hebben Jacob van Wytman en Johan ten Bosch Tymensz. raedsheren van Zwoll, selff xviij, en hebben se tot Hasselt op ter stadt huys gebrocht, en de anderen, die mede voor Hasselt weren, verliepent schentlicken. De stadt Campen, dit vereysschende, hebben van stonden an bynnen Hasselt geschickt, begerende dat sy de gevangen well wolden bewaren; wes sij behoeffden van luyden, bussen, cruyt, clooten offt anders wolden sij hem genoch schicken, en hebben voirt lx goede bussenschutten met allen gereetscap bynnen Hasselt geschict; dan de Zwolsche weren weder na den middach met aller macht voir Hasselt gecomen en eyscheden die gevangen loss te hebben, offte sij wolden de stadt anvallen, en die van Hasselt hielden spraeck mitten Zwolschen en lyeten sich met dreygementen soe lange leyden, dat sij de gevangen los lyeten op soedane conditien dat de vors. gevangen sweren mosten, nimmermeer tegen der stadt Hasselt te doen, en solden dair op des anderen dages segell en brieue brengen van der stadt Zwoll, en Michiel van Pameren drost toe Hattem solde oick des gelijcken doen, offte sij solden dan selues persoenlicken weder jnholden; dan die van Zwoll vergaten horen eedt en quemen nyet weder en sonden oick gheene brieue en Michiell van Pameren en hielt sijn geloue oick nyet. (Ridderscap gevangen.) Opten seluen donredach was de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gantse ridderscap van Sallant en Twenthe ter Nyerbrugge verscreuen en vergadert, dair die van Zwoll met behulp van den Gelresschen to peerde en to voete quemen en nemen den meesten deell van der ridderscap gevangen en vuerden met hem bynnen Zwoll Adriaen van Reede, Aloff van Rutenborch, Johan van Bochorst tot Bocxbergen en Volkier Sloet en deselue jn stocken en blocken geworpen offtet dieue en verreders weren. Des dages dair nae sijndt die van Swoll voirt wtgetogen en hebben dat huys to Zuethem gespolieert en dat huys to eerden nedergeworppen. Des sonnendages na Margarete (14 Julij) nemen sij jn dat huys toe Bochorst met verrederye, want Johan van Boehorst tot Clarenwater jnt cloester bij hem was boede gesonden op goeden gelouen met hem to spreken, en hebben hem alsoe gevangen en dat huys to Boehorst jngenomen, dair Albert, den zoen jnt gulden hoeft t Zwoll, voir hoefftman opgelacht. (Zwoll den hertoch van Gelre jngehaelt.) Item op woensdages morgen opten xvijen Julij sijndt die van Zwoll mitten Gelresschen weder voir Hasselt gecomen en aldair aen beyden zijden en oick opt veer tegens Hasselt ouer hoir leger gemaect en hebben dach by dach seer zwaerlicken geschoten. Opten seluen woensdach des morgens omtrent vij vren js de hertouch van Gelre tot Coten met een deell peerden ouergescheept, dair Jacob van Wijtman en Euert Euertsz, raedtsluden van Zwoll hem met grooter reuerencie ontfingen en hebben hem soe voirt met veell tortsen en met luyden van alle horen klocken met grooter jubilatie bynnen Zwoll gebracht en hem voor eenen heren en protectoer ontfangen, vergetende horer eere, eeden en hoge loefften, Sanet Merten en onsen gen. heer van Vtrecht gedaen. Item dair nae opten xixen Julij sijndt tot Campen brieue gecomen van Deuenter met jngelachter copien des hertogen brieue van Gelre aen den staten des Nederstichts gesonden, woe hem die van Zwoll voor eenen heren en protectoer hadden angenomen, als hier na volget. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kairle hertouch van Gelre, van Gulich en greue van Zutphen etc.Den weerdigen, edelen, hoichgeleerden, eerberen, vromen, eersamen, wijsen en voirsichtigen, onsen lieuen neuen, andechtigen en besunderen, prelaten en capittelen der vijff goidshuysen, rytterscap en stadt, als drye staten des Nederstichts van Vtrecht. Wy en twyfelen nyet, ghy well verstaen en gehoert hebben, als wij myt waerheyt bericht sijndt, woe burgermeisteren, scepenen, raidt en jngesetenen der stadt Swoll bouen guede segele en brieue van loefflicker gedechtenissen wijlneer bisscop Tutrecht en den vijff goidshuysen verleent en gegeuen, nv by onsen neuen ytzonts tegenwoirdich bestedight en confirmeert, jn oren priuilegiën, rechten en vryheyden, bauen alle guetlicke erbedinge en submissie verkort worden sijn, des ghij ene sunderlinge weten hebt; om dan t moegen blijuen by denseluen oeren rechten, vriheiden, priuilegien, olden hercomen orer voiralders, en zij jn langwerigen jaren jn rustelicken en vredelicken besith geweest sijndt, blijuen mochten, des oen nicht na allen oren temenlicken en billicken presentatien heefft willen geweren, hebben sij ons, als oeren nabueren angeroepen en angenomen voir oeren heren en protectoeren, tselue nyet geschiet js jn preiuditie en achterdeell onses hilligen vaders en bisschops, sanct Mertens en der ecclesien van Vtrecht, dan tot oeren vordell, als ghij well vernemen wurdt, en sijn anders nyet dan soe voele te meer geneicht en geoirsaket as ye werelt geschiet js, vrentscap en gonst met v to halden tot vorderinge des heyligen bisscops ecclesien en sementlicken ondersaten, dat wij v nyet hebben willen verswygen offt anders angebrocht wordden uw lieffden weirdicheiden en eerberheiden, die godt bewaren moet. Gescr. jn onser stadt Arnhem opten xiiijden dach Julij, nostro sub secreto anno xxj. (Hasselt ontsettet). Dair na den xxj Julij op sancte Marien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Magdalenen auont omtrent des middages hadden de Gelressche en Zwolssche eenen toren tot Hasselt onder de voete geschoten, die ouerstortte jn de graffte, dair de Gelresschen en Zwolsschen twee stormen op deden, en veell edelen wuyten lande van Gelre bleuen in den storm doot met meer anderen; dan de borgeren bynnen Hasselt metten borgeren van Campen behielden de stadt en sanden voirt Tymen van den Veen Euertszoen aen der stadt Campen om hulp en troest. Alsoe dat de stadt Campen op sanct Marien Magdalenen dach wt maeckten Roeloff Paell en Jan van der Vecht van den rade myt omtrent duysent goeder borgeren van Campen, well gerust, die met Roeloff van Itterssum drost van Diepenheim en Johan Kruse rentmeister van Sallant en met een deell boeren wten lande van Vollenhoe to samen voir Hasselt toegen en hebben den eenen leger an desser zijden ouer het water omtrent der bruggen verdreuen, enige dootgeslagen en al watter was genomen en Hasselt met knechten, vitalie en anders ontsettet; en de ander twee legers, dit syende, sijndt oick opgebroken en alto samen metter haest weder bynnen Zwoll gelopen, dair de hertoch van Gelre mede was en schentlicken wten velde vloe. Laus et gloria Deo. Item op sanct Jacobs dach (25 Julij) heefft de stadt Campen bynnen Hasselt gesonden twee yseren cortouwen en een metalen veltslange, want sij beduchtet weren de Gelresche en Zwolssche weder voir Hasselt comen solden, en de spraicke ginge sij voir Hasselt een catte wolden oprichten. En soe de Gelressche metten Zwolsschen tot Genemuden weren gecomen en begonden dair te grauen en bolwercken, voeren allijckewell de Campers met gewalt het Zwartte water jn tot Hasselt en hielden metten vianden tot Genemuden schutgeveerde. (Genemuden ingenomen). Item ter seluer tijt sijndt wt Vrieslandt tot Genemuden gecomen xj seynschepen bemannet met volcke; dit vernemende de lande van Vollenhoe hebben sij de bueren en huysluyden op de beene gebrocht en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben sich dair tegens gelegert an den Oirt tegens Genemuden ouer om de vianden te moeten en wten lande te keeren, en de Gelresschen metten Vriesen hebben Genemuden eendeels affgeworppen en het ander begrauen en seer gesterckt. (Roelof van Ittersum geschoten. Hermen van Yselmuden doot geslagen). Item des dijnxdages post Jacobi (29 Julij), sijndt de Gelresche metten Vriesen tot Genemuden ouer t zwarte water gevaren en sijndt den Vollenhoesschen leger aen twee oirden angevallen, soe dat de bueren van Vollenhoe wech liepen, dair ouer Roeloff van Ittersum drost toe Diepenheim geschoten, Hermen van Yselmuden yrsten gevangen en gebonden sijnde, noch dotgeslagen en jammerlicken vermordert wordden. En de Gelressche, voirt de Zwolssche metten Vriesen sijndt voirt opt landt van Vollenhoe en voir t slot van Vollenhoe getogen en hebben de huyse opten lande eensdeels verbrant en de andere alto samen in dingtall gebracht en aldair, voirt jn de Cuynre, groot gelt van brantschat en dingtaell geworuen. Item sij hebben thuijs tot Gramsberge jngenomen, twelck hem Frederick van Twickell drost tot Coeuorden weder genomen heefft. Item de Zwolssche en Gelressche hebben voirt wt Sallant, Twenth, Drenth, groot gelt geschattet en dair nae noch elck dorp op eenen grooten penninck gesat tot onderholdinge horer ruteren en knechten, als nementlicken Wye op dusent golden g. en iiijc mud haueren, Dalffsen op xiiijc g. en vjc mud haueren, voirt alle andere dorpen na aduenant. Item dessen vors. ouervall der van Zwoll metten Gelresschen en Vriesschen, twelck sy gedaen hebben tegens recht, reden en aller billicheyt - want die van Campen altijt ouerbodich geweest hebben rechts to plegen en nyet to vechten - hebben de steden Deuenter en Campen, voirt de lantscappe van Ouerijsell aen den eerweirdigen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heren, heren Philips van Bourgongien in der tijt bisscop Tutrecht, menichmaell schrifftelick en muntlick clagende to kennen gegeuen, om hulp en troest biddende, tselue onse gen. heer der keyserlicker maiestaet heren Chaerll van Bourgongien, coninck van Spaengien, eertshertoge van Oestenrijck, roemsch keyser, voirt to kennen heefft gegeuen, die sijne genaden toesede hem nyet te willen verlaten, dan hij moste sich een weynich tijts lijden, want de k. ma. orloch hadde tegens der croone van Vranckrijck, dair de keyser tegens hadde liggen ouer hondert en lxm mans to peerde en to voet op verscheiden plaetsen, soe en conde de keyser datmaell geen volck ontberen, alsoe dat de bisscop van Vtrecht bij den keyser van dage to dage is opgeholden en alleene met schoone woirdden getroestet wordden. Doch mijn gen. heer de bisscop dede an Campen scrijuen, sij op sijnre gen. cost etlicke knechten solden annemen en sande dair op aen sijnre gen. rentmeister van Sallant Johan Kruse etlicke dusent gulden om de knechten to verplegen, dan ten conde nyet voell helpen, want men wten landen, die van den vianden verdestrueert weren, geen gelt conde crijgen. Item des sonnendages voir onser lieuer vrouwen hemelvairtsdach (11 Aug.) weren etlicken knechten wt Hasselt in Mastebroeck gecomen om hoir hoeftluden, die tot Campen getogen waren, ouer te veyligen, twelck de vianden vereysscheden en hielden schutgeveert met den van Hasselt. En die van Hasselt schickten horen luden omtrent drie hondert knechten to hulpe met twee vliegende veenkens, en de vianden weren mitter tijt ouer acht hondert knechten van achteren sterck gewordden en dreuen de knechten van Hasselt to rugge, dair ouer van den Hasselschen knechten omtrent xl verdroncken, die jnt water gedrongen wordden en omtrent hondert gevangen wordden. Item alsoe onse gen. heer bisscop op der vors. guetlicker toesage van den keyser bij den keyser bleeff liggen, hoewell | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
syne genaden soe menichmaell muntlick en scrifftelick met grooter andacht vervolcht en gebeden wordde in sijnre gen. lande te comen etc. heefft nyettomyn Johan Kruse rentmeister van Sallant, bij rade der steden Deuenter en Campen, met Willem van Dotinchem scholt to Deuenter noch drie veenken knechten angenomen met j½c ruteren, welcke ruteren en knechten to samen bynnen Campen sijndt gecomen des manendages na exaltationis sancte Crucis, nementlicken op sanct Lambertsauont, (17 Sept.) en soe men gheerne gesien hadde dat Hasselt ontsettet geworden hadde, weren de knechten onwillich en wolden yrsten gelt hebben. Soe waert bij den rentmeister van Sallant metten ruteren gesloten, dat sij eenen toch jn Veluwen omtrent der Elborch doen wolden om dair brantschat te weruen, de knechten dair mede to betalen. (Nederlage van den stichtsen ruteren en knechten omtrent der Elborch geschiet). Ende op sancte Matheusdach, des saterdages in den Quatuortemper (21 Sept.) js de rentmeister van Sallant Jan Kruse en de scholte van Deuenter metten ruteren en knechten wt Campen getogen des morgens omtrent drie vren en hebben eenen grooten roeff, voel beesten en ijc gevangen bueren geworuen; dan de vianden, den sulcx te vorens verboetscapt was, hebben sich gesterckt met driehondert reysiger peerden en ouer xviijc crygesknechten behalue de huysluyden en hebben de stichtsche ruteren en knechten omtrent der Elborch verlaget en hebben van horen bussenschutten heymelicken jn den huysen gelacht, die ter zijdwaert in den stichtschen hoep schoeten, en sijndt se van voir wt tween wegen angecomen, doch de stichtsche ruteren en knechten hebben sich vromelicken geweert, alsoe dat van beiden zijden byna euen vele doeden bleuen, en van der Gelresschen zijdt bleeff doot Hermen van Velen, drost des greefscaps van Zutphen, en een edelman Reiner van Aeswijn genoemt, en van der stichtscher sijdt bleeff nyemants sunderlinges van namen dan een hoepman van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
knechten, Coeuorden genoemt. Doch de Gelressche hielden tvelt en cregen well hondert reysiger gevangen, dair Jan Kruse de rentmeister van Sallant en de schult van Deuenter, leyder, mede gevangen wordden en vingen noch omtrent vjc knechten, twelck sij well te doen hadden want sij meer dan de helffte stercker weren en dair toe op hoer vordell lagen, en stegen, straten en de huysen ter sijden jngenomen hadden. Johan van Twickell, de drost van Twenthe, ontquam en reedt bynnen Campen. (Van den oploep bynnen Deuenter exemplum sumens a Campen). Item Johan van Wermeloe wter Twenth ontquam oick met meer anderen en reedt bynnen Deuenter, dair hij gevraecht wordde woe dattet gegaen was, ende hij antwordden, all verraden all verraden, wair wt enige schumers en archwillige bynnen Deuenter een quaet, boes verstant nemen seggende: de raidt van Deuenter hadde het landt verraden, en sachten mede dat Peter van Mouwijck bynnen Zwoll bussencruyt geschict hadde, en liepen alsoe met sulcken rumoer en sloegen de klock en liepen voirt nae t raedthuys en sloegen de doren op en nemen de slotelen van den poirtten, beualen se een van den borgeren, nemen oick al der stadt siluerwerck, liepen oick in der scrijffcamer en slogent dair all ontwee, liepen oick tot Peter van Mouwijcks en meer ander huysen. Des anderen dages waerdt de tromme geslagen: alle de ghene, die bij den borgeren wolden leuen en steruen, solden comen op den Brinck; dair settense wter meenten alle de ghene, die van older to older van radesluden en van goeden luden geboren weren en alle die den radesluden jn eniger wijs bevrundet offte bemaget weren, en koeren weder in der meenten wt elcker gilde twee. Item deselue nye meentslude gingen voirt opten raedthuyse en vercoren den raidt en lieten xiiij van den olden rade sitten en koeren dair voir xiiij nye raedsluden, en de ander x olde raedslude hadden sich opten Brinck bij den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
burgeren gevoecht, soe dat se wederom jn den rade sijndt gecoren, dan de wijste en vernufftichste hebben se vergeten. Item sij hebben alle de olde raedslude vrij geleide gegeven. Peter van Mouwijck heefft openbaer jn den krinck begeert, jndien men enige waerafftige ticht op hem wuste, dat men sulcx openbaren solde. Hij begeerdent nyet met gelde, dan met sijnen halse to beteren. Dan nyemants en heefft gesproken. Sij hebben malcanderen voirt geëdet om den voirs. oploeps wille nummermeer te doen offte te laten doen; en der stadt suluerwerck js een deell wedergebracht. De hertoch van Gelre horende dat se bynnen Deuenter dus tweedrachtich weren, js hij met gantser macht getogen voir Deuenter brugge met sijn zwaer geschot en heefft hem den toren, die sij tendens der bruggen gelacht hadden, affgeschoten en de brugge een stucke weges gebrandt en heefft voirt het bolwerck voir Deuenter met verrederie dorch den ghenen die dair op weren, jngenomen en t selue seer begrauen en gesterckt, soe dattet bij nae onwynlick js. Item myn heer van Roggendorff met Wiltesdorff den velthoeffman sijndt metten hoep van myns gen. heren van Vtrechts knechten in Vrieslandt getogen, dair sij de Vriesen ouer all in dingtaell gebracht en enen grooten penninck gewonnen hebben. Item soe mijn heer van Roggendorff bynnen Steenwijck en Hasselt was getogen om de knechten aldair to monsteren en to betalen, js Wiltesdorff metten hoep knechten voirt in Colmerlandt getogen, dair sij oick groot dincktaell hebben geworuen. Item de greeff van Moers, stadtholder van de gelresschen Vriesen heeft sich gesterckt en alle de gelressche Vriesen opten been gebracht, soe well die gedinget weren als ongedinget, jn meninge den Vtrechtschen hoep to slaen; doch God, die altijt een voirstander js der rechtveerdicheyt, en de hillige patroen sanct Mertten hebbent soe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ervuegt dat de Vtresschen de ouerhandt en het velt hebben geholden. Item dit geschiet wesende soe js de Vtrechse hoep na Groeningerlandt getogen, dair sij oick veell roefs hebben geworuen. En alsoe de knechten onbetaelt bleuen en de spraicke was dat de ouerste het gelt van der dingtalen ondersloegen, soe wordde de Vtrechsche hoep onwyllich en liepen meeste pairt van een ander en quemen bij den Gelresschen. En myn heer van Vtrecht, merckende dat hij den knechten nyet betalen conde ende oick van den huyse van Bourgoengien nyet ontsettet wordde, als sijne gen. belouet was, soe sijnt sijne genaden des saterdages voir Oculi jn den vasten (22 Maart) na Hollant en voirt na t hoff van Bourgoengien gevaren. (Diepenhem). De Gelresschen, dit merckende, hebben hem hoe langer woe meer gestercket en een genoemt Beernt van Hacfoert, die een meester was van allen quaden stucken, heefft Diepenhem jn Twenthe verredelicker wijse jngenomen, wantet tegens Groll gestilsatet was, en heefft dat selue huys Diepenhem seer begrauen en gesterckt en dair toe alle de boemen opgehouwen. (Steenwijck den storm wedergestaen). Item dair nae jnt selue jair xxij des vridages morgen voir halfvasten (28 Maart) sijndt de Gelresschen, Zwollschen en Vriesen voir Steenwijck gecomen en hadden noch drie vanell knechten en hebben hem dair gelegert in de westwijck. Des saterdages morgen js Michiell van Pameren mit xij peerden en twee vanell knechten en de greue van Moers mit een vanell knechten en drie dusent Vriesen dair bij gecomen, en alsoe de knechten wt Steenwijck des namiddages een wijndemoelen aen de steenstrate, dair hem de vianden in der stadt van mochten beschieten, aen brant staken, soe sijndt de legeren voir der stadt opgebraken en sijndt de stadt mit een allarm angevallen met ledderen en andere jnstrumenten stormenderhandt, dan sijndt weder affgeslagen, een venell benomen, de venner met meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
anderen dootgeslagen, alsoe dat se weder mosten wijcken, en van den sonnendach opten maendach des nachtes sijndt de vianden veell stercker dan te vorens weder angevallen, het vuer ouervloedelicken dair jn geworppen, dair van de stadt tot twee plaatsen js bernende gewordden, en sijndt voirt met gantser macht in de graffte gevallen, de staketten gebroken en boven opten wall gecomen, doch hebben van bynnen de vors. vianden soe gemoetet, dat se dair van mosten wijcken, dair ouer Michiell van Pameren en meer anderen doot sijndt geschoten; oick sijndt dair veel Vriesen doot gebleuen. En hebben soe de vors. stadt verlaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vant belegge en ontset voir Genemuden.Jnt jair vors. xxij in de weke na paeschen quam int Ouersticht eenen hoep ouerlantsche knechten omtrent xxvjc sterck, liggende in dienste der keyserlicker maiestaet, welcke knechten de keyserlicke ma. onsen gen. heren van Vtrecht geleent hadde om sijnre gen. vianden to krencken. Soe js deselue hoep knechten ten yrsten van Deuenter aff gecomen den IJseldijck langes en hebben voirt yrste het huysken tot Coeten opt veer, den Lusenborch genoemt, verbrandet en daell geworppen. En sijndt voirtgereyst verbij Zwoll na Hasselt, om een blochuys tegens Hasselt ouer opten dijck staende, Corffhuysen genoemt, daell te werppen, en als men eens met een halue slange na t selue blochuys hadde geschoten soe heefft de hoefftman dair op sijnde het selue blockhuys opgegeuen, en de hoepman Frans Brandenborch comende t Zwoll leyden se hem op, dat hij het vorg. blockhuys sonder noet opgegeuen hadde en deden hem voirt hangen. Item het vorg. blockhuys hadden die van Hasselt jn en hebbent daell geworppen en verbrant. Item de vors. hoep knechten hebben hem voirt gelegert voir Genemuden, dair de ouerste van weren de stadtholder van Vrieslandt, Jorien Schenck genoemt, en de ouerste hoeptman ouer den knechten Wildersdorp genoemt. En dair | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordde groote nersticheyt gedaen met schieten en een catte gerichtet, oick eenen hulck met twee kleyne karueels en andere roybaerssen jnt zwarte water belecht en soe scerp belecht, dat sijs bynnen Genemuden nyet well langer mochten geholden hebben, twelck vernemende de hertoch van Gelre heefft hem gesterckt met aller macht om Genemuden t ontsetten. Dit vereysschende die jn den leger waren, hebben sij omtrent j½c reysiger bij hem doen comen, twelck groote geckheit was, want men met peerden op de dijcke nyet veell kan schaffen. De Gelressche hoep js omtrent jn der Asschet blijuen liggen om die anderen wten legher te locken, en die in den legher waren hebben sich verhoemoediget en sijndt wt oren leger getogen, en de Gelresschen hadden onder wegens een huys jngenomen en dair jnne ouer twee hondert bussenschutten gestalt, en als de reysiger wten leger verbij dat huys weren, sijndt de Gelressche bussenschutten wten huyse int reysich tuych gevallen en de ander Gelressche hoep js oick gewendet en hebben de ruter wten leger alsoe gedrongen, dat se hoir selues volck metten peerden onder de voeten traden, en sijndt alsoe dorch hore hoemoedicheit jammerlicken geslagen en meestendeell gevangen wordden, dair mede Genemuden ontsettet was. Aldus en sall sich nyemants verhoemoedigen en sijne vianden nyet te cleyne achten. Doch het is to vermoeden, als oick na well beuonden werdde, datter verrederie mede was. Item onse genedige heer Philippus van Bourgoengien bisscop t Vtrecht dit horende ontboet aen den steden Deuenter en Campen seer troestelicken, dede oick sulcx menich foldich schryuen, als dat sijne gen. het Ouersticht niet en dachte to verlaten en dat de keyserlike maiestaet dair toe groot behulp doen wolde, en dat sijne gen. dair omme te houe vervolgden, etc. En hierop sanden de twee steden vors. hore radesvrunden en secretarien an sijne genaden en oick to houe, den welcken groot behulp en bystant waert gelouet, dan dair en volgde nyet na dan schone woirdden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit merckende de ridderscap van den lande en oick de vors. steden, dat se de eene tijt voir en de ander tijt na met schoonen woirdden omgeleyt en opgeholden en alleene gepractizeert wordde dat sij mitten hertougen van Gelre jn veden en oproer solden blijuen, opdat Hollant in vrede solde blyuen sitten; oick anmerckende de lantscappen in den gront bedoruen en de lantman vermits armoet solde moeten verloepen, en dat de renteners, vermits sij in drie jaren van oren renten nyet geboert noch genoten hadden, en nyet langer staende mochten holden, en besonders bouen all want de Gelresschen dach en nacht solliciteerden om meer en meer huysen en vlecken jn te crijgen. (Tractaet metten Gelresschen). Om dan tselue noch van den Gelresschen ongewonnen was tot sanct Mertens en onses gen. heren van Vtrechts behoeff en beste te mogen beholden, soe hebben de twee steden Deuenter en Campen, met volboert en consent van de ridderscap, oick by weten en goetduncken meester Hermans Hagens, als raedt en beueelsman op dat maell van wegen onses gen. heren van Vtrecht, bynnen Campen eenen tractaet noetshaluen metten Gelresschen gemaect en dair op tegens Deuenter ouer opter Ysselen menichfoldige dachfairdden geholden en jnt sluyten zekere articulen concipieert ludende aldus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Concept des tractaets.Opten xviijen Septembris anno xxij js beraet durch rede mijns gen. heren hertougen van Gelre etc. en gedeputeerden der tweer steden Deuenter en Campen ter waelstadt versamelt, doch allet op anbrengen en beraedt ter beyden zijden. In den yrsten dat sich de vors. twee steden metter ridderscap en anderen steden, sloten en vlecken, noch bij den fursten van Gelre nicht jngenomen, mit sijne gen. jn gantsen vrede geuen willen, nicht tegens sijne gen. te doen offt wten steden en vlecken gehengen te geschien, gedu- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rende de tijt lanck van den leuen onses gen. heren van Vtrecht nv ter tijt, offt soe lange sijne gen. d'bisdom van Vtrecht besittet, ten weer sijne gen. sich metten fursten van Gelre middeler tijt verdroege, ende offt deselue mijn here van Vtrecht dair omme yetwes tegens mijnen gen. heren van Gelre doen wolde, dair toe sullen sij denseluen heren van Vtrecht nummermeer assistentie doen, offte vth oren steden laten geschien. Gevielt oick dat mijn heer van Vtrecht dair omme den vors twee steden offt den anderen steden, slotten offt vlecken in den Ouerstichte gelegen, jn eniger wijs ouervallen wolde, sall de furst van Gelre denseluen steden en lantschappen dair jnne alsdan voerstaen en beschermen. Item dat de ij steden en dat lant van Ouerijssell, die jn dessen verbande mede staen willen, gheenen heren van Vtrecht voirtan accepteren sullen, deselue gecoren offt gesatte heer sal yrsten louen en genochsam zekerheit doen, metten fursten en lantscappe van Gelre vrede en eendrachticheit t'onderholden, en dat deselue heer van Vtrecht sich jrsten mitten fursten van Gelre verenigen en van allen oren gebreken ten beiden zijden verdragen sullen, alsoe dat sijne gen. des to vreden sijn, jnd offt dat verdrach bij den fursten nyet treffen en wolde, sullen sij eenen fursten dair toe nemen, waer bij deselue nedergelacht en geslichtet worden mogen. (Coeuorden). Item als men dessen tractaet dus handelde en dair om aff en an reysden, heefft hem de hertouch van Gelre voir Coeuorden gelegert en dair voir seer geschoten, en al wast de drost opten huyse, Frederick van Twyckell genoemt, noch (als hij verluyden liet) goeden moet hadde en den steden ontboet, hy wer noch well gemoet en wer van al well versorget en soldet noch ten mynsten well eene maent holden, begerende middeler tijt hulp en ontset; nyettomin bynnen drien dagen dair nae wordde het huys tot Coeuorden opgegeven en de drost waert t Arnhem gevuert, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twelck men sede etlicke van den knechten deden tegens wille van den drosten, dair een Peerboem genoemt de principaelste van was; dan de spraeck ginck mede, alsoe de drost vors. een boelscap opten huyse hadde, joffer Roeloff genoemt, die vuyl en vrack was en geenen cost syen mocht, soe en wolden dair gheene rechtsynnige knechten op liggen. Item alsoe de steden Deuenter en Campen metter lantscappe, dat er gheene troest en was om hulp en bystant anmerckten, hoewell sij het beslot van den tractaet van de eene tijt totter ander hadden vertogen, hoepende dat middeler tijt wat solde geschien; soe hebben de steden ten laatsten aengemerckt dattet nyet dan schoene woirdden en bedroch was en sij hoe langer woe meer beenget en benauwet worden, en sijndt dair om metten hertougen van Gelre en sijnre genaden verwanten jn eenen tractaet getreden, die sij noetshaluen hebben moeten annemen, want sij anders geene wegen en sagen tghene sij noch hadden to beschermen, welcke tractaet aldus js ludende. (Soenbrieff metten Gelresschen ao xxij). Wij Johan Sloet en Gheert van Oestenwolde van wegen der gemeener ridderscap slants en ondersaten van Vollenhoe en wij burgermeisteren, scepenen en rade der stad Campen doen kondt en bekennen vermits dessen, alsoe de jrronge, vehede en twyst, een tijt lanck geweest tusschen den dorluchtigen, hoichgeboren vermogenden fursten en heren, heren Kairll hertougen van Gelre, van Gulich jnd greue van Zutphen, sijnre f. gen. landen, luyden en ondersate ter eenre, en den Ouerstichte van Vtrecht ter ander zijden, ter eere godes almechtich, Marien sijnre gebenedider moeder en des gantsen hemelsschen heers, by tusschen spreken gueder vrunden nedergelacht en verdragen sijndt, alsoe dat sijne f. genade, sijnre gen. lande, luyden en ondersaten mitten seluen Ouerstichts steden, slotten, vlecken, landen en ondersaten dair onder gelegen en geseten eene eeuwige swoene en vrede voirtan sullen onderholden, soe louen en zekeren wij wederomme | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voir ons en onsse nacomelingen, voirtan mitten fursten van Gelre, alle sijnre gen. lande en ondersaten vrede en vruntscap t onderholden, tegens sijnen f. gen., sijnre genaden lande, verwanten en ondersaten nyet te doen offte van onser wegen nyet te laten geschien jn eniger wijs geduerende de tijt lanck van den leuen onses gen. heren van Vtrecht nv ter tijt, offte soe lange sijne gen. dat bisdom van Vtrecht besitten, ten wer sijne genade sick metten fursten van Gelre middeler tijt verdroege; jnd jn geualle deselue onse gen. heer van Vtrecht dair omme jets wes tegens den fursten offte furstendom van Gelre doen wolde, dairtoe en sullen wij met onsen adherenten sijnen genaden gheen assistentie doen offt wth onser steden, huysen offte vlecken laten geschien heymelicken noch openbaer. Voirt sullen wij gheenen heren van Vtrecht voirtan ten ewigen dagen accepteren, hij wer gekoren offt gesat, jn wat manieren dat wesen muchte, deselue heer van Vtrecht sall yrsten louen ende genochsam zekerheit doen, mytten fursten en furstendom van Gelre, sijnre genaden lande en verwanten vreede en eendrachticheit sijn leuen lanck offte de wijle sijne genade heer van Vtrecht js, t'onderholden, jnd deselue heer van Vtrecht sall sick jrsten mitten fursten van Gelre verenigen jnd van allen gebreken ten beiden zijden verdragen, alsoe dat sijne gen. des to vreden sijn. Jnd offt dat verdrach tusschen den beiden fursten van Gelre jnd Vtrecht vors. niet treffen wolde, sullen hore genaden beide eenen fursten dair toe nemen, waer bij deselue gebreeke nedergelacht en geslichtet mogen wordden. Oick js bevorwert offt jemants in den Ouerstichte jn dessen vrede offt verbonde nyet mede begrepen wesen wolde, dat wij nochtans metten anderen van der ridderscap, slotten, huysen, steden en ondersaten, die dessen vrede mede onderstaen willen, bevredet en besoent blijuen en desse swoene en vrede oprechtich, sonder jnbreken onderholden, en den fursten van Gelre mytten onwilligen laten beweerden. En | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voirtan sullen alle jn en wtheemsche ten beiden zijden bynnen en buyten steden, slotten en vlecken mit malcanderen mogen keren, verkeren, conuerseren, hore comenscap en neronge to water jnd to lande verhanteren op gewoentlicken toll en wechgelt, vry, veylich jnd ongeleth, gelijcken as jn tijden des vredes. Voirt sall een jegelick ten beiden sijden sijn guedt weder om aenfangen jnd gebruycken moegen als hij dat nv vijnt, allet vors. sonder argelist. Des toirkonde hebben wij Johan Sloet en Gherijt van Oestenwolde van wegen der ghemeener ridderscap en ondersaten slants van Vollenhoe elcx onsen, en wij burgermeisteren, scepenen en raidt der stadt Campen onser stadt segelen voir ons en onsen nacomelingen mede ter begeerten der steden Hasselt en Steenwijck hier an doen hangen. Geg. jnt jair onses heren duysent vijffhondert xxij opten vierden dach jn Octobri. In gelijcker formen heeft de hertouch van Gelre den steden en lantschappen eenen soenbrieff weder gegeuen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Articulen in der swoenen mede versproken, ludende aldus.Soe als tusschen den reden des fursten van Gelre en geschickte raetsvrende der steden Deuenter en Campen op de twee principale articulen entlicken gesloten en verdragen, dat men der an beiden zijden t vreden js, sullen de twee steden terstont tselue verspreecken mitten anderen steden, slotten en vlecken, noch by den fursten van Gelre nyet jngenomen, oick ritterscap des Ouerstichts van Vtrecht, offt sie in dessen vreden en swoene mede wesen willen offte niet, en soe vroe het mogelicken js derseluer hyr mede jnne wesen willende resolutie en menynge den fursten van Gelre verwittigen, doch ten langsten tusschen morgen sonnendach auer xiiij dagen, nementlicken den sonnendach post Luce ewangeliste. En men sall middeler tijt an beiden zijden cesseren, en sullen bynnen den xiiij dagen geleydet en geveyliget sijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alle geschictte vrunde van ridderscap en steden en vlecken omme oir repoirt bynnen den steden Deuenter en Campen te brengen, offt sie jn desser swoenen mede willen wesen offte niet. Item aengaende alle schulden en renten jn dit veetber jaer verschenen sullen deselue geholden wesen voir prijs na older gewoenten, soe veer die van des fursten wegen middeler tijt geboert sijndt; ten wer de versegelinge anders vermuchte mach men sick dair na richten en holden. Soe dan twyst js van schulden, renten en pachten voir der veheden gemaect en verschenen, sullen deselue steden, dair de twyst by js, dat aen twee van de negesten steden schieten, dat sie dorch middelspreken derseluer alsulcker gebreke verlijcket mogen werdden: to weten offt de twyst wer tusschen Campen ind Zwoll, sullen de mediatores wesen Deuenter jnd Zutphen; weren oick de gebreke by den van Deventer jnd Zwoll, sullen sij dairomme verlijcket wordden by den van Zutphen en Campen. Item aengaende de gevangen, soe dan dorch de swoene alle mensschen verblijdet werdden, begeert men die gevangen des oick jn ontholdinge en anders genieten mogen; en de gevangen ter Nyerbrugge de handt affgenomen begeert men deselue een jair lanck oirs persoens onbeuaert mogen passeren, omme middeler tijt sich metten fursten van Gelre to verdragen; en dat alle andere gevangen an beiden zijden die eene tegens den anderen gequijtet werdden, soe voele dat mogelicken js en na gelegenheit wesen en boeren will; en dat men ter naester bycomst die estimatie van den anderen, den mitjegeners niet en kan gehulpen werdden, te auerleggen, die om eenen penninck te mogen copen, des men dan eens worden en verdragen kan. Item dat men allen schaden en affgenomen pennyngen bouen der dingtalen ter naester bycomst met besworen certificatien en genochsam tuychenis van beiden zijden sall bybrengen, om als dan dair op na den besten reden en bescheide te verdragen. En wes van gevangen offt anders bouen der opgescreuen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dingtalen geloefft syn mach, willen de reden des fursten van Gelre metten besten bearbeiden, sulcx totter dachfaert aenstaen blijuen sall, des hore lieffden aen Hacfoert en Merwijck willen doen scrijuen; dan wes men van older dingtalen geloeft heefft en men noch schuldich js sal men guetlicken betalen. Item aengaende de brugge voir Deuenter sal men de tymmeringe hent paesschen offt pinxteren berusten laten en jn middeler tijt sullen die van Deuenter de gerechticheit dair van suecken en vergaderen aen den goedshusen t Vtrecht als grontheren, den sulcx tho verdedingen staet, dair toe de furst van Gelre alle behulp doen sall, tsij met scrifften offt met besendinge tot vordell der gerechticheyt van sanct Mertten, en jndem die van Deuenter enich bewijs bybrachten en mijn gen. heer van Gelre sulcx niet genochsam en kande, wyll mijn gen. heer van Gelre nochtans to vreden sijn de stadt Campen met een van sijnre gen. steden, die dair toe bij sijne gen. gestalt worden sall, dair van kennisse dragen sullen; wer oick alsulck bewijs bij den tween steden nyet genochsam erkant, wyll mijn gen. heer van Gelre noch to vreden sijn deselue twee steden erkennen wes de stadt Deuenter sijne f. gen., voir sijnre gen. gerechticheit om de brugge te laten tymmeren, doen sullen, opdat sijne genade noch nyemants jn sijne gerechticheit vercort en worde. Item aengaende van de Merss en de andere stadt landen van Deuenter sall de stadt en de burgers van Deuenter weder hebben, beholden en gebruycken na older gewoenten; des sullen sij dairtoe schicken eenen behoirlicken wech totten bolwerck to wijsen, om veell inconuenienten to vermijden. En hier van sal men twee notulen maken en deselue van beyden zijden onderteykenen. Item noch js ouerdragen, dat men den huysluyden en anderen jn den lande geseten met geenreleye schattinge offte dienste bouen older gewoente beswaren, dan eenen jtlicken by sijn olde gewoente en rechticheyt laten, en eenen jtlicken lantrecht wederfaren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laten sall. Item dat men jn den vier landen Zallandt, Twenth, Vollenhoe, Drenthe behoirlicke schattinge sall mogen vthsetten en jnvorderen tot veruallinge des landes schulden, dair die amptluden den lanttschappe en steden van Oueryssell jnne behulpelicken sijn sullen. Item opten slotten en huysen en jn den steden en vlecken, de furst van Gelre jn den Overstichte nv ter tijt jnne heefft, sullen sijne genaden setten en stellen goede, eerlicke vreedsame luyden, die dair vth nyemants beschedigen offt ouervallen. Item nyemants ten beyden zijden sall den anderen voir ennige scholt van ruteren offt knechten offt dergelijcken laten beschedigen, becommeren offt belasten jn eniger manieren. (Gevangen.) Item desse swoene en articulen aldus gesloten sijnde hebben de steden Deuenter en Campen scarp veruolcht om de gevangen gequijtet offte ten mynsten bedaget te mogen werdden, dan ten heefft niet sijn willen en sij sijndt al euen hart geholden contrarie tghene datter versproken en verdedingt was. (Thus to Saetsell.) Adriaen van Ree, vermerckende hij soe nyet konde loss wordden, heefft vrunden wtgemaect en heefft den hertouch van Gelre sijn huys to Saetsell jngedaen, dair mede hij gequijtet js, welcke huys de Gelresschen seer gebolwerct en begrauen hebben, om dair mede Oldenseell en Laghe to beengen. Item de ander gevangen hebben hem alto samen seer onbehoirlicken en hoech moeten copen. (Stromen gesloten.) Item die van Zwoll weren beducht, dat Hasselt, Oldenzeell en andere vlecken den tractaet weder breken en op hem schedigen solden, en solliciteerden dair om dat de twee steden Deuenter en Campen dair voir goet seggen en jnstaen solden; dair op Deuenter en Campen antwordden, dat sulcx onredelicken weer, want de cleyne steden hem nyet bedwenckelicken stonden, ende en konden noch en wolden dairom voir oir nyet goet seggen; dan mochten lijden, jndien jemants den tractaet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jnbreke, dat men dair mede voirt voer als de tractaet vermochte; doch nyettomyn de van Swoll solliciteerden soe lange aen den hertouch, dat straten en stroemen gesloten wordden, menende den tween steden dair mede to dwingen dat se voir den anderen goetseggen solden. Item hier op wordden diuerssche dachfarden geholden, soe dat de hertouch wordde onderwesen sulcx geen reeden toe sijn, en soe wordden straten en stroemen weder geopent. (Schattinge.) Item alsoe eene schattinge jn den lande beraemt was om dair mede na vermogen des tractaets des landes schulden to betalen, hebben nyettomin de Swollsche met behulp van den Gelressen de schattinge alleene opboert en tot horen profijte gekeert. (Ossen van Zwoll.) En alsoe die knechten van Hasselt, Steenwijck, Oldenzeell etc. om hoir betalinge neerstich vervolchden offt wolden hoir betalinge opten lande suecken, soe heefft men dair op dage geholden en ten laesten ouercomen, dat de Gelressche en Zwolssche van der schattinge sij opgeboert hadden drie dusent g. tot betalinge en vermynringe der knechten van Hasselt solden opbrengen; doch want sij sulcx vertoegen en op bestemde tijt nyet opbrachten, sijndt de knechten van Hasselt voir Zwoll getogen en hebben dair an ossen en ander beesten ouer vc stuck genomen. Item hier omme hebben die van Swoll den stroem weder gesloten en de wagene van Deuenter en Campen opgeholden, en wolden dat Deuenter en Campen hem den schaden solden oprichten, en Jan ten Bosch Tymensz. sede bynnen Hattem, Deuenter en Campen solden dair weder an, het weer hem lieff oder leet. (Lage ingenomen.) Item die van Lage hadden omtrent pinxteren ao xxiij eenen Munstersschen en eenen Zwollschen coepman ijc vercken genomen, dair op sij gewaerschouwet weren, doch sij en wolden die vercken nyet wederkeeren, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tasten hoe langer woe meer opter straten toe, alsoe dat de Gelresschen practiseerden thuys to Lage jn te crygen en hebben etlicke van den huyse gevangen, die hem allent gelech des huyses to kennen geuen; hebben oick met eenen knecht gesproken, die opt huys lach, die de ander knechten van den huyse bewillichden met hem op eene boete to trecken, alsoe datter maar acht knechten opten huyse bleuen; en middeler tijt sijndt de Gelressche met geschot dair voor gevallen en hebben dair sterckelicken voir geschoten, alsoe dattet de acht knechten, die dair op weren gebleuen, nyet langer konden holden en Adriaen van Reede's huysfrouw en de acht knechten hebbent opgegeuen. (Het hus to Saetsell gebrant.) Item als de Gelresschen het huys to Lage hadden jngenomen, hebben sij corts dair nae het huys to Saetsell wtgebrant en de grauen jngeworppen en vernyelt. (Steenwijck jngenomen en verbrant.) Item de Gelresschen, die dach noch nacht rusten, dan altijt practiseren om te verraden offte to verrassen, weren met eenen hoep ruteren en knechten gecomen voir Steenwijck des nachtes, alst des morgens jairmerct sijn solde, en hadden ennige wtgemaect met boeren clederen, om alsoe des morgens metten anderen huysluyden dair bynnen te comen, dan de knechten en borgeren dair bynnen wordent gewaer en hebbense dair buyten gekeert. Doch dair nae opten nacht van horen kermyssdach, nementlicken op sanct Matheus nacht (21 Sept.) sijndt de Gelresschen weder voir Steenwijck gecomen, ouerleggende, wantet kermisdach hadde geweest, dat se dair bynnen des te beth solden slapen, oick te vorens van der wachten gewaerschouwet sijnde, hebben sij jn der nacht van horen luden jn Steenwijck doen clymmen, die alle dinck well doersagen, en sijndt ten laesten dair jnne soe sterck geclommen, dat se de poirtte met groote hameren opgeslagen hebben, dair doer de ruteren en de ander knechten jn der oirden dair bynnen sijndt gecomen, en jn all dit rumoer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en was nyemants van der wachten noch van den knechten offt borgeren wakende, dan alleen een knecht, die riep viant, viant, en wairt voirt dood geslagen. En als de Gelressche ruteren en knechten dus metter oirden opt merct weren gecomen en sij hem nyet en vermoeden sterck genoch te sijn de stadt jn te holden, hebben sij tot drie offt vier hoecken den brant in den huysen geschoten, menende de knechten en de borgeren dair mede to verstroyen; doch de brant js soe weldich geworden, dat de ganse stadt met kercken en anders, behalue alleene drie offt vier huysen verbrandet js, en de knechten en borgeren sijndt den meestendeell dair vth geweken, alsoe dat de Gelresschen sijndt dair jnne gebleuen en begonden de stadt wederom te vestigen, huysen en anders dair jnne te stellen, om de stadt jn te holden en te beschermen; doch hadde veel nutter geweest, die van Steenwijck selues beth gewaket hadden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Bourgoenssche hoep jn Vrieslandt.Item soe de Gelresschen Worckum hadden jnnegenomen en begonnen aldair een sterck blockhuys to leggen om dair mede den van Staueren de passagie to behynderen, soe is heer Jan heer to Wassener als ouerste velthoepman van den Bourgoenschen, en Joriaen Schenck vryheer to Toutenbergh, stadtholder van wegen keyserlicker maiestaet jn Vrieslandt, met omtrent driedusent knechten in den somer ao xxiij jn Vrieslandt gecomen, mede brengende veell geschots, cruyt en ander gereetschap, en hebben ten yrsten Worckum jngenomen en dair een blockhuys gelacht. Die van Sneeck sijndt voirt jn handen gegaen, en de Bourgoensche hoep js voirt omtrent Bolsweert getogen jn meninge Bolsweert to beleggen. Die van Bolsweert hebben bij den vors. heren geschict en accordeert, waer de meeste deel van Vrieslant bleue, solden sij mede blijuen, en solden dair op ten beiden sijden still sitten. Item dair nae sijndt de vors. heren, mijn heer van Was- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sener en de stadtholder, metten hoep knechten en allent geschot voir Dockum getogen, dair sij hem gelegert en seer geschoten hebben, alsoe dat ten laesten Goltsteen de hoepman, die dair bynnen was, merckende, dat hij gheen ontset en creghe, het huys en de stadt Dockum jn der vors. heren handen heefft moeten opgeuen. En de vors. heren sijndt wederom na Vrieslant getogen en hebben t ganse lant jngenomen en de bueren hebben hem altosamen gesworen. En sijndt metten hoep knechten en met allen de bueren voir Sloeten gecomen, twelck sij met drie legeren belecht en dair voir seer swaerlicken met tumelers, cartouwen en ander geschot geschoten; dan die dair bynnen weren hieldent nochtans x weken lanck seer vromelicken en droncken niet dan gesoden roggen schencbier, des sij zeer sijndt te prijsen. Doch ten laesten opten vridach voir sancte Mertten opten sesten dach Nouembris, want sij lange in armoet hadden geweest en gheen ontset vernamen, hebben sijt moeten opgeuen, dair van de ouerste was Otto van Mekeren. Item alsoe Sloeten opgegeuen was des vrydages en sij voir den Lemmer weren getogen en wolden dat begynnen to schieten, soe hebben sij sprake begeert en hebbent opgegeuen des sonnendages voir Martini. Arent van Bochorst was de ouerste in den Lemmer. Item als de Borgonssche Sloeten en den Lemmer dus hadden jngenomen, sijndt se dair nae om Steenwijck te beleggen getogen; dan de Gelressche, dair bynnen liggende, hebben Steenwijck verlaten ende en dorfften den Bourgoensschen hoep nyet verwachten, en de Bourgoenschen sijndt bynnen Steenwijck gecomen en hebbent jngenomen op sanct Merttensdach den xjten dach Nouembris ao xxiij. Item als de Burgoensschen heell Vrieslandt en oick de stadt Steenwijck dus jngenomen hadden, dair van heer Johan vryheer tot Wassenare, heer to Voerschoten en Valckenburch, burchgraue to Leyden etc., ouerste velt- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoepman en capiteyn was en hem in den handell seer vromelicken en stolt hadde bewesen en altijt mede de voerste en de yrste was, des hem de krijchsluden gans wtuercoren lieff hadden, want hij een spies op sijnen hals nam en altijt mede dede wes een krijchsknecht doen dorffte, dair over hij, leyder, voir Sloeten was geschoten wordden an sijnen arm, soe waert hij aen der wondinge hoe langer woe krancker en ten laesten waert hij begauet met de geelsuchte en sterff dair an op sanct Barbaren dach (4 Dec.) ao xxiij, wiens ziele God almechtich bermhertich en genedich sijn will, en God will hem de trouwicheit, die hij bewees an synen heren den keiser en sijne vroemheit, want hij voir de rechtveerdicheit gestreden heefft, genieten laten. Item jnt jaer xvcxxij waert paeuws gecoren, nadat papa Leo de Medicis gestorven was, Adrianus de seste en was geboren bynnen Vtrecht van armen schamelen luden. Dese was in der scholen pauper geweest en waert na regent van de vniuersiteit tot Louen, en waert geordineert meester en regent to sijn ouer hertouch Kairll, coninck Phs soen van Spaengien, hertouch van Bourgoengien en van Brabant, welcke Kairll na sijns vaders doot coninck wordde van Spangien en van veell coninckrijcken en waert voirdt gekoren keyser van Romen etc. Dessen keysers vader hadde meester Adriaen van Vtert, die nae paeuws wordde, yrsten gemaect deken van sanct Peters kercke tot Louen en keyser Carolus vors. gaff hem dair na d bisdoem van Toleten (!) jn Spaengien en maectten hem ouerste gubernator jn Spaengien, en wairt cardinaell geordineert en dair nae paeus gecoren en gecroont. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Roden verloren ao xxiij.En alsoe de Turck met groote menichte van schepen, luden, geschot en ander reeschop Roden seer scherp belacht hadde anno xxij en t selue anno xxiij jn Januario, leyder, jncreech doir compositien, soe heefft de paeus Adrianus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sulcx an allen den fursten en heren van christenheit doen scriuen, eenen jtlicken doer de lieffte Christi en oick op de ewige maledictie vermanende, dat se met malcanderen vrede maken en den Turck solden helpen wederstaen. Doch want de gantse christenheit, fursten en steden tegens malcanderen oproer en oirloch hadden en de paeuwselicke scrifften niet achtende, meer en meer tegens malcanderen opstonden, soe js de vors. paeus jnt jair xxiij xxiiija Septembris van hertseer gestoruen, et morbo diasinterie corruptus interijt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Christern coninck to Denemarcken en de Wendesche steden en de Zweden.Item alsoe de coninck van Denemarcken Christern vors. den coepluden van de henzesteden bouen goede versegelinge ende tractaet van vrede grooten schaden hadde angekeert, soe sijndt de Wendesche steden dair om gesloten tegens den coninck to veheden. Ende bouen all alsoe de coninck vors. Stockholm jn Sweden met goede compositie hadde jngenomen, zwerende bij t weirdige sacrament, twelck hij dair op ontfinck, allen toren to vergeuen en to vergeten en enen jtlicken in vruntschappe en vrede to nemen en nyemants to mishandelen, en nochtans als hij metten borgeren drie dagen lanck open hoff hadde geholden, ouer lx personen van den ouersten en besten en twee bisscoppen dede richten en onthoefden, en andere van den ouersten in den lande oick bouen goede toesage dede affhouwen en anders groote onmenschelicheit bedreeff; soe hebben voirt de Sweden, besunders de Daelkeerls, enen van oren hoefflingen voir horen ouerste opgeworppen en met hem gans Zweden weder jngenomen en hem voir Stockholm gelegert. Item de Wendesche steden hebben ouer all doen drucken de oirsaicke en jnhumaniteit en wredicheit des conincx, wair omme sij hier toe genoediget en gedrongen wordden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En hebben hem ten yrsten metten Zweden verbonden tegens den coninck en hebben den Zweden alle behulp gesonden van schepen, bussen, cruyt en ander gereetscap, alsoe dat sij ten laetsten den Stockholm hebben jngenomen. Voirt hebben de Wendesche steden hem verbonden metten hertouch van Holsten, des conincx oem, die alle des conincx steden int lant to Holsten en Sleswick heefft ingenomen. Er syndt voirt getogen na Denemarcken, dair sij Jutlant, Vuynen, Lalant, Schoenen en anders hebben ingenomen, hebben den Sondt wthgebrant en hebben hem gelegert voir Coppenhauen. Item de coninck js met sijn coninginne en kynderen en met xviij schepen vol goets wt Denemarcken na westen gevaren en js ter Veer angecomen en js voirt gereist int hoff van Boergongien, dair hij om hulp en troest veruolcht heefft, js oick geweest an den coninck van Engelant, die hem een summe geldes voir de gerechticheit hij totten rijcke van Engelant pretendeerde to hebben gegeuen heefft. De coninck van Denemarcken, siende dat hij geen behulp van den huse van Bourgongien konde crygen, heefft hem ten laesten wten lande versien en js gereist bij den koervorsten en bij hertouch Henrick van Bruynswijck en den marckgreef van Brandenborch, sijnre zuster man, den hij een groote summe geldes heefft gegeuen, ruteren en knechten op to brengen, welcke fursten byeen gebracht hadden iiij dusent peerden en tyen dusent voetlude en weren dairmede opten toch na het landt to Holsten toe, des de steden seer beducht weren; dan de fursten met horen ruteren jnd knechten konden nergent ouer de Elue komen; oick mede wolden ruteren en knechten van horen solt versekert sijn, alsoe dat sich de coninck van Denemercken heymelicken versaeh en wech reedt en de ruteren en knechten mosten oick van armoet scheiden en elck sijns weges trecken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cairll keyser van Romen en de coninck van Engelant tegens de Fransoysen.Alsoe heer Cairll koninck Philips zoen, koninck van Spaengien, eertshertoge van Oistenrijck, hertoge van Bourgoengen, van Brabant, Hollant, Zeelant, Henegouw, Vrieslandt etc. gekoren was keyser van Romen, soe heefft sijne keyserlicke maiestaet doen arbeiden met anderen coningen, fursten en heren, verbontenisse en eendracht to maken en js verenicht metten paeuws van Roemen, metten Venetianen, met gans Ytalien, metten coninck van Engelant en anderen heren. En alsoe de coninck van Franckrijck Lodewicus het coninckrijck van Auernen en het hertochdom van Melanen hadde jngenomen en oick de croone van Franckrijck het hertochdom van Hooch-Burgondien met onrechte occupeert, soe heefft de keyser Cairll vors. den coninck van Franckrijck Franciscum doen vermanen, dat hij het coninckrijck van Auernen, het hertochdom van Melanen, het hertochdom van Bourgondien en wes hij anders met onrechte occupeerde, solde weder ouergeuen, offte de keyser vors. mitten conynck van Engelant en allen anderen, die met hem verbonden weren, ontsachten den coninck van Franckrijck vors., en want de coninck van Franckrijck sulcx nyet en achten, soe js de keyser met grooter macht vor Dornick gevallen en heefft dat jngenomen en dair ouer iiijc gegoten metalen bussen gevonden, cartouwen, slangen en anders. Item de Spaengiaerts hebben van des keysers wegen het heell coninckrijck van Auernen weder jngenomen en de Fransoysen daer vth geslagen. Item de Italiaensche met des keysers lude sijndt van de ander zijdt gecomen en hebben het hertochdom van Melanen weder jngenomen. Item anno xxiij soe is de hertoch van Bourbon metten keyser verenicht en heefft den keyser veell heymelicke dingen van den coninck van Franckrijck to kennen gegeuen, soe dat dair om op Franckrijk groote anslagen gemaect en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
groote menichte van ruteren en knechten toegerust wordden. Item de coninck van Engelant sande ouer tot des keysers behoeff den hertouch van Suffort met xxx dusent Engelschen; dairbij quam de greue van Bueren met veell ruteren en knechten en sijndt in Octobri na Franckrijck gereist en hebben de Som en Sein met allen steden en sloeten dair op beneden Parys gelegen jngenomen en sijndt getogen omtrent een dachreise nabij Parijs. Item de hertouch van Bourbon, die keysers geworden was, js met greef Felix, greue van Weerdenborch, met grooten getalle van ruteren en knechten jn Hoech-Bourgoengien gevallen en hebben dair oick etlicke steden en sloeten jngenomen. Item des keysers lude wt Italien en Melanen sijndt van bouen aff oick in Franckrijck gevallen.Ga naar voetnoot(1)
Item want de furst van Gelre den tween steden Deuenter en Campen en het landt van Oueryssell hoe langer woe meer met stroem- en straetsluytinge, met vangen, beroeven en andere onbehoirlicheyt begonde to beëngen bouen den tractaet met hem angenomen, in meninge de twee steden en het landt tot sijnen wille to brengen. En alsoe de steden en het landt van de eene tijt voer en de ander tijt na van onsen gen. heren van Vtrecht en van den huyse van Bourgoengien met schoene woirdden, dair anders niet na en volgden, weren opgeholden thants ouer drie jaren lanck, soe hebben de steden ten laesten jn Januario ao xxiiij twee van horen secretarien tot Wijck an onsen gen. heer gesonden met alsulcker instructien hier na volgende, om eens voir all to weten offt sij ontsettet solden wordden eder nieht, want indien sij nv sonder langer vertoch niet ontsettet wordden, mosten sij andere wegen om hoir selfs te helpen voornemen. Welcke jnstructie onsen gen. heer van Vtrecht alsoe te kennen gegeuen sijnde, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben sijne gen. den tween secretarien noch na als voir veell schoens toegesacht en geloeft. En deselue secretarien sijndt oick gevoert ten Graue bij den greue van Bueren, die denseluen oick to kennen heefft gegeuen, wes bij den huyse van Bourgoengien gesloten, om den fursten van Gelre viantlicken an to tasten met xm voetluden, viijc peerde, xij cartouwen, met ander geschut en gereetscap, en dat onse gen. heer van Vtrecht alle sijnre gen. steden, sloeten en vlecken, die hem affhendich gemaect sijndt, voir toekomende pinxteren solde weder hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Instructie van den steden Deuenter en Campen voer oeren secretarien om onsen gen. heren van Vtrecht te verbotscappen en grontlicken t'ontdecken.Ten ijrsten sullen sij noch mit aller onderdanicheyt gebieden sijnre gen. steden vurs. tot sijne f. gen., en daer beneuen te kennen geuen en grontlicken ontdecken den gueden gront, guetwyllicheyt en onderdanicheyt, die sy altydt mit lyue en guede tot synre gen. gedraegen hebben en noch draegende sint, en dat sy van anbegin dat sy sine ff. gen. tot hoeren lantforsten ende heren ontfangen hebben, geneyget sint gewest, synre gen. landen, steden en luyden to verantworden, te helpen beschudden en bescermen met lyue, guede en bloede, soe als sy mitten wercken bewyst hebben na allen hoeren vermoegen. Item als sy dan mitten furst van Gelre jn dessen verloepe van oerloege ter vterster noet gedrongen sint gewest, soe sy geen ontset, troest noch bystandt vernomen hebben, jnt anderde jaer durende mitten seluen furst een tractaet van vreede jntegane, jn hope daer mede sanct Martens en ons gen. heren vlecken, steden, landen en ondersaten, die noch nyet bedrongen noch jngenomen weren, toe beschermen en by een ander te holden, dair hem voel jndrachts jnne gemaeckt js worden mit inneminge van steden, sloeten, vlecken, ampten en anders, tot grooten affbroeck van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sanct Martens palen en rechticheyt, die landen geschat, stroemen en straten neyt alleen den tween steden, dan allen jnheemschen en wtheemschen lange tydt voergesloeten sint gewest, als noch, daer mede die lande en stede soe verwoesten dat kyndes kynder nyet verwijnnen sullen connen; en daer op sijn ff. gen. en dat hoege huijs van Bourgonien van anbegin des verloepes van oirloge, dat jnt derde jaer geduyrt hefft, menichmaell versocht hebben, scrifftlick en montlick oick mit behoirlicken protestatien, om behulp, troest en bystandt, dair sy weinich van vernomen hebben, anders dan vertroestinge mit woerden, sullen sy noch begeren sijn genaeden des toe gedencken. Item want stroemen en straeten sus gesloeten blijuen tot ewyge verwoestinge der steden en onverwintelicken scaden en verderffnisse der ondersaeten, en daer boeuen hoer eruen, gueden, renten en gewass bijnnen en buijten den gestichte hem misbruyckich gemaeckt worden, tot den eynde, want die van Oldenzeell en Hasselt mede jn den tractaet getreden weren en dair wt nw weder viantlick voertvaren, dat die stede die bedwingen sullen noch den tractaet met hen tholden en den scaeden daer boeuen geschiet tsullen richten, offt denckt men sulx sonder vorder middell an die steden en landen van Oueryssell onverscheyden, soe sy tsamen gesegelt hebben, to verhaelen jn mate als wt Oldenseell en Hasselt geschiet. En want die steden daer wt vermercken nyet alleen hoer dan der tsamender landen ewyge destructie, sullen sy begeren, dat onse gen. heer van Vtrecht belieuen wyll, den ruteren en knechten to gebieden jn beyden steden Oldenzeell en Hasselt daer wt voert meer ghien scaeden t doene en stille t sitten, die steden te verwaren en den tractaet t onderholden ter tijdt dat die twijsten tusschen syne ff. gen. en den furst van Gelre coemen tot een beter gestalt, en by gevalle dat sulx nyet geschien solde moegen, als die steden nyet en hoepen, sullen sy begeren, eysschen en protestieren, dat syn ff. gen. die lande en ste- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den noch dan vrije, ontsette en ontlaste, als syn gen. schuldich sint, offte sullen dorch die vterste noet wege soecken en doen moeten, dat sie ongeerne deden, en wyllen dan hoerer eeren en eedt hyr mede bewaert hebben. Sonder archlist. Oerkonde der tweer steden secreetsegell hyr beneden opt spacium gedruckt den soeuenden dach jn Januario ao xxiiijc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Swoll keert weder.Item alsoe de burgeren van Swoll begonden achterwaerts to dencken opt ghene, dair sij sanct Mertten, der kercken en onsen gen. heren van Vtrecht mede verplichtet en verbonden weren, oick dat sij ouer all voir verreders gescholden en nergens in den Bourgoenschen landen mochten keeren noch verkeeren en gans neringloes saten, hebben sij opten ghenen, die hem an den Gelresschen gebracht hebben, seer gemurmureert en denseluen toegesacht, dat se hem den last, dair sijse jnne gebracht hadden, solden afdoen en makent soe dat se gelyck andere mochten reysen, keeren offt verkeeren, offt sij dechtent an hoir lijff en guedt te holden. En hier om reysde Jacob van Wijtman heymelicken wter stadt en ennige andere als Thoemas Knoppert, Otto van Yngen, Euert Euertss., Gherardus secret. en andere, practizeerden dat sij an den hertouch van Gelre geschickt wordden en solden dair solliciteren dat desse last afgedaen wordde en de borgere van Zwoll gelijck andere reysen, keeren en verkeeren mochten. En doe wordde voirgenomen dat men den tween steden Deuenter en Campen solde brengen, hoir hoefft met den van Zwoll in eenen koeuell to steken. Dair op bij den tween steden geantwordt, dattet op den voet niet mogelicken, en oick geen macht en hadden, den van Zwoll in Hollant, Brabant enz. stroemen en straten te openen. Doen de Gelresschen metten ghenen, die desse verraderie binnen Zwoll dus gehandelt hadden, sagen, dattet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den wech nyet jnne en wolde en sij hoirs lijues en guedes binnen Zwoll seer beducht weren en sij well merctten dattet aldus nyet staen wolde blyuen, hebben sij willen practizeren den hertouch van Gelre metter macht bynnen Zwoll te brengen, om alsdan hoir quade meninge te volbrengen, en hebben den gemeenen borgeren doen voirgeuen, dat de hertouch van Gelre met cleynen getale bynnen Zwoll begeerde te comen en solde den borgeren goeden vasten vrede mede brengen. En want de gemeene borgeren altijt vrede begeren, hebben sij ennige totten hertouch geschict en hem bynnen Zwoll begeert, en de borgeren en wusten anders niet dan hij met cleynen getale dair comen solde, doch de hertouch heefft dair anders toe gedacht en heefft hem met drie veenken knechten gesterckt. En de hertouch is alsoe des vridages voir half vasten 4a Martii met Beernt van Hacfort, Johan Bentinck, Toenis Kettell, Palinck en anderen sijnen hoefluden en met drie veenken knechten na Swoll getogen, niet anders wetende, dan hij alsoe metten knechten bynnen Swoll gecomen solde hebben, en de hertouch was selfs te voet voir onder de knechten. Dan soe geringe de hertouch met ennigen anderen bynnen der schortpoerte was gecomen en de borgeren mercten dat de hoep soe groot was, hebben sij de schortpoerte vallen laten en den principalen hoep buyten gekeert, dair ouer twee offt drie van den knechten int vallen der schortpoirten gewondet sijn wordden, en de hertouch bleeff tusschen der schortpoirte en de principaell poirte staende, doch waert dair nae noch bynnen gehaelt; dan de knechten bleuen dair buyten en des anderen dages toech de hertouch weder om bynnen Hattem. Dair nae hebben de goede luyden, die noch goeds Stichts weren, metten borgeren hem hoe langer woe meer anders bedacht en den tween steden Deuenter en Campen ontboden, dat sij begeerden met hem to verdragen en to blij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uen bij sanct Mertten. En hebben dair om des manendages in de paesch hillige dagen ennige van den principalen, die hem by den Gelresschen gebracht hadden en noch in der stadt weren, doen vangen, als nementlicken Jan ten Bosch Tymenss, Jacob ten Water, Splijthoff, Jan van Beueren en meer anderen. En hebben hem voirgeholden, dat sij mede de principalen sijndt, die hem an den Gelresschen gebracht hebben, en dat vermits vijff articulen die sij onsen gen. heer van Vtrecht ouersachten, en wolden dair om dat se die articulen waer maecten en der stadt Zwoll dair mede verantwordden, offt sij solden selfs de luyden sijndt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De morte dni Philippi de Burgundia epi Traiect. et obsidione oppidi Zwoll per Gelrie ducem.(Anno xxiiij.) Des dijnxdages na den sonnendach mis. Dni, den vijfften dach van Aprill, weren de geschictte radesfrunde der stadt Deuenter, als nementlicken Roeloff van Twickell, Henrick Plaetman en Hermannus oir secretarius bynnen Swoll gecomen, dair de vrunde van Campen oick geweest sijn solden, dan vermits groote onveylicheyt en om andere merckelicke saicken sijndt se thuys gebleuen, en hebben des woensdages morgen horen secretarius van Campen Joh. Breda t Zwoll geschict om hoir ontscholt te doen en oick jnt verbont en andere saicken t beste te helpen handelen, en wolden noch geerne hore vrunde dair schicken als sij dair veylich mochten comen. Dan opten seluen woensdach omtrent den middach, alsoe de vors. secretaris van Campen opten wech was weder om na Campen te rijden en de geschictte radesfrunde te halen, sijndt de Gelresschen met aller macht voir Zwoll gecomen en hebben Zwoll belacht en den secretarius van Campen gedrongen weder om na Zwoll te rijden, dair deselue secretarius noch een tijt lanck is gebleuen, en alsoe en konden de radesfrunde van Campen bynnen Zwoll niet comen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En als de Gelresschen aldus omtrent Zwoll quemen, sijndt de burgeren van Zwoll in den voirsteden en cloesteren buyten der poirtten geloepen en hebben de huysere meestendeell verbrant en daell geworppen. Des donredagen morgen quemen de geschictte van den goeden luyden t Zwoll, voirt van den rade en der gemeenten aldair, int cloester tot Beelhem, bij den geschictten vrunden van Deuenter en den secretarius van Campen vors., dair verhaelt wordde, wair om dat men dair versamelt was, nementlicken want sij van Zwoll bynnen Deuenter en Campen hadden doen verwittigen, hem metten twee steden, Deuenter jnd Campen, tot behoeff sanct Mertens en des gestichtes van Vtrecht weder om te willen verbijnden en gestichtes lude te blijuen, jndien sij dan van sulcker meninge noch weren en hem onder onsen gen. heren van Vtrecht, heren Philips van Bourgongien en sijnre genaden nacomelingen, bisscoppen t Vtrecht, geuen wolden, soe sachten de geschictte vrunde van Deuenter en oick de secretarius van Campen, dat sij van wegen der steden Deuenter en Campen dair om aldair t Zwoll weren gecomen en sulcx willich weren te doen. Dairop hem de geschictte van Zwoll beclaechden, dat de gemeene borgeren met grooten logenen van ennigen boesen wichteren en verrederen tot dessen handell der Gelresschen gebracht weren; doch hem was altijt gesacht, dat se by sanct Merten solden blijuen en wolden hem dair om metten steden Deuenter jnd Campen tot sanct Mertens en des stichtes behoeff verbijnden. Dan wanter doen, vermits het belegh der Gelresschen, veell onleden was, waert sulcx wthgestalt hent den saterdach, doch middeler tijt waert een concept gemaect alst verbont solde luyden. Des saterdagen morgen heefft de stadt Campen aen den geschictten der stadt Deuenter en an den secretario van Campen scrifftelicken weten laten, dat hem de vijff goidshusen t Vtrecht hadden doen scryuen, dat de hoichgeboren ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogende furst, heer Philips van Bourgen onse gen. lieue heer van Vtrecht, op donredach verleden, als opten vijen dach Aprilis omtrent den middage desser werelt ouerleden js, wyens ziele God bermhertich sijn will, auiserende dat een etlick sijne steden, slotten en vlecken, hem beuolen, tot sanct Merttens beste well solde bewaren. En alsoe dan de tydinge was gecomen van den doot onses gen. heren vors. waert metten vrunden van Zwoll verraemt, dat desse vereninge en verbont nv anders staen en luyden moste, dan se te vorens gedaen solde hebben, en waert verraemt, dat men dair op des anderen dages weder solde versamelen. Des sonnendagen morgens waert van den nyen verbonde ouer en weder ouer seer veel gesproken, want die van Swoll wolden, dat men hoir alle, soe well de schuldige als ontschuldige, in allen saicken, als van der vanckenisse opter ridderscap ter Nyenbrugge, vant belech voir Hasselt, van de schattinge wten lande en van allen anderen saicken solde verdedingen, en dat de twee steden, Deuenter en Campen, dair van oir eygen proper saicke mede solden maken, twelck de geschickte van Deuenter noch de secretarius van Campen nyet wolden annemen, dan sachten sij wolden veell lieuer eerlicken steruen, dan sij alsulcx, dair sij geen beuell van en hadden, twelck oick oneerlicken were, solden ouergeuen. Hier op lange disputatie geholden, doch ten laesten affgeslagen en gesacht, dat de secretarien van den drien steden by eene solden gaen sitten om te besien offt sij in een concept konden accorderen, alsdan wolden de andere vrunden dair op weder vergaderen. En als de secretarien bij eene quemen konden de secretarien van Deuenter en Campen metten secretario der stadt Swoll nyet accorderen, en ouerquemen, dat sij dair om elcx een concept solden begrypen; en alsoe de vrunden van den steden dair op des manendages morgen weder versamelden, soe hadde Wernerus Puffelinck secretarius t Zwoll, die doch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nyet na vrede, dan altijt na onvrede gestaen heefft, noch sijnen olden aert getoent en in sijn concept noch weder gestalt van den handell ter Nyerbruggen, voir Hasselt en an den lande geschiet, twelck doch te vorens genoch verkalt en oick gans affgeslagen was, alsoe dat de vrunden van Zwoll, besonders van den nyen raedt en van der gemeenten, vermerctten, datter ennige weren, die de vereninge geerne to rugge gestalt en behijndert hadden. En hebben dair om metten geschictten van Deuenter en metten secretario van Campen op de vereninge en verbontenisse accordeert na vermogen desses concepts hier na volgende, welcke verbontenisse Wernerus de secretarius vors. noch weder opt nye geerne behijndert hadde, hadde hij gekonnen. ‘Wij Burgermeysteren, schepenen en rade der stede Deventer, Campen en Swolle doen kondt en bekennen, vermits dessen apenen besegelden brieue, alsoe wij drie, leyder, mit malcanderen en mitter alinger lantscap van Ouerijsell een tijt lanck in vehede, twijst, jrronge, twydracht en in onverstant geweest en gestaen hebben, derhaluen wij ons nv mit malcanderen verdragen, verenigen en alsulc verdrach van nv voirtan ten ewigen tyden vollencomelicken sonder jnbreken onderhalden en vollentrecken willen, soe hebben wij ons nv opt nye mit malcanderen verbonden, geloefft en gesekert, lauen en zekeren vermits dessen, guede sanct Merttens en des gestichtes van Vtrecht lude en litmaten to wesen en to blyuen ten ewigen dagen, en d'ene den anderen nummermeer to verlaten, dan alle tijt by eene to blyuen en de eene den anderen jn allen lasten en nooden, woe en waer die hen comen mogen, mit guedt, lijff en bloet by te staen en te beschermen, en nyemants van ons drien d'ene den anderen in gheene van sijnen olden priuilegien, rechticheiden en gewoenten te vercortten noch te verminderen, dan hem deselue sonder ennige verhijnderinge te laten beholden, gebruycken en genieten onbespiert, en malcanderen dair jnne te styuen en te stercken en te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
helpen beschermen met aller macht. Gelouen en zekeren oick wij stede Deuenter en Campen der vors. stadt van Zwolle te helpen vthdragen mit lijff, goedt en bloet then eynde toe dat ghoene de hertouch van Gelre nv tegenwoirdich tegens zij mit gewelt beteuget en voirgenomen heefft. Sonder argelist. Des toirkonde hebben wij drie stede vurs. elck onsen segell an dessen brieff doen hangen. Gegeuen jnt jair ons heren duysent vijffhondert vier en twintich op manendach den xjten Aprilis. Item alsoedane drie brieue sal men maicken en soe vroe besegelen alst vmmermeer mogelicken js. Des toirkonde hebben dit de gedeputeerde der drien stede vors. elck oren naem hier ondersath op dach vorg. Aldus onderteykent:
Item alsoe dit verbont aldus gemaect en onderteykent was en de Gelresschen dair voir met hoir geschot bleuen liggen en in der stadt schoeten, en schoeten enen olden viercanten toren bouen daell, soe dat se wter stadt Zwoll weder seer crachtich schoeten, dair ouer de Gelresschen veell doeden lieten en veell schaden leden; en dit belech duerde voir Zwoll van den woensdach na beloken paesschen totten saturdagen morgen na den sonnendach Cantate. En middeler tijt desses belegges heefft de stad Zutphen metter stadt Deuenter een bycomst bearbeidet, alsoe datter eenen dach geholden js bynnen Hattem by den geschictten der steden Deuenter jnd Campen metten reden des fursten van Gelre opten xxvj dach Aprilis, alsoe dat de geschictte der steden Deuenter jnd Campen bynnen Zwoll togen by consent des hertougen aengaende eendeels van oren rade sij gevangen hadden, en metten reden van der schattinge en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere gebreken versproken, en ten laesten opten xxixen Aprilis een verdrach gemaect ludende als hier na volget. ‘Alsoe die hoichgeboren, durluchtige ffurst, mijn gen. lieffste heer heer hertouge van Gelre jnd van Guylich etc. ther vlitiger beden beide der steden Deuenter jnd Campen denseluen toegelaten heefft, tusschen sijnre ff gnaden jnd der stadt Swolle te mogen handelen om den onwille t moigen nederleggen jnd vorder verloep to vermijden, js op huyden data van dessen bij den geschictten van sijnre f. gen. jnd raitzfrunden der vorg. steden Deuenter jnd Campen desshaluen accordeert jnd gesloten, als hier na bescr. volght. Item alle de onwille, twyst en schelonge, soe sich tusschen mijnen gen. lieffsten heren hertougen vors. vnd der stadt Swolle onthalden, sullen to verhoer comen voir ennigen ompartyelicken heren offt fursten, off voir den toekomenden bisschop, off voir den drie staten des Nederstichts van Vtrecht, offt voir den tween steden Deuenter jnd Campen, tot koer mijns gen. lieuen heren vors., en soe balde sijne f. genaden na der electien sulcx gelieuen jnd gelegen sijn sall; jnd die ruytere ind knechten, soe voir Zwoll liggen, sullen onvertoichlicken mit sampt den geschut afftrecken, jnd de stroemen jnd straten sullen van stonden an geapent wordden, alsoe dat alle ondersaten tot beiden zijden, to weten Gelresschen ind Stichtsen, wie die oick weren, oir gueder beyder lande ouer all stroemen jnd straten rustelicken ind vredelicken op gewoentlicken toll- ind wechgelt t gebruycken, reysen, komen, keeren jnd verkeeren mogen sullen, jnd ore komentschap jnd neronge onbeleth to water ind tho lande hantieren, gelyck zij bij tijden des vredes deden. Item die van Swoll en sullen sich mitten Bourgoensschen noch anderen oren adherenten nyet verstercken noch verbijnden jn middeler tijt. Item alle de gevangen, soe die van Swolle van oren raets- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
frunden jnd burgeren gevenckelick halden, sullen van stont an vytten stocken, blocken ind yseren geslagen jnd eerlicken gehalden werden, bis dat die voirgen. twysten ind schelongen verhoert sijn sullen. Item soe beyde die steden Deuenter jnd Campen voir die van Swolle geloefft hebben, dat sij desse twee articulen, als van den Bourgoensschen en van den gevangen vurs., oprechtich jnd onverbreckelicken halden jnd vollentrecken, sullen dieselue stede dair van bynnen xij dagen desshaluen genochsame segell jnd brieue geuen, dair sijne f. gen. aen gehalden zij. Item alle geloeffde onbetaelde pennyngen, seer dat jd belech voir Swoll geduert heefft, sullen cesseren jnd ongevordert blyuen; oick soe sullen die officieren mijn gen. lieuen heren nyet nyes van enniger schattinge offt andere beswaronge attempteren. En soe desse voirg. articulen jnd punten bij den gechickten mijns gen. lieuen heren ind raedtzfrunden der tweer steden vors. accordeert ind verdragen, sijndt desser cedulen drie alleens haldende behanteyckent van den seluen geschictten jnd raedtsfrunden der tweer steden voirg. opten xxixen dach Aprilis ao xxiiij. Aldus onderteykent met hoir eygen hant.
Item op dit vors. tractaet, hoewell de Gelressche reden sachten des van den hertougen volcomen beuell te hebben, en hadden om des volcomen macht te hebben twee maell aen den hertougen to rugge geweest, heefft nochtans de hertouch aen den tween steden, Deuenter en Campen, ter antwordt doen scryven, dat sijne gen. metten artikell van den geloefden onbetaelde penningen nyet to vreden en weer, dan al de ander articulen wolden sijne g. oprechtich holden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En de hertoch dede dair op den leger voir Zwoll opbreken en straten en stroemen openen een tijt lanck. Dan corts dair nae soe tasten de ballinge van Zwoll, met Jacob ten Start, anders genoemt metten langen zwans, op de borgeren van Zwoll en oren gueden, en voirt wordden straten en stroemen weder gesloten en wordde voirt geboden, wie soe veell als een hoens ey bynnen Zwoll brachte, dechten sij an lijff en guedt te straffen; alle de Zwollsche guederen, renten en pachten werden van des hertougen wege toegeslagen; voirt wordde den steden Deuenter jnd Campen geboden, der stadt Zwoll nyet to spijsen, offt men solde oir borger gueden jn gelijcken toeslaen, oick niet gehengen enich goedt bynnen den tween steden to brengen. En want de twee steden, Deuenter jnd Campen, der stadt Zwoll nyet wolden verlaten, soe heefft men oren borgeren oick merckelicken beschediget, sonder recht, reden offt ennige billicke oirsaicke, en bouen den bouen gescr. laesten tractaet. Doch de Gelressche hebben het eene soe well als t ander jngebroken en gheen van allen tractaten noch hoge geloefften geholden, en ghaen noch alle daghe met logentael en bedroch om, als sij altijt gedaen hebben, twelck doch Henrick van Ghent erffhoefmeister selfs, op een dachfaert bynnen Deuenter geholden, toestonde, seggende: wij Gelressche holden het landt van Gelre met liegen als men een oldt cleedt onderholt met lappen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woe en wanneer de hoechweerdige dorluchtige, hoichgeboren, vermogende furst en heer, heer Henrick palsgraue bij Rijn, hertouge jn Beyeren, jn een bisscop van Vtrecht wert gekoren.Alsoe de hoechwurdige furst en heer, heer Philips van Bourgen jn God was verstoruen, sijndt aen den capittelen t Vtrecht groote sollicitatien geschiet voir diuersse heren, als voir den bisscop van Luyck, voir den bisscop van Munster, voir den zoen van Lotringen, voir den zoen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Lunenborch, voir heer Melis van Nivelt, voir heer Marcus van der Eze, en besonders voir den palsgraue hertogen in Beyeren vors. En de prelaten metten vijff goedshusen hebben opter electien veell capittelen geholden, doch opten sesten dach in Maye dair op concludeert en de electie gedaen, welcke electie duerden van negen vren des morgens tot sess vren toe in den auont. En de bisscop van Ludick, heer Euert van der Merck van Arenborch, hadde op vier stemmen na de meeste stemmen. Dan want hertoch Henrick van Beyeren palsgraue vier stemmen meer hadde, soe hebben de prelaten en vijff goidshusen to samen accordeert en eendrachtich gekoren (twelck oick de raedt van Vtrecht metten borgeren int harnass sijnde soe hebben wolden) den dorluchtigen, hoichgeboren, vermogenden fursten en heren, heren Henrick, palsgraue bij Rijn, hertouge jn Beyeren, domproest tot Strasborgh, proest to Elwangen en to Achen, canonick jn den doem tot Collen, dair God van gelouet moet sijn en denseluen metten gestichte rust vrede en welfairt will verleenen tot zalicheit. Item opten dach Mathei apost. den xxvijen Septembris soe js de elect vors. bynnen Vtrecht jngevuert en gehuldiget, en alsoe sijne gen. de confirmatie noch nyet hebben, hebben sijne gen. gesworen alsdan te doen en te zweren als gewoentlicken js. Item wantet Ouerijsel seer qualicken stondt, sijndt sijn gen. na Amsterdam en voirt na Campen gereist; de stadt Campen hebben sijne gen. twee van den rade met vj rijnschepen en vijff baerdzen, well gerust, toe gemoete geschict. Item soe de hoep knechten, vier dusent sterck sijnde, weren angenomen om dan die in vianden landt to vueren, sijndt sijne gen. tot Zwoll gereden, doch eer sijne gen. dair bynnen quemen, hebben die van Zwoll die veenkens, die jn der kercke hingen en de Gelressche den stichtschen genomen hadden, aff doen nemen en wten weghe gebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En als vnse gen. heer bynnen Zwoll was en dair bynnen noch groote muterie van den Gelresschen gemaect wordde, js voir nutte ouergelacht, dat men de borgeren to samen solde doen zweren, en den tween steden, Deuenter jnd Campen, syndt zegele en brieue gegeuen, want de stadt Zwoll vnssen gen. heren voir huldichden, dattet denseluen steden jn toecomenden tijden nyet preiudiciael sijn en sall. En soe sijndt alle de borgeren, jonck en oldt, opt kerchoff gecomen en hebben aldair vnssen gen. heren vors. tot behoeff sanct Merttens eenen zwaren eedt gedaen. Item als men den hoep knechten in vianden landt solde brengen, js dair groote muterie geweest, alsoe dat men die in vianden landt nyet konde brengen; oick en wolde nyemants van den amptluden noch van der ridderscap mede in vianden landt trecken; en oick was onse gen. heer vors. meer tot vrede dan ten oirloge gesynnet; en van penningen op to brengen en anders wolde ment all opten steden hangen, die dair van grooten last hadden. Dus en dient den steden anders niet dan vrede, en mogen ten ewigen tijden hier an exempell nemen, want de heren van Vtrecht, die toch nyet dan hoir lijftucht an den stichte hebben, willent soe niet ten hertten nemen alst behoirtt en de ridderscap lopen oick altijt achterwerts en suecken hoer seluest. Dus en js den steden tot geenre tyt anders beter, dan altijt rust, vrede en eendrachticheyt te suecken, te maken en te bidden, al solde t heele landt dair ouer bedoruen en verbrant worden. En dat men de steden well bewaere, want er anders nyet gesocht noch practizeert wordt, dan de steden te bederuen en te benauwen. Item dair nae js affgecomen de canseler des koerfursten van Trier en heefft tusschen onsen gen. heer van Vtrecht en den hertougen van Gelre beginnen to tracteren, en ten laesten, alsoe onse gen. heer vermerctten, dat sijne f. gen. wten lande des Ouerstichtes noch wten steden gheen gelt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
konde erlangen, hebben sijne f. genaden een swoene en vrede angenomen jn manieren navolgende. ‘Soe ind als sich voir etlicke tyden tusschen den eerweerdigen weylandt Philipsen bisschoff zu Vtrecht an eynen ind tusschen den hoichgeboeren ffursten ind heren, heren Kairlen hertogen zu Gelren ind Guylich, graeff zu Zutphen etc. onsen lieuen neven anderensteyls, etlicke yrronghe ind ghebreken erhalten hebben, dair durch oir beyder lieffden to vhede ind vffroir komen syn, alsoe dat onse neve van Gelren erghedachten bisschop van Vtrecht etlicke sloete, vlecken, lantschappen ind stat affghewonnen, etc. Jnd nae doetlicken affganck bisschop Philipsen der hoichgheboiren ffurst her Henrick pfaltzgraiff by Ryn hertouch zu Beyeren, vnsen besunder lieue vrendt, dorch schickunghe Gotz almechtich voir eynen bisschoff des stifftz van Vtrecht erwelt ind ghekaren is worden, dadurch die selue syn lieffden, den styfft van Vtrecht zu guet bewegt, die verlaren lantschafft, sloss ind stadt sich to onderstaen wederomme to dem styfft zu brenghen, dair gegen vnse neeff van Gelren solichs zu verhueden sich jn die gegenwehr ghesatz, vth wellichen allen nichtz anders erwachsen ind komen were dan bluetverstortinghe, wyder verdervynghe oirrer beyder lieffden, ind derselfften landt ind luyden. Welich wyr Rijchardt van Gotz gnaden eertzbisschop to Trier, des hyllighen Roemschen Rijcks dorch Gallien ind des konyncks Arelait ertzcanceler ind churfurst, vth christlichem gemuet betracht ind bedacht hebben, oirre beyder lieffden to vrentlicken gevallen, vth gantzer getruwer neyginghe, damyt wy oire lieffden als onse sundere vrende mynnen, den hoichgeleerten vnsen raidt, canceler ind lieuen getruwen Lodewicken Furster, beyder rechten doctor, myt credentien an beyde ore lieffden ylendes affghefertiget, die selue fruntlicken laetzen erinnern, wat guet ind waluairt vth dem vrede kumpt, ind wederom dat vth der vehede ind vth den vnfrede nicht anders erwest dan bluetverghietinghe der christlichen vnderthan, verder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uinghe der lande ind luyde, derweghen vrentlicken laeten bidden, dat oir beyde lieffden onss nachmaels frentlicke handelinghe wolden ghestaden, jn ansenung wes nuths ind vleyss wyr voirmaels jn eygener person zu Nuysch jn der seluighen handelinghe voirgewandt. Vp solichs ind ander fruntlich erinnerungh haben oir beyde lieffden vns guetliche handelung zughelassen, welcks wyr zu fruntlichen ghevallen anghenomen, jnd syn des om oir lieffden, wie ons gheburdt, to verdienen altzyt willich. Derweghen haben wyr myt willen, mughe ind arbeyt, Got zu eren, oerer beyden lieffden zu guet ind der selffter onderthan zum besten, myt oirrer beyder lieffden wissen ind willen, versprechen ind furstlichen zusaghen, oirre lieffden ind der selfften landt ind luyden verenycht ind vertraghen jn forme ind maethen wie hijr nae volghet. Erstlich haben wyr van oirre beyder lieffden allen vehede ind onwillen, soe tusschen oirre beyder lieffder gheweest, offghehaben ind hinweg ghenomen ind des alle die ghenen, weliche jn dieser handelung bedacht, zu beyden zyden nichtz onghenedelichen gegen sie voirghenomen worden sal, sunder jnen genedichlich verthien ind vergheuen syn sal. Zu dem anderen sall vnd will vnse frundt van Vtrecht vnsen frundt van Gelre betzalen ind vernueghen vyfftich duysent Rynsche goltgulden an golt offt goltz werung, wie das jm styfft van Vtrecht oder jm furstenthumb Gelderen ghegeben ind ghenomen wurdt, voir die slossen, vlecken ind huysen, als nemlich Gelmueden, Enschede, Laghe ind Rechteren, jn eynen jair ind twee maenden naest komende na datum dess vertrages, to der stadt ind plaetze, wie men sich des hie wyther vertragen wurddt. Als nemlich vijffentwyntich duysent gulden jn den neesten haluen jaire ind eynen maent, die ander vijffendetwyntich duysent gulden jn den neesten haluen jair ind jn eyne maent dair nae; dair gegen sall ind will vnse vrendt van Gelren die opghenanten slossen, stadt ind vlecken onverhyndert ind onverbroken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vnsen frundt van Vtrecht wederomme reychen ond myt jrer zughehoirung zustellen ind volghen lassen, als nemlich op die yrste betalinghe der vyffendetwyntich duysent Gelmueden ind Enschede, zu der anderen bezalung die Laghe ind Rechteren, jn desem allen vnser frundt van Gelren keyn weygherung thun sall ind will, vnd ob onser frundt van Vtrecht soliche summa vyfftich duysent gulden, die helfft oder sie alle, voir ind eher der anghezetzen zeyt vnsen frundt van Gelren bezalen ind vernuegen wolt, sulchs sall ind will onser frundt van Gelren willighen ind annemen, sich oick myt auerghevynghe der huyser der massen wie obstet halten, ind die vnsen vrendt van Vtrecht volghen laten. Zu den drutten sal onser vrendt van Gelren Coevorden myt der Drenthe, Diepenhem myt synen tobehoiringhe behalten syner liefden leuenlang, ind ob syn liefden on leibs eruen wurdt verstorben, son oder dochter, das Got gnedichlich wol verhueden, soe haben syn lieffden, vns zu sunderen fruntlichen ghevallen ind der fruntschafft vnses frundtz van Vtrecht zu eren, sich verwillicht, das jn dem fall Coeuort mytter Drenthe, Diepenhem myt syner zughehorung wederomb an den styfft van Vtrecht vrij ledich vallen ind komen sal, welichs alsoe zu halten eyn jeglicher drost zu Coeuort ind Diepenhem ind jn der Drenthe, die jn deser zeyt da seyn oder zukomfftich dair komen, als viel diesen articull belangt, zusaghen, lauen, zweren ind dessen onsen vrendt van Vtrecht schryfftlich vrkundt gheuen sollen. Soe aber onsen frundt van Gelren leibs eruen wurdt verwassen, son ader dochter, so soll vnser frundt van Vtrecht Coeuort mytter Drenthe, Diepenhem myt syner zugehoringh samentlick wederom zum styfft van Vtrecht myt vyfftich duysent rynsche goltgulden loesen; ind zu welicher zeyt jn dem fall vnser frunt van Vtrecht sulliche vyfftich duysent gulden gheuen ind betzalen will, sollen ind willen onses vrendtz van Gelren eruen dair gegen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sich niet weygeren, sunder die selbige synre lieffden lieffseruen Coeuert mytter Drenthe, Diepenhem myt synen tobehoir op sulcke betalinghe vnsen frendt van Vtrecht vnverbrochen zustellen, reychen ind volgen laeten. Er sall oick ind will onser frundt van Gelre, als een christlicher furst, ind synre lieffden eruen vnsen vrendt van Vtrecht jn der Drenthe zu Couorden gehorug, derghelichen zu Diepenhem myt seyner zughehorug an der gheystlicker jurisdictien keyn jndracht thun, oick onse vrendt van Vtrecht als eynen geystlichen fursten die precarie wie jn anderen oirden synre lieffden styfft zulassen. Zum vijrden willen onser frundt van Gelre das huyss Altenae, nachdem syne lieffden anzoigen, das solichs jn synre lieffden ffurstendom ghelegen, van synre lieffden furstendom ghebouwet, oen onsers vrendes van Vtrecht jntrage behalten ind besitten. Zum vyffthen nachdem die van Zwoll onsen frundt van Gelren, wie syne lieffden anzeigen, jnsunderheit weder syne lieffden ghehandelt ind erzornt haben, dair gegen sollen die van Zwolle onsen vrendt van Gelren jairlix vyfhondert goltgulden reychen ind betzalen, als nemlich op sanct Lucien tag neest komende ind alsoe voirtan alle jair vngheuerlich vijrthien dagen voir offt dairnae jn vnses vrendes van Gelres stadt zu Arnhem vernueghen. Vnde moigen die van Zwolle sulche vyffhondert gulden alle jair nae oiren ghevallen myt thien duysent gulden affloesen myt betalinghe der retardata. Ob derhalff etlich sie plichtich weren ind naestonden, dair gegen sall ind will onse vrendt van Gelre weder die stadt Zwolle ind die jnwoenre dair seluest oder gegen oire guideren nichtz onghenedelichs handelen oder verschaffen ind ghestaten, sonder die ongnaden gegen sie gnedichlich affwenden. Zum zesthen sullen alle ghevangen zu beyden zeytten an ontgeltniss ledich ind loss seyn, vnd ein jeglicher, der van beyder zeytten vth en van den seynen ist, sal weder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omme durch oirre beyder lieffden oirre onverhyndert, wederomme jn ind zu dem seynen ghelaessen worden, ind derhaluen niemantz an seyner eere ghekrenckt syn sall. Zum soeuenden soll aller brantschatz, der nyet betaelt is, ledich ind loss syn, vnd wat holt ghehouwen ind niet ghefuert sal onghefuert blyuen vnd dem sie zustet zughestelt werden. Zum achten sullen ind willen beyde vnser frende Vtrecht ind Gelre myt oeren stetten ind landtschaffen myt niemandes gegen den anderen verbynden, sunder beyde oire lieffden jn gueder nabuerschap by eynander sitten ind blijuen. Alsoe offt sich etlich irrung ind tzwydracht tusschen den onderthanen jm stijfft van Vtrecht sich ergheuen ader derlichen jm lande van Gelre tusschen den onderthanen wurdet erwassen, der sal sich onse vrendt van Gelre vnsen vrendt van Vtrecht zugegen ind wedder niet annemen, des ghelichen vnser vrendt van Vtrecht gegen vnsen frundt van Gelre oick niet thun sall, sonder vilmeher oirre beyder lieffden als ghebaren ffursten om den anderen syn onghehoirsamen onderthan zu ghehoirsam ind onderdanicheyt helpen brenghen ind behalten. Vnd ob sich zukonfftig enigerley onwil, tzwydracht oder irsall tusschen oirre beyder lieffden, derseluigen vnderthan, oder ob enicherleye misverstant vth dessen onsen vertrag by oire lieffden wurden erwassen, dair jnne sollen ore lieffden eyner den anderen yrst fruntlick schrijuen vnd des anderen fruntlick antwordt erwarten; vnd ob alsoe ore beyde lieffden sich des voir sich selues fruntlick berichten vnd vertragen niet kunden, soe sollen ind wollen beyde oire lieffden jegelich zwen erbere rethe dairtoe ordnen ind gheuen oirre beyder lieffden dair jnne zu vertragen ind zu verrichten; ind ob die seluighe oire lieffden vijr rethe solichs nyet vereynigen oder vertragen kunden, soe sollen ind wollen beyde oer lieffden des handelung an ons jn schryfften oder sust ghelangen laissen; jnd was wyr dairinne erkennen, achten ader | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voir guet ansehen dairby sullen ind willen es oire beyder lieffden blijuen laeten, doch dessen vertrach jn allen puncten en articulen onverbrecklick. Hyr mede sullen oire lieffden aller oire jrrung ind gebrechen fruntlicken nabuerlick verenyget ind vertragen syn, sonder enyger geferde ader argelist, vnd ob vnsen frundt van Vtrecht ind Gelre onderthan, eyn ader mehr, desem vertrag zuwidder handlen wolten, dair sollen ore beyder lieffden denseluen keyn zufall ader simulatien thun, sonder ore lieffden eyner den anderen ghetruwelich so vill mogelick helffen, das desse vertrag jn allen puncten van hem vestlichen gehalten vnd die dair widder handlen ghestrafft warden. Vnd wyr Henrick van Gots gnaden erwelter bisschop zu Vtrecht, palsgraeff by Ryn, hertouch zu Beyeren etc. bekennen voir ons ind onsen nakomende, das desse vertrach durch onsen heren ind vrendt van Trier, wie obstet, van woirdden zu woirdden myt onsen wissen ind verwillinghe ghescheen ist, geloben ind gereden voir onsen persoen by onsen furstlichen trouwen, die stet ind vast in allen eren puncten en articulen zu halten, sullen ind willen omb kheyns menschen willen, der da leefft, dair widder handlen ader zu thun verschaffen. Vnd des zu orkondt ind merer seekerung haben wijr desen vertrag myt eygener handt onderschreuen ind onssen furstlich jngesegell wissentlich dair an thun hangen. Vnd wir Karlen hertzoch zu Gelren, zu Guylich ind graiff zu Zutphen, bekennen voir ons ind onsen eruen, das diser vertrach myt vnsen wetten ind willen vffgericht ind ghemaickt ist, gereden ind versprechen by onsen ffurstlichen eren, die in allen oiren puncten ind articulen stet ind vast zu halten, dair gegen ind widder durch ons oder jemandes anders nichtz handlen ader zu thun gestaden. Des zu oirkondt haben wir desen vertrach myt eygener handt vnderschreven ind onse furstliche jngesiegel dair an wissentlich doen hanghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vnd wir Richart ertzbisschop zu Trier, churfurst etc. bekennen apentlicken, das wir als hendler myt wetten ind willen onser beyder frundt Vtrecht ind Gelre desen vertrach haben vffgericht, der twee ghelickludende van woirden zu woirden laessen schryuen, vnsen frundt van Vtrecht eyne, die ander vnsen frendt van Gelren myt onsen segell zu eyner ewigher ghedechtniss ind ghezeugnisse auergheuen ind zu handen gestelt. Datum zu Deuenter anno dni duysent vyffhondert ind vijrendetwyntich am negenthienden dach des maentz Decembris. Collationata est hec presens copia per me Wilhelmum then Loe notarium publicum, et concordat cum suo vero originali de verbo ad verbum, quod attestor hac manus mee propria scriptura. Wilh. then Loe, not.Ga naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den keyser Carolo koninck van Spaengen en van den coninck van Vranckryk Francisco gevangen opten avont Mathie apost. ao xxv.Soe de keyserlicke maiestaet en de konynck van Vranckrijck vors. een deell jaren to samen zwaer oirloge gevuert hadden, soe hebben sich des keysers lude, als de hertouch van Boerbon, die den coninck van Vranckrijck affgegaen was, en monsr. Minckenvall conincstabel van Neapolis met grooter macht in den hertochdom van Melanen gevuecht en hebben Melanen weder jngenomen; dair nae heefft sich de coninck van Vranckrijck weder gesterct en js met ganser macht ouer lx dusent sterck sijnde in Italien getogen, dair veell grooter heren, als de paeus Clemens de Medicis, de hertouch van Ferraren en andere den keyser weder affgetreden en den coninck van Vranckrijck bygeuallen syndt en meenden alsoe des keysers macht wt gans Italien verdreuen hebben en dair na het coninckrijck van Neapolis in gelijcken touervallen. En soe heefft sich de koninck van Vranckrijck in Italien voir Pauien met gantser macht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelegert, dair des keysers lude met hore macht jngecomen weren, soe dat des keysers lude bynnen Pauien seer benodiget weren, en hadden groot gebreck van vitalien en oick van gelde, en hadden eenen onwilligen hoep volckes, want sy qualicken betaelt weren; doch de heren en ouerste van des keysers hoep ouerleggende, dat sy nyet konden gesalueert noch beholden sijn, sij mosten den francoyschen hoep een slach leueren, soe hebben sij yrsten allen tgelt versamelt, dat sy konden becomen, en dair mede hebben sij oir luden willich gemaect en oir elcx enen penninck op de handt gegeuen, en hebben alsoe enen goeden moet genomen en syndt op sanct Mathias nacht an den fransoeysen hoep gevallen, liggende in den diergaerden offte in der wiltbanen voir Pauien gelegen bemuert en begrauen, en des keysers lude hebben jn den yrsten anloep an horen luden grooten schaden geleden, dan sijnt dair nae den fransen hoep machtich gewordden en hebbense all verslagen offt gevangen, behaluen een deell die ontliepen, alsoe datter van de fransoeysen ouer xvjm sijndt doot gebleuen en de coninck js mede gevangen wordden met veell van sijnen grootsten heren, dair des keysers lude hebben geworuen grooten prijs en eer, en grooten schat van gelde en van costelicke juwelen. Des keysers lude waren maer omtrent xiiijm en des konincks met sijnen luden weren ouer lxm sterck, wel gerust, alsoe dattet verhengenisse en de handt godes geweest js. Si Deus nobiscum quis contra nos? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Romen jngenomen en spolieert en de paeuws gevangen ao xxvij opten vj dach van Meye.Anno xxvij opten vjen dach van Meye is geschiet alsoe des keysers stadtholder van Neapolis, Mynckevall genoemt, met een deell spaengiaerts heymelicken bynnen Romen waren gecomen en daer een deel cleynodien gerouet en metten paeus Clemente de Medicis een soene gemaket hadden op behach van den keyser, en de hartouch van Bourbon, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liggende met sijnen hoep van wegen s keysers int hertochdom van Melanen, jn der vors. swoenen nyet mede belieuet hadde, js metter haest met sijnen luden na Romen getogen en Romen met stormender handt gewonnen, dair veell doden ouer sijndt gebleuen; en de hertouch van Bourbon, comende soe bynnen Romen, is voirt in der straten bouen wth een venster met een raembusse doot geschoten; nyettomin hebben sijne luden voirtgevaren en hebben Engelborch jngenomen, den paeus met veelen cardinalen gevangen en to Cageten gebracht en gans Romen gespolieert, joffrouwen en vrouwen, leyder, geschonden, quod peccata eorum meruerunt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van heren Henrick van Beyeren palsgraue den elect t Vtrecht en den hertouch van Gelre en der stadt Vtrecht.Alsoe de palsgraue vors. was gekoren en het Ouersticht metten hertouge van Gelre ter veden was verlopen en de Nederstichtse dair nyet toe doen en wolden, dan den elect vors. belieffde een schattinge van vijfftich dusent gulden, die in den Nedersticht voirt jngevordert wordde, soe wordden terseluer tijt de geestelicheit seer hoech geschattet, dair ouer de partye bynnen Vtrecht seer verhieff de weerlicke tegens de geestelicke en ten laesten de geestlicke metter ridderscap tegens de ouerste van den rade, dair ouer veell gueder luden wt Vtrecht mosten wijcken, en soe de vors. elect dair tusschen arbeide om de muterie daell to leggen en den partien to verdragen, soe weren ennige bynnen Vtrecht, dair om de andere geweken weren, beducht sij des in last mochten comen en hebben dair om den elect vors. nyet willen jnlaten en de gelressche jngehaelt, dair heer Marcus van der Weze en de doemdeken Nyvelt de principaell van weren, die den gelresschen jnhaelden, soe hebben nochtans ridderscap en steden van Ouerijssel metten staten s Nederstichts en oick metten Gelresschen t Apeldoren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en anders vruntlicken gehandelt, hopende de saicke tondervangen; dan de Gelressche hebben op bedroch gehandelt, als sij altijt plagen en hebben middeler tijt, dair van Hackfort principaell was, Hasselt verredelicken jngenomen opten auont assumptionis Marie (14 Aug.) anno xxvij, voirt dair nae Renen, thuys ter Eem en thuys ter Horst jngenomen, Wilssem ouer Yssell en den Koerborch voir Campen gebolwerct en gevest en sich met ruteren en knechten seer gesterct. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Ouerijsselsche keysers gewordden als onder den hertouch van Brabant en den grauen van Hollant sich ergeuende.Ridderscap en steden van Ouerijssel anmerckende sij by hem selues desse vors. lasten nyet konden wederstaen en de elect van Vtrecht hem geen groot behulp gedoen konde, hebben sij twee secretarien van Deuenter jnd Campen to Schoenhouen geschict, dair etlicke heren van s keysers wegen metten elect vors. van derseluer saicken tracteerden, en deselue secretarien hebben aldair hulp en bystant begeert, soe dat dair op een dachfart bynnen Campen beraemt wordde, des opten kersauont bynnen Campen sijndt gecomen van 's Keysers wegen heer Floris van Egmondt graue to Bueren, meester Gerart Mulart, meester Joess Sasbout en meester Peter van sanct Peter, en van wegen onses gen. heren van Vtrechts den elect doctor Wolff van Assensteyn stadtholder en doctor Philips Burchart cantzeler, soe dat ridderscap en steden van Ouerijssel by raedt en goetduncken der geschictten vnses gen. lieuen heren van Vtrechts vors. sich ten laesten met geschictte der key. ma. vorgen. opten soeuenden dach Januarij anno xxviij verdragen en die een den anderen segell en brieue gegeuen, alsoe dat lantscap en steden van Ouerijssell sich onder keys. ma. als hertouch van Brabant en greue van Hollant, op vorwairden en conditien in den brieue begrepen, hebben gegeuen, des de stadt Campen alle hore borgere bij een gehadt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en dair op eendrachtich gesloten hebben. God geue geluck en heyll en meerder vrede en weluaert dan duslange in den Ouerstichte geweest is. En ridderscap en steden van Ouerijssell hebben sich hier toe geuen moeten, offt mosten in ewich bederff horer en horer kijnderen en kijntskijnderen heell gelres gewordden sijn, want de gelressche altijt bedriegelicken met hem gehandelt en geenen tractaet, wes men met hem handelde, onderhielden, dan onder tscherm van den tractaten steden en sloten verredelicken jnnamen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den Koerburch voir Campen.Item alsoe de lande van Ouerijssell sich onder key. mat hebben ergeuen, soe sijndt van keyserlicker maiestaets wegen bynnen Campen gecomen heer Joriaen Schenck, als stadtholder, met beiden sijn broeders heer Willem en heer Eernst Schenck, oick sijndt gecomen bij drie dusent knechten met etlick geschot en hebben sich voir den Coerburch drie dagen lanck gelegert en opten derden dach, twelck was op enen manendach den ixden dach in Meerte, denseluen Koerburch gestormt, beginnende omtrent eenre vren na den middach, en de storm durende omtrent drie vren lanck, dair ouer van 's keysers volck ouer ijc gewondden en wel l. doden, en opten Koerborch ouer ijc doden van den Gelresschen sijndt gebleuen, en hebben alsoe den Koerborch stormenderhandt gewonnen en doot geslagen all dat sij dair op vonden, en dair sijndt x offt xj luden affgevallen, de vijff dair van gevangen en de ander ontlopen. Voirt dair nae de Gelressche doer den ouervall van den Coerborch verveert sijnde, hebben t blochuys tot Wilsem verlopen en dair affgevuert all datter op was. Voirt x dagen dair na, want men metter betalinghe van ruteren jnd knechten middeler tijt onledich was, js des keysers hoep voir thuys op de Zwarte-sluys getogen, en als de Gelressche sagen, dat men t groff geschot begonde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
to richten, hebben sij sprake begeert en tselue huys, twelck seer sterck was, sonder slach offt stoet opgegeuen. Anno xvcxxviij op manendach (?) onser lieuer vrouwen auont annunciationis (24 Maart) hebben scepen en raidt, gemeente groot en cleyn en alle de borgeren, dair toe metter klocken verbodet synde k. m. stadth. na vermogen der commissien huldt en eedt gedaen en weder den eedt ontfangen. En yrst heefft men solempniter in sancter Nicolaes kercke misse geholden van de hillige Drieuoldicheit met musijck en orgelspul, dair de stadtholder mede tegenwoirdich was. Als de hoichmisse wt was, js de stadtholder opt raedthuys gecomen en gestaen opt orduys; scepenen en raidt stonden bouen in de vensteren en de meente metten borgeren stonden beneden. Dair heefft een van des keysers reden den eedt gelesen en den borgeren den eedt gestaeft; wederom heefft de secretaris van Campen mijn heren stadtholder den eedt opentlicken opt orduys voirgelesen; daar na de burgermeister totten stadtholder gesacht: das v soe God moet helpen en alle sijn hilligen. Voirt wordde van des keysers wegen etlicke gelt van bouen aff off onder den luyde geworpen; en den eedt gedaen sijnde is men processionaliter metten stadtholder wederom na der kercke gegaen, dair men te Deum in discant gesongen en opt orgell gespoelt heefft. Item des dijnxdages (?) op onser lieuer vrouwendach heefft de stadt Campen den stadtholder en commissarien met allen den geschicten van ritterscap en steden seer costelicken to gaste gehadt in den wijnkelre, dair vijffmael angerichtet wordde telckens met negen schottelen, en dair wordde gedroncken ouer vijff amen wijns op één sitten. Derseluen auont reysden de hoepluden metten hoep knechten na de Zwarte Sluyse en belachten den; en dages dair na reysde de stadtholder to peerde na Deuenter en Zwoll om huldinge tontfangen, want doe de Gelressche wth Wilssem all verlopen weren. Item terseluer tijt weren de heren Ernst en Willem Schenck | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
metten hoepluyden voir de Zwarte-sluyse gecomen, en als het geschut gerichtet was, sijndt se opter sluysen beducht geweest en hebben deselue sluyse en blochuys opgegeuen, welck blockhuys naderhandt affgebroken is wordden. Dair nae in de weke voir paesschen heefft de hoep knechten voir Swoll gelegert om zekerheit will, want se nyet sterck genoch waren, en sijndt voirt opten stillen vridach (10 April) voir Hasselt getogen en dair gelegert en gebolwercket, en dair voir gelegen hent op onss heren hemelvaertsdach, en soe Hasselt beschoten was om te stormen, hebben se bynnen Hasselt sprake begeert te holden, en dewijle dat se spraecke hielden, sijndt de Gelresschen omtrent iij dusent sterck to voet en iiijc peerden ant leger gecomen om hem tontsetten; dan wantet all gesloten en de gyselers ten beiden sijden ouergegaen weren, soe quemen de Gelresschen to late en mosten wijcken en weder om reysen, en ter seluer tijt is de stadtholder bynnen Hasselt gecomen en heefft se van wegen keyr ma. jngenomen. Item dair na donredages na pinxterdach (4 Junij) is de graue van Buren met omtrent achtdusent knechten en dusent peerden int cloester to Clarenwater gecomen en dair den stadtholder met sijnre macht by bescheiden, dair se na langen beraedt gesloten sijndt Hattem to beleggen, en hebbent met twee legeren belecht en zeer geschoten, en ouer acht dagen dair nae des vridagen auonts op sanct Odulfus dach (12 Junij) gestormt, dan den auont nyet geworuen, maer veel doden en gewondden gecregen, vermits dattet nyet genoch ten storm beschoten en van bynnen seer bewallet en begrauen was; doch des anderen dages smorgens, want men weder begonde te schieten en de knechten stormen wolden, hebben se bynnen Hattem sulcx vermerct en hebben sprake begeert en is met hem alsoe accordeert, dat de drost Herman van der Hell, meester Hubert van Rossum proest van Arnhem en etlicke anderen van den ouersten metten voetknechten wth Hattem sijndt getreden met witten stocken als gevangen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
luden, en hebben t slot en de stadt Hattem in handen van den vors. heren tot behoeff van keyr mat ouergegeuen, alsoe dat de borgeren by den horen solden blijuen. Item des dijnxdages dair na opten xvjen dach Junij is de greeff van Bueren met sijnen hoep na der Elborch, en de stadtholder van Vrieslandt en van den lande van Ouerijssell, heer Jorien Schenck vors. met sijnen hoep opwaerts na Deuenter den hogen wech langes verbij der Elborch na Harderwijck getogen, en comende tegens Elborch ouer sijndt de principalen van der Elborch den vors. heren to gemoete gecomen en hebben de stadt Elborch alsoe tot behoeff van keyserlicker maiesteyt opgegeuen, beholtlicken dat elcx by den sijnen solde blijuen. En de stadt Elborch ingenomen sijnde sijndt beyde de keysers hoepen voir Harderwijck gecomen en hebben Harderwijck seer beschoten, soe dat se wther stadt begeerden sprake te holden en hebben de stadt in handen van den vors. heren tot behoeff van keyserlicker maiestaet gegeuen, en den greue van Bueren dair op huldt en eedt gedaen, en ruteren en knechten sijndt met witten stocken als geuangenen dair wth getogen, dair Bruyn van der Schueren een mede was van den ouersten die wtgingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Vtrecht.Terseluer tijt als Harderwijck jngenomen wordde heefft mijn gen. heer van Vtrecht de elect en palsgraue eenen aenslach opter stadt Vtrecht gemaect aen de Weertpoirte, dairtoe de principalen van den Weert medehulpers weren; en het geviell dat een deell ruteren jnd knechten wth Vtrecht om ene buete en roeff gereist weren, en als mijns gen. heren lude van Vtrecht voir de stadt quemen, meenden sommige van Vtrecht, dattet hoir selues lude geweest weren. Soe dan mijns gen. heren lude van Vtrecht in den Weert en an der stadt poerten quemen, vonden sij de poirten open, en van mijns gen. heren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ruteren tot xvj offt xvij toe reeden in der poerten, die all riepen: Beyeren, Beyeren; en als de wekers dat hoirden, liepen sy op ter poerten en lieten de schotpoert vallen, soe dat de hoep in den Weert vertoeuen most. Doch de borgeren, die mijns gen. heren vrunde weren, den sulcx te vorens verkundiget was, quemen gelopen met stercke bijlen en hieuwen de schotpoirte ontwee, soe dat de hoep wten Weert voirt mede in der stadt quam, en soe de Gelressche hoep, die noch in der stadt was, were boeden, sijndtse van mijns gen. heren hoep na de Tollesteegpoirte gedrongen en seer geslagen, dair ouer Willem van Ghent, de ouerste van den knechten, en andere Gelressche beueelslude doot bleuen; de andere knechten sijndt ter poirten wt geweken, en de ouerste van den Gelresschen en oick van Vtrecht hebben sich eendeels versteken, en sommigen van den principalen, die de muyte gegoten hadden, sijndt dair wth geweken en eendeels ouer de mueren gevallen. Doch dair sijndt een deell Gelresschen en van Vtrecht gevangen wordden, als de greeff van Moers, de heer van Warnenborch, doctor Wynalt van Arnhem, heer Anthonys Venraedt, meester Geert Kuynretorff, meester Gherit Suggerode, heer Jan Reaell en meer andere, en de navolgende, die gerichtet wordden. En desse jnneminge van Vtrecht js geschiet opten auont van onser lieuer Vrouwen dach visitationis (1 Julij). Dair nae liet mijn heer van Vtrecht desse navolgende personen op tween verscheiden dagen metten zweerde richten. Gysbert van der A, Goert de Coninck scholtz, Jacob Bloem boechmaker, Cornelis Hack, Claes Pouwelsz. bontwercker, Jan van Wijck, Cornelis van Meerten, Gerit Foyt ouerste ouwerman, Joest van Eyck, Stam van Royen, Peter Borduerwercker, Willem Knyff bastért. Dit geschiet wesende is de greue van Hoichstraten heer van Montany bynnen Vtrecht gecomen en men heefft voirt getracteert de stadt en het Nedersticht van Vtrecht an den keyser to brengen, twelck naderhandt geschiet is, soe dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
se den greuen van Hoichstraten heer to Montany bynnen Vtrecht in stadt van keyr mat als hertouge van Brabant en greue van Hollant huldt en eedt gedaen hebben. Doch middeler tijt soe mijn heer van Vtrecht, palsgraue opten Rijn, hertouge van Beyeren, vermercten dat hij ruymen solde en hij sijn leet nyet genoch gewroken hadde, heefft hij heren Anthonis Venraedt en den goeden meester Goert Kuynretorff, den hoochgeleerden man, die ymmers gheen schult en hadde, den hij oick sijn lijff hadde versekert, tot Wijck int water doen werpen, en allsoe sijn lijff deerlicken sonder billicke oirsaicke en sonder manier van justicie doen nemen, en heefft dair na d'bisdom van Vtrecht geresigneert en t Vtrecht int capittell den staten horen eedt opentlicken quijtgescholden tot cleynre eere des hogen huses van Beyeren en des palsgrauen. Adieu t gesticht van Vtrecht. En alle de andere gevangen, als de greeff van Moers, de heere van Warnenborch, doctor Wynolt, heer Melys van Nyvelt doemdeken, heer Joris Solms, deken tsancte Peters en alle andere gevangen, en voirt alle de ballingen die wter stadt geweken weren, sijndt metter soenen vrij gededingt, welcke gevangen ende ballingen de principaelste weren van der muterie jn Vtrecht, en de onnoeselste hebben oir lijff en leuen dair om gelaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van t belech voir Tyell.Als nv Harderwijck jngenomen was, sijndt des keysers beyde hoepen, ruteren ind knechten, opgetogen na der Velouwen en hebben sich ten laesten gelegert voir Tyell, dair sij lang gelegen en ontallicke veell groote kosten gedaen en veell crudes en goedes verspildet en ten laesten eenen verloren storm gedaen en in den storm veell goeder luden hebben verloren, twelck men anders nyet alst scheen heefft hebben willen, opdat de ondersaten te beth om vrede roepen solden, en sijndt alsoe na den storm met cleynder eeren van Tyell getogen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dair na heefft men gepractizeert om totten vrede te comen, twelck soe well van den heren van s keysers wegen als van den hertogen, soe't blijctte, begeert en gesocht wordde, en heefft alleen dair op gelopen dat de hertouge den coninck van Vranckrijck verlaten en den keyser als een heer van der oirden vant gulden vlues huldt en eedt doen solde, des solde men den hertough weder ouergeuen en jndoen allent dat nv en hier voirmaels tot eniger tijt van t hertochdom van Gelre ontvreempt geweest js; dair toe solde sijne gen. totten hertochdom erflick beholden wes sijne gen. tegenwoirdich van t sticht van Vtrecht jn hadde, als Groeningen, Coeuorden, Drente, Diepenhem etc., contrarie de hoge geloefte en eede, voirt segell en brieue der lantscap van Ouerijssell gedaen en versegelt. En dair op is een ewige vrede tusschen keyr mat en den hertoge van Gelre besloten en eede en geloeffte ten beiden zijden gedaen. En hadde de hertouge van Gelre meer begeert, solde veell meer vercregen hebben, den sij te vorens verluden lyeten te wyllen verjagen, te verhemmelen, te verdemmelen, en veell hondert dusent gulden dair om verspilt, dess men de macht well gehadt hadde, dan men was der menynge nyet. Dus mach een ytlick, rijck en arm, hier well toe dencken en sijnen kijnderen leeren hier an exempell to nemen, wat verloep datter compt het sij met fursten, heren, steden offt anders, sich tot geenre zijdt te zeer te laten mercken met woerdden noch met wercken, want heur saicken wonderlicken en wijt verloepen, en heur boecken sijndt duyster om te studeren. Ergo mondt toe, budell toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neapolis, Fransoysen.In den somer hadden sich de Fransoysen weder seer gesterct en weren met gantser macht getogen doer Italien en hadden Neapolis metter macht belecht, twelck sij jngecregen solden hebben, dan een van den paeuws ouerste capiteyns, die noch Fransoys was gebleven en lach jn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jenuen, js gecomen wth Jenuen met een groote macht van schepen, van volck, proviande en anders bynnen Neapolis en is keysers gewordden en heefft alsoe Neapolis ontsettet en sijndt voert wt Neapolis int Fransche heer gevallen en hebben se met grooter menichte verslagen en gevangen, en wat nyet verslagen en wordde, is voirt an pestilentie gestoruen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de Luterye.Anno xvcxix begonde de nye secte van de Luteraenschen op te comen, daer mede ganss Oestlandt, Lijfflandt, Pruyssen etc. besmet wordde en js metter tijt soe vermenichfoldiget, dat sich de meeste deell van Ouerlandt oick toe heefft gegeuen. En de bueren en huysluyden in Ouerlandt hebben een groote vergaderinge gemaect van veell dusenden en wolden alle fursten, heren en ouerheyt aff hebben; des hem de fursten en heren in Ouerlandt gesterct en de meeste part van den seluen bueren verslagen, oick een deels gevangen en doen richten hebben. Dair na sijndt veell van den Luteraensschen ouerall geuangen en een deels ter justitien gestalt en gedodet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den Wederdoepers.In Oestvrieslandt is een geweest, die sich noemden doctor Mauwert en was een pelser en ongeleert, die met sommige geleerden yrst begonnen to predicken van de wederdoep, en deselue doctor Mauwert most wth Oestfrieslant rumen en reysde na Ouerlandt en wordde to Straetsburch gevangen. Doch de wederdoepers hadden het fenynt en t ongodlick voirnemen van de wederdoep ouer all soe sterck gepredict, dat se de stadt Munster tot horen wille cregen, en wie sich wolde laten herdoepen, die bleuen dair jn en d'ander mosten altosamen rumen en hoir guedt verlaten, en hebben bynnen Munster allent guedt gemeen gemaect en hebben enen scroer offt cleermaker van Leyden opgeworpen voir | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enen coninck, die sij noemden den coninck van Syon, en hebben veell propheten gestalt en wat deselue voer boesheit konden bedencken offte dat hem droemden dat moste prophecie wesen. En een burgermeister genoemt Knypperdollinck nam ten laetsten het zweert van justicie en heefft selues het onnosell bloet van den christenmensschen, die hoir boeuerie nyet wolde volgen, gestort. Anno xvcxxxiiij in der vasten is de hoichweirdige heer Franciscus greue van Waldech confirmeerde des stifts Munster, met grooter macht wth behulp der kurfursten voir Munster gecomen en dair een zwaer langhe belech gemaect en nyet gewonnen en na eenen verloren storm affgetogen en met voelen blockhuseren en met eenen wall rontom de stadt begrauen en soe beenget, dat deels grass van der eerde mosten eten die wth Munster quemen en hem willens van grooten honger lieten doot slaen. En de stadt Munster js dair nae met verrassinge en met gewalder handt jngenomen en de opgeworpen coninck, voirt Knipperdollinck en de pastoer, sijndt metten vuere gedoedet, en hangen in yser couwen. In Westfrieslant is oick anno xxxv in der vasten groot oproer geweest van den Wederdoepers en hebben omtrent ijc sterck de abdie by Boelsweert in de paesch hillige dagen jngenomen en solden well dusent sterck gewordden hebben, dan de edele waelgeboren heer Jorien Schenck fryheer to Tautenburgh, stadtholder key mat van Frieslant en Oueryssell, is van stonden an seer vroemlick voir de abdie metter macht gevallen en heefft drie maell gestormt, doch ten laesten gewonnen en altosamen laten dootslaen, behaluen etlicke gevangen, die omt cloester gehangen wordden en een deell wyuen, die in den sack gesteken en verdroncken wordden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemaect en hoirer vijffenveertich, met harnass en geweer well getuycht sijnde, hadden des manendages nachtes de marckt jngenomen en deselue in allen straten met vol sacken besettet, en vermeenden dat sij well dusent starck solden werdden, twelck hem feylde, en alsoe de raedt en de beste van de stad op de voet quemen, daer ouer een van den burgermeisters, meester Peter Colijn genoemt, ter doot quam, wasset seer duyster, soe dat men niet sien en conde woe starck de wederdoepers weren, en de wederdoepers riepen altijt: lieue burgers, valt ons by, wij willen dessen nacht all euen rijck wordden; ten js ons op nyemants te doen dan op monicken en op papen. Doch alle burgeren, die wat te verliesen hadden, dochten dattet om hoir weluaren mede te doen was en vielen by malcanderen. En in den morgenstont, alst begonde te lichten en sij vernamen, dat de wederdoepers nyet stercker weren, js de raedt metten burgeren angevallen en hebben de wederdoepers int raedthuys gedrongen en voirt het raedthuys van achteren en van voer bestormt en tselue gewonnen, en de wederdoepers to samen dootgeslagen, behaluen x gevangen en de dode lichamen an der galgen op Voelwijck metten beenen opwaerts gehangen en de tyen gevangen het hertte leuendich wten lijue doen snijden en als verreders doen richten, en naderhandt noch meer doen vangen en gerichtet, want God almachtich hoir boes voirnemen nyet heefft willen gehengen. Nisi dominus custodierit, etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De morte Caroli ducis Gelrie et transportatione ducatus et comitatus.Alsoe hartoch Kaerll, hertoch Adolfs zoen, het hertochdom van Gelre en de greeffscap van Zutphen lange jaren sonder beleeninge vant rijck onrechtelicken beseten, sijnen nabueren veell gewalts en onrechts angedaen en metten Bourgoenschen, soe tot Gorckum en anders, diuersche tractaten gemaect en gheen van alles oprechtich gehalden hadde, heefft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hij gedacht, want deselue tractaten altijt begrepen hadden, dattet hartochdom van Gelre en greeffscap van Zutphen na sijnen doot comen solde an den hartoch van Brabant in der tijt, woe hij sulcx mocht behijnderen, want hij den Bourgoensschen nyet goets en gunde, en heefft dair om voir t yrste gepractizeert, dat hij in elcx van den steden een bolwerck jn hadde, dair hij deselue mede tot sijnre meninge wolde dringen, en heefft doe voirt ao xvcxxxvij metten coninck Francisco van Franckrijck een verdrach gemaect en dairop veell dusent croonen ontfangen om het hartochdom en de greeffscap an des conincks handen to brengen, en heefft allen sijn amptluden dair op den coninck huld en eedt doen laten en heefftet selfs den steden oick doen voirgeuen, den sulcx nyet behaechden, want sij gheen franchoys en konden, en de steden hebben dair om heymelick verbont gemaect en alle de bolwercken jn den steden op eenre tijt gewonnen en vernyelt, en daer nae metten Cleeffschen gehandelt hebben. En hartoch Kaerll, merckende dat hij t lant van Gelre an den coninck van Franckrijck nyet konde brengen en de ondersaten van meninge waren eenen anderen heren tegens sijnen wylle jn te halen, heefft hij beliefft metten monde en nyet metter hertten, dat se den jongen fursten van Cleeff, hertoch Willem, solden jnhalen en huldigen, bij sijnen leuen beschermer slandts te sijn en na hertoch Caerls doot natuerlick furst en heer to sijn voer hem en sijnen nacomelingen, dair op de ondersaten slants van Gelre jngehaelt en ouer all in allen steden, vlecken en lande gehuldiget en gesworen hebben. En al wast hertoch Kaerll van Gelre tselue metten monde belieuet hadde, was nochtans metten hartten van ander meninge, daer jnne hy, vermits groote stoeringe en hartseer een zwaer siectte kreech, dair hij an sterff bynnen Arnhem ao xvcxxxviij op sanct Peter en Pauwelsdach op een saterdach (29 Junij). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoert der drier steden an den heermeester van Lyfflant op die clachte heren Jaspers van Munster vant huys ter Kinckhorst.Hoichweerdiger groetmoegender ffurst genediger lieuer heer, vnse gehoirsame gantzwillige dienst sy v. f. g. altoes stede voer an myt vermoegen alles guets bereit. V. f. g. schrifft en brieue nv jn kurtverruchten dagen an eenen yderen van ons drien steden myt jngelachter supplication des weerdigen en erntfesten heren Caspers van Munster v. f. g. amptman en schaffer, hebben wy myt gantser oitmoet en onderdanicheit ontfangen en moegen v. f. g. daer op voer antwoert jn allen besten niet bargen, wat gestalt dat salige Roloff van Munster, den godt genaede, ouer xxv jaren verleden syn woeninge en huys ter Kynckhorst genant jn den lande van Drenthe, contrarij den lantrechte en priuilegien onser drier steden ons by allen onsen voerffursten en heren bis op dessen tegenwoerdigen daege bestediget synnen, opgericht hefft myt toerne, muere, graffte en wallen hoege en breet wesende, waer op deselue, soe schrifftelicken soe muntlicken, dycke en menichmaell van ons steden en anderen gueden vrunden vruntlicken en guetlicken geadvertiert is worden, die bow besichtiget, hem togesecht syn tymmeraye twillen laeten anstaen en berusten; dan soe hy van synen voernemen, contrary synre tosaege woe vors. niet cessieren oder ophoeren wolde, hefft men soe lange geuordert an onsen g. f. hoichlofflicker gedachten bisschop Frederick van Baeden, dat syn f. g. hem myt gantser ernst en vlyte beuoelen hefft, syn angehauene bow en tymmeraye t laeten berusten en t selue, dat tegens den lantrechte van Drenthe en privilegien der steden gebouwet were, weder omme afftbrecken en te slichten, welcke syns ff. g. ernstlicke beuell en onse gueden vermaninge en waerschouwinge die genante Roloff van Munster niet allene nicht geachteruolget en nagecomen, dan dit allet niet tegenstaende tselue | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
angehauene tymmer en bow allicke hart en starck, yae harder en stercker opgefuert myt aller spoet, auont en morgen, nacht en dach, soe dat hy mytter daet syns lantfursten en heren beuell gecontrarieert en niet geachtervolget hefft, woer durch wy genoichsam geoirsaeckt syn worden den wall des huyses neder toe werpen en an syn persoen, familie noch huyses niet beschadiget, want hy den beuell syns f. en h. niet geoptemperiert hadde, soe dat Roloff van Munster doe ter tydt sich opt huys tot Couorden myt knechte sterckten, woer wth men synre harth en seer beducht wordt, soe lange, dat hoichloifflicker gedachten onse g. f. en h. bisscop Frederick van Baeden hem toegeschreuen en beuoelen hefft, dat huys toe Couorden jn syner f. g. en onser steden handen ouer toe gheuen, myts ontfanginge des ghenen, dat hy opten huyse toe Couorden gelacht offt wes hy anders by der lantscap ten achteren syn muchte, hetwelcke hy yrstwerff geweygert en sijnen f. g. dat huys jn eygener persoenen comende om op to nemen voergesloeten; dan nae als syne borge daer voer hart angeuallen worden, tselve gestadet en toegelaten, en syne achterstedige penningen van der lantscappe ontfangen hebbende tot synen wille, dat huys verlaeten, jn handen synre ff. en h. en ons steden opgedragen en voert myt eenen opgerichten vligende veenlyn knechten oick ruytere daer affgetoegen en kort verleden daegen daer nae t selue huys geweltlicken dorch seeckere gaethe en heymelicken cauernen onder waeters, by Roloff van Munster gemaickt, jngenomen, onverwaerder eer, soe hy ghiene ontsegginge gedaen hadde noch doen muchte, en soe voert roff, brant, geweltlicken doedslagen opgerichtet, die arme ondersaeten desser lande geuangen en gespannen; waer wth ons die kentlicke noet, by wille en todoen onses lantfursten en heren, gedrongen hefft, ruyteren en knechten antonemen, dat huys toe Couorden myt macht van kruyt, geschot en anders t beleggen, oick soe lange | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daer ouer gearbeit, dat Roloff voers. myt synen knechten durch deselue cauernen by nachte ontcoemen synnen, alsoe dat huys jngenoemen en veroeuert. Als nv dit aldus geschiet was, soe js men mytten seluen volcke geuallen voer syn huys ter Kynckhorst en thuys gants verdoruen en subuertiert. Hadt men doetertydt salige Roloff van Munster kunnen betreden offt jn syn persoen gecregen, solde men hem myt syne adherenten gestrafft hebben an lyff, guet en bloet, als een openbaer syns f. en h. onser landen en stede vyanden, welcke actie wy oick nummermeer op salige Roloffs en syner erffgen. gueder solden hebben verlaeten willen om hondert duysent g. g., ten waere saecke dat dorch onses gen. h. stadth. van wegen keyr mat en geschicte raede des doerluchtigen hoichgeboeren ff. hartoge van Gelre etc., jn bywesen en myt wille van George en Roloff van Munster gebruedere en etlicke hoere vrunde geslichtet, vereniget en nedergelacht waere worden, gelicx v. ff. gen. wth jngelachter copie verner hebben toe vernemen en ermeten, woe rechtlicke her Casper van Munster an v. ff. gen. jnt lange gesuppliciert en ons myt onwaeraffticheit an v. f. gen. bedragen hefft. Nietomin soe vern die opgenante h. Casper van Munster vermeynt op ons offt die onse enige peruerse actie t hebben, soe erbieden wy ons daer op ter justicie t begeuen voer onsen gen. heer stadtholder als onssen betemelicken richter en heren, ons van R. keyr mat. gesath en gegeuen, vertrouwende dat wy myt sulcker erbiedinge voer v. ff. gen. en allen recht verstendelicken vulstaen sullen moegen, en dat v. f. g. den voers. h. Casper ghiene arrest kummer behoeren t gestaiden, soe men doch ghiene represalia behoirt t gestaiden, dan jn saicke van geweygerde justicie, daer wy ons toe erbieden, twelcke alsoe t moegen geschien wy an v. ff. g. hoichlicken en dienstlicken begeren, biddende v. f. g. dessen onsen antwoert myt gnaden ontfangen willen, dat synnen wy tegens v. f. g. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onses cleynen vermoegens willich toe versculden waer wy kunnen en moegen, ken Godt almachtich, die v. ff. g. jn hoichwalfarende en gelucksamen regimente lange salich en gesont bewaeren moet. Geg. op saterdach nae den hilligen pinxteren dach ao xxxviij. V. ff. g. guetwillige borgermeisteren, scepen en raidt der drier steden Deuenter, Campen en Swoll. Aan Hermen van Bruggeney genant Hasencamp, meister Duytschens orders thoe Lyfflande. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den vreden tusschen keyr mat en den coninck van Franckrijck selfs persoenlicken gemaket bynnen stadt Aquemort anno xvcxxxviij.Alsoe de keyser Carolus quintus metten coninck van Franckrijck Francisco lange jaren met malcanderen in veheden en jn zwaren oirloghe gestaen hadde, js ten yrsten dorch middell van den paus Pauli tusschen beiden een bestant gemaect van tyen jaren, en alsoe de keyser met sijn schepen van oirloge gelegert was op een mijll weghes na bij de stadt Aquemort onder Franckrijck, en de coninck Franciscus begerende te sien des keysers armee en schepen van oirloge, js met etlicke van sijn heren wt Aquemort to schepe gevaren by des keysers schepen en js getreden in des keysers galeye, dair hij metten keyser alleen montlicken veell callinge geholden en dair na met grooter vrouden en vruntscap goeden chier gemaect en ten laetsten weder om na Aquemort gevaren. En de keyser, willende weder om bewijsen sijn goet hart en goet betrouwen, js met enigen van sijn heren na Aquemort gevaren, daer hem de coninck metter coninginne, des keysers zuster, en metten dolphijn en den hertouch van Orliens, sijn beide zoens, en met veell ander heren to gemoete sijndt gecomen, en hebben den keyser hoechlicken willecom geheten. En daer hebben de keyser en de coninck persoenlicken alleen tosamen ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sproken en alleene den ewigen vrede gemaect, dair God van gelouet en gedanct sijn moet in der ewicheit. Item als de vrede gemaect was, js dair groote onbegripelicke vroude en blijscap geweest, en na datter seer grootelicken getriumpheert en gebanketeert was, heefft de coninck met sijn zoens en veel van sijn heren den keyser geleytsaget een mijll weghes in der zee met groote triumphe. Gaudete et exultate quia modo, cessante bello, pax descendit de celis. Datum anno m.ccccc.xxxviij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den oploep en vergaderinge der borgeren bynnen Campen jnt hillige gheest vermits den vicecureyt heer Aernt Graet van Collen geschiet.Anno xvcxxxix opten xxten dach Julij js een citatie gecomen bynnen Campen van den officiaell t Vtrecht tegens den vicecureyt heren Arent van Collen vors. om t Vtrecht te comen en hem te purgeren, want hij an onsen gen. heren bisscop accuseert was metter sectten van Luter en anders besmet to sijn, en den luden in sijnre predicatien qualicken leerden en verleyden etc. En alsoe deselue heer Arent van den burgeren, besonders die oestwert verkeert hebben en noch verkeerden, grooten anhanck hadde, want sij verhoepten dat de vors. heer Arent bynnen Campen solde brengen soe alst jn den oesterschen steden geholden wordt, hebben deselue burgeren vergaderinge gemaect int hillige gheest en de gilden en schutterien tot sich geroepen en hebben nyet lijden willen, de vors. heer Arent de vicecureyt t Vtrecht solde reysen, dan wolden hebben, dat de ghene die hem beschuldichden bynnen Campen solden comen, en konde men hem bynnen Campen jn hoer tegenwoirdicheyt verwynnen dat mochten sij lijden en anders nyet. En hebben x offt xij van horen luden wth den hilligen gheest aen den rade metter gemeenten in de raedtcamer geschict en tghene vors. js te kennen doen geuen, dairvan Henrick Hudde het woerdt vuerdden, en wolden hebben de raedt metter gemeenten de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
handt daer an solden holden, dat de vors. vicecureit bynnen Campen bleue en denseluen daer omme gheen leedt en geschieden, want sij hem niet dechten noch wolden verlaten. Alsoe dat de raedt voer een goedt middell om de vors. commotie te stillen en den hoep burgeren van een te scheiden, aen den proest Piggen, pastoer, deden scryuen dattet niet geraden wer den vors. vicecureit ouer rass noch te verdriuen. En de principalen van dessen oploep en vergaderinge sijndt geweest Bernt Ottinck, Henrick ter Laer, Henrick Hud, Jan Kasse, Henrick van den Dam, de gebrueders van Wouw, Henrick van Wilssem, Jasper van Wilssem, Jan Doedenss, Bernt gaet sitten, Kempe Ketelbueter, Gheert Buter, Lambert van Hasselt, en meer anderen. En alsoe van denseluen, de sommige mede in der gemeenten sitten en oren eedt gedaen hebben om alle onmynne te letten etc., sijndt se nochtans mede int hillige gheest geweest. Item alsoe vnse gen. heer stadtholder een dachfaert bynnen Vollenhoe hadde angescreuen en aldaer den rechtdach hadde geholden om aldaer de claringe voert te volbrengen, sijndt sijne gen. metter ridderscap en den geschictten van den steden bynnen Campen gecomen en alhier bynnen Campen etlicke saecken geclaert en ter seluer tijt op sanct Lucasdach semtlicken opten raedthuse gecomen en aldaer den weerden heren meester Albert Pigghe, proest t sanct Jan t Vtrecht, als pastoer t Campen, metten vicecureyt heren Aernt van Collen voers. opten raedthuse ontboden en aldaer de schelinge en saecke onderhoert, en daer op een verclaringe en sentencie wthgesproken, dat sich heer Aernt de vicecureyt vors. van stonden an van den seluen auont wter stadt en stads vryheit versien most, allet na jnholt der sentencien in groote sentencieboeck gescreuen. En want de heer proost in der anclachten, die sijne weerden opten vicecureyt vors. deden, onder ander woerden mede sachte, sijne weerden jnt seker wuste, datter bynnen Campen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergaderinge geholden wordden, en jndien deselue jn hoir voirnemen mochten voirtgaen en volharden, de stadt Campen in groot perikell comen en de ouerste steen bouen gebracht solde werdden, en dat sijne weerden de principaell hoefflude wel kanden, etc., welcke woerdden de gemeenten en burgeren seer hoech optogen en wolden weten wye de verreders weren, opdat sij des onschuldiget mochten werdden, en jndien de proest de lude nyet konde noemen, wolden sij de proest vors. de man selfs sijn en daervoer beteren solde, want hem nyet te lijden stonde, sij buten voer verreders gescholden solden werdden; daer van onder den burgeren groot oproer en commotie verrees, des de proest ouer all opter straten schendich en onbehoirlicken na geroepen wordde. Om welcker saecken will de burgeren tot x offt xx toe an vnss gen. heren stadtholder gegaen sijndt en begeert sijne gen. den proest daertoe solde holden en vermoegen de verreders te noemen oft selfs daer voer te lijden. Des sijne gen. met ridderscap en steden semtlicken weder om op raedthuys quemen, daer de raedt metter gemeenten groot en cleyn en metten gildemeisters vergadert weren, dair de proest Pigge vors., by onsen gen. heren stadtholder ontboden synde, gecomen js en aldaer opentlicken gesacht en verclaert heefft, dat sijne weerden de woerdden, die hem quelicken weren affgenomen, nyet anders gesproken hadde dan wth gueder meninge tot een waerschouwinge, en dat wth gueder liefften, die hij totter stadt hadde, want hij daer jnne geboren en opgevuedet was en noch etlick guedt dair jn liggende hadde, met meer woerdden. Daer op onse gen. heer stadtholder sachte, dat de proest vors. sijnen gen. etlicke luden genoemt hadde, die sulcx toestonden sij den proest tselue te kennen hadden gegeuen, alsoe dat de proest sijnen man genoemt hadde, dan dat de yrste kallinge gecomen was van enen sijnre synnen niet machtich sijnde. Alsoe dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sijne gen. van burgermeisteren, schepenen en raedt metter gemeenten groot en cleyn, en metten gildemeisters en hoefftluden begeerden, sij de saecke an sijne genaden met ridderscap en steden, dair tegenwoirdich, wolden stellen. En sijnen genaden dair op by scepenen en rade en beyden gemeenten de saicke aling en all jn handen gegeuen js, doch by Wijbrant Wolterssen van weghen der cleyner gemeenten gesacht, dat se de saecke jn sijnre genaden handen stalden, doch by alsoe, want de proest opten burgeren onbehoirlicken hadde gesproken, sijne weerden daer voer deden als behoerden. En alsoe de gildemeisters en hoefftluden hem alleen berieden en ten laetsten dorch Wijbrant Wolterssen vors., den sij by hem te comen begeert hadden, ter antwordt gauen gelycker formen als Wijbrant ter antwordden gegeuen hadde, en daer na by Herman Heer van der gilden wegen seer hart een antwordt gegeuen, daer hem onse heer stadtholder seer jn stoerde, en heefft den gildemeisters en den hoefftluden gesacht, dattet onbehoirlicken was, sij hem alleene buten den raedt en der gemeenten berieden, want sij burgermeesteren, schepenen en raedt als hoer ouersten behoerdden te kennen en behoerdden denseluen metter gemeenten te volgen jn allen saecken wes by hem ouercomen en gesloten wordde. En by sijne genaden voirt gesacht en verhaelt van den oploep en vergaderinge, die jnt hillige gheest geweest hadde, dat sulcx na allen rechten by de hoechste straffe verboden wer, en dat hem daer om een ytlicken van jn gelijcken the beghinnen voertmeer solde wachten en waernen. En sijne gen. deden voirt, jn name en van weghen keyr mat, den burgermeisteren, scepenen en rade ernstelicken beuell, jndien sij tot eniger tijt yemants voirtmeer vernamen, die enigen oploep offt oproer onder den burgeren maectten myt woerdden offte met wercken jn eniger manieren, daer twydracht van mocht comen, dat se den sonder genade ant hoechste solden straffen, offte sijne ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naden wolden tselue an scepenen en raedt an hoir aller lijff en guedt holden en verhalen, daer solden sij hem na weten to richten. En dair na hebben sich sijne gen met ridderscap jnd steden opter vors. saicke van den proest lange beraden en ten laetsten daer van een declaratie en vthsprake gedaen als jnt groote causarum gescreuen staet.Ga naar voetnoot(1) Anno xl js alsoe groeten hette gewest als ymant beleuet hefft, alsoe datter voele luyde van hette en haestich drincken gestoruen synt en die Yssele js soe lege gewest dat men van Wije mijt een peert dwers doer der Ysselen gereden heft. Anno xvcxl jn Junio js meester Andries Fabri van Vrelant by Vtrecht aengenomen jn verum pastorem ecclesie nostre Campensis, die te vorens lange jaren met vicecureyten bedient hadde geweest, en was verschreuen van Collen hier te komen. En alsoe deselue mr Andries Fabri nae vermogen der stadt bullen nijet genouch gequalificeert en was, et tamen satis doctus, soe hefft hij hem anno xvcxliij te Trier laten promoueren in doctorem sacre Theologie, daertoe hem de stadt te baete quam. En de stadt jmpetreerde hem mede een vrije jnstitutie en liet de wedeme met huysraedt versien, twelck de stadt gecost hefft ouer iiijc g. g. Jn t jaer ons heren dusent vyffhondert ende tweeenveertich wordde de brugge gerepareert en getimmert. En alsoe op sint Johan Baptisten dach een voerman, Dirck Loesse genoempt, met een wagen gelaeden met zeker packen laecken toebehorende burgers to Bremen, daer ouer wolde vaeren, soe js hij met wagen en mit peerden jn der Yssele geuallen en hefft hem nochtans gesalueert mittet guedt en de peerden, behaluen een peert datter verdranck. Die van Bremen schreuen aen de stadt voor oir burgeren om restitutie van oiren schaeden, vermits zwacheit onser brugge; daer wordde op geantwoort, dat de voerman genouch geauiseert en gewaerschouwet were, dat hij ouer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de brugge nyet en solde varen. En daerbij js de saicke verbleuen. In denseluen jare xvcxlij jn Julio naedyen de coninck van Vranckrijck zeer vrendelicken geschreuen hadde aen onsen aldergenedichsten heeren keyr mat en aen de coninginne van Hongerien vrouwe Marie regente, verclarende dat hij mit oire mat en zyn mat landen en luyden wolde holden ene vaste durafftige vrede, soe is daerenbouen traditorie gecomen jn Brabant jn absencie van keyr mat eener geheeten Martten van Rossem, hem seggende ouerste capiteijn te wesen van den coninck van Vranckrijck, mit groote menichte van knechten en eendeels ruteren en hefft aldaer roeff en brant gesticht, doende den boeren groot verdriet en ouerlast, en voorts gecomen voor Antwerpen en aldaer een leger geslaegen op St. Jacops dach jn der voirs. maent, presumerende alsoe te vernyelen en destrueren die excellente en vermaerde stadt van Antwerpen voirs., twelck godt almachtich verhuedt hefft, en siende dat zijn boose aenslach te vergeefsch geschyet was, js hij vertogen voor Lire, passerende ouer de Duffle tot Walem, een zeer schoon dorp, tselue verbrandende totter eerden. Voert toech hij voor de stadt van Loeuen, vermeenende de selue stadt jn te nemen mit verrasscherie, en dat vermits zekere spraecke mit malcanderen te holden, daervan godt almachtich de stadt gepreserueert en bewaert hefft deur de vromicheijt van de clercken en studenten en andere burgeren en vrouwen van de voirs. stadt. Daer nae js die prince van Oraengen, ouerste veltheer van keyr mat, wederomme getoegen zeer sterck met ruteren en knechten en jn de landen van Cleeff, Gulich enz., en hefft destrueert Zittert, Gulich, Duren, en Hensborch jngenoemen, alsoe datter een zwaer oerlooghe verresen js tusschen onsen aldergensten heeren keijr mat en den fforsten van Cleeff. En alsoe keyr mat luyden, liggende binnen Hensborgh, prouande gebreck hadden, js by den prince van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oraengen mit ruteren en knechten op paeschauondt anno xvc xliij Hensbergh gespyset. En wedercomende van Hensborgh soe synt de Gelressche en Cleeffsche zeer starck jn den velde geweest to peerde en to voete en hebben malcanderen een slach geleuert, alsoe dat die Cleeffsche wel gelaeten en verloeren hebben omtrent xv hondert peerden en van den seluen Cleeffschen geuangen omtrent drie en dartich van den adell, te weten de greue van Redtbergen, oick de Paellanders mit meer anderen; en de Bourgoenschen verloeren oiren artillerye, cruyt en cloten, ouermits dat die knechten, die by t selue geschot geordineert waeren, wech geloepen weren, en eensdeels spanden de peerden wth en reeden wech. En de Gelressche, vindende tgeschot alleene staen, hebben tselue gebracht jn Zittert, twelck zij goet te doene hadden, want hem sulcx nyemande behynderde, alsoe dat zij daeraen geene priselicke victorie gekregen hebben, by de Boergoenssche victorie te gelycken. Jn t selue jaer js een stilsaete gemaickt tusschen desser lantschap van Oueryssell en den Cleeffschen en Gelresschen mit consent en belieuinge van onser genedichste vrouwe de coninginne regente, en deselue stilsaete tot diuerssche tyden geprolongeert en verlenght, beholtlicken ein ygelicken te blyuen op syn gront en mit malcanderen nijet te verkeeren offt coopmansche wyse te communiceren, en ten laesten bij onse genadichste vrouwe de coninginne regente geene vorder stilsaete beliefft. Anno xvc xliij jn der nacht tusschen den maendach en den dinxedach van den vastelauont (5 Febr.) verbrande de geheel raedtcamer, die zeer schoone was, en wordde voort begonnen wederom te timmeren. In den seluen jaere anno xvcxliij hefft palsgraeff Frederijck opten Rijn gebracht binnen de stadt van Bruessell onse genadichste vrouwe de coninginne zekere brieuen van bestande, gemaickt to Noremberch tusschen keyr mat ter eenre en den hertoghe van Cleue ter andere zyden, en de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
originael brieuen van den bestande voirs. weren geschreuen jn pargament onderteyckent en besegelt bij allen denghenen, die daer ouer getracteert hebben, wesende groote personnaigen, en de forst van Cleue solde de ratificacie (als verdragen was) binnen Bruessel gesonden bebben, dan tselue en js nyet geschyet, en de hertoghe van Cleue hefft soedane loeffelicke bestandt rejicyeert en van geenre weerden willen holden, dat zeer te verwonderen js; en Marten van Rossum hefft sich mit een geweldigen hoep gesterckt en sich geleghert voor der stadt Amesfoort, en hefft opten ixen dach Julij anno xvcxliij deselue stad van Amesfoort zeer hart angevangen, bestormt en gewonnen, en die van Amesfoort hebben hem moeten geloeuen te betalen lxm guldens. Desse tydinge hier gecomen zijnde, hefft men aengevangen een wall en bolwerck te maecken bouen de Veenepoorte, en opten xviijen dach Julij anno xvcxliij js ouerdragen, dat men S. Catherijnen gasthuys solde laeten affbreken en de steenen, tholt en anders jn der stadt tot nut en oirber te brengen; en alsoe op ten seluen dach des auondes hier tydinge quam dat de Gelressche van Amesfoort herwaerts quemen, soe wordde van stonden aen S. Catherynen gasthuijs voirs. aen brant gesteecken, en des anderen dages js beuonden dat de tydinge geloegen was. Noli credere omnia que audis. Jn den seluen jaere hefft de coninck van Vranckrijck (daer mede de forst van Cleue, als men seght, verbont gemaickt hadde) geschickt jn Henegouwen een geweldigen hoep knechten jn absencie van keyr mat en hefft aldaer laeten branden en zekere plaetsen en steden doen destrueren; en soe men seght synt geweest onder den hoep vuele Turcken, die kercken, clusen, vrouwen en maeghden noch nyemande gespaert hebben, alsoe dat jn Henegouwen (godt betert) groote schade, jammer en verdriet van den Fransoysen geschyet js. Int selue jaer van xliij jn Maio isser een dachfaert ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weest alhier binnen Campen tusschen hoichgedachte keyr mat erffnederlanden ter eenre en den coninck van Denemarcken ter andere zyden aengaende de oisterssche segelacie. En daer waren etlicke articulen geconcipieert, dan en worden nyet geconcludeert noch beliefft, want de Denen des van geenen wille en weren. De gedeputeerde van keyr mat sint geweest onsen gen. heeren stadtholder, heer Maximiliaen van Egmondt graue tot Bueren, mr Eueraert Nicolaj president van den houe van Vrieslant, en mr Boudewyn le Cocq procureur generael jn den groten rade te Mechelen; en de geschickte van den coninck to Denemarcken heer Johan Ranssouw, heer Essche Bilde; en voort sloech de rogge op, alsoe dat men voor een mudde rogge moeste betaelen xxxvj st., en to vorens kofft men se om xxviij st. tmudde. Item de stadt van Homburch solliciteerde daernae om eene nije bijcomst binnen Eemden, alsoe dat onse genadichste vrouwe de regente jn Iunio oire commissarien binnen Eemden geschickt hefft; dan van den Denen en js nyemants gecompareert, daer ouer de rogge noch duerder gewordden js, en t mudde rogge wolde men nijet min geuen dan voor twee golden g. soe dat de rogge opt mudde verhoeget is xx st., en tmudde rogge gelt nv lvj st. brab. twelck den aermen luden te zwaer wil vallen, jndien God daerjnne nyet prouideert. Item soe hier tydinge gecomen was, dat de Gelressche van Amesfoort thoofft herwaerts gekeert hadden om alhier voor de stadt een belech te maecken, soe wordde geschreuen aen onsen g. heeren stadtholder, Maximiliaen van Egmondt, to Groningen om een veenlijn knechten te hebben tot secours van desser stadt, en zijn g. schickte voort alhier wten Dam een veenlijn Vriessche knechten en quemen hier den xixen Julij anno xvcxliij en worden gelecht jn de burgerhuijsen ouer all de stadt; de hopman was genoempt Kartse Pierszn en was een Westvries en de knechten weren oick al meestendeell Vriesen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In den seluen jaere van xvcxliij in Augusto js keijr mat onsen alregenadichsten heeren Karolus Romanorum Imperator semper augustus gecomen deur Italien en Duytschen lande jn zijn mat Nederlanden mit een geweldigen hoop ruteren en knechten en geschot, omme mitten eersten to vallen jn vianden landen en soe voele te doene mitter gracien Goidts, dat de vorst van Cleue zyn keyr mat solde laeten volgen het furstendom van Gelre en graefschap van Zutphen, dat zyn mat hem nae alle recht en redene toeschrijfft. En zyn mat hefft doen schrijuen een brieff aen ridderschap en steden van Ouerijssell, mit zyn mat hant onderteykent Charles, to Couelens den xiiijen dach Augusti, versueckende en begerende dat de lantschap zyn mat neue die graue van Buren, onss gen. heren stadthouder, daertoe alle hulp en bystandt te doene, om zyn mat te helpen komen tot zyn mat lande van Gelre en Zutphen, twelcke desser lantschap eeuwelicke weluaert zijn sall, sonder meer te gebruycken eenige stilsaete offt wedersaete. En op S. Bartholomeeus dach den xxiiijten dach Augusti hefft zyn keyr mat stormenderhant gewonnen en erouert de stadt Duren jn den lande van Gulich en van meer andere steden zyn wille gekregen, van welcke goede victorie alhier processie gedragen js om der stadt mitten weerdigen heyligen sacramente, Gode almachtich daervan louende en danckende; en als de processie wedergecomen js in S. Nicolaes kercke, soe hefft men gespoelt opt groot orgell en gesongen jn musijcke zeer schoone Te deum laudamus. Die keyr mat hefft binnen Duren sententie gegeuen, dat men alle die ouerste binnen Duren soe wall van de stadt als krychsluden, die geraden hadden die stadt tegens zyn mat te holden, van den leuen ter doot brengen, die gemeyne en simpele burgeren te rantsoeneren, alle knechten wesende zyn keyr mat onderdaenen te hangen, alle andere knechten, waer sij oick weren, die nyet doot geslaegen synt geweest, die voornste vyngeren afftehouwen, als gedaen hebbende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegens oordeninge des rycks. Wt desser schrickinge hebben sich ouergegeuen jn handen des keijsers die stadt Remunde, Erckelens, en meer andere steden gelegen onder 't quartier van de stadt Remunde hebben gepresenteert oire steden te leueren in handen van keyr mat, jnsgelycx meestendeell alle de steden jnt lant van Gulich. Int jaer dusent vijffhondert en drieenveertich voirs. js die hertooghe van Cleue jn eygener persoon gecomen by den keyser jnt leger voor Venlo met x offt xv peerden ongeueerlich en eenigen van den adell, doch geene Gelresschen, en js zyn keijr mat te voete geuallen op zyn knien biddende om genaede, en presenteert van stonden aen te verlaeten tot behouff van keyr mat voirs. het hertouchdom van Gelre en greeffschap van Zutphen, twelck zyn mat accepteert en den fursten van Cleue genaede gegeuen hefft; jngelycx hefft oick Martten van Rossum van keyr mat genaede verworuen en js voorts aengenoemen jn keyr mat dienste. Mirabilis est dominus jn operibus suis. In t selue jaer jn Septembri soe js myn gen. heer de prince van Oraengen van wegen keyr mat onsen alregenadichsten heeren ouer all jn den steden van den lande van Gelre ontfangen en gehult, en hebben keyr mat Karolo vo geloefft en gezworen trouw en holt te wesen voor hem, zyn eruen en naercommelingen heeren des hilligen rijcx, als een hertouch van Geller en graue van Zutphen. En opten xxiijen dach Septembris js mijn heere de prince woe voirs. gehult binnen der stadt Sutphen, daer ter seluer tijt mede tegenwoirdich weren de gedeputeerde van den drien steden Deuenter, Campen en Zwoll, te weten van Deuenter Herman ter Beecke, Johan van Dotickum en oiren secretario Nicolao Verheyden. Item van Campen Henryck Kunretorff en mr Gheert Morre mit oiren secretario mr Cornelio Meeuwsz, en van Zwoll Jacop Duysterbeecke en m. Henrijck ten Tijll en Mauritio oiren secretario, en denseluen auonde wederom binnen Deuenter getoegen, daer ridder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schap en steden bij onsen gen. heeren stadth. den graue van Buren ter dachfaert verschreuen weren. Item den xxvijen dach Septembris anno ut supra js alhier binnen Campen gepubliceert de vrede tusschen keyr mat en den hertoghe van Cleue, daer van Godt almachtich geloefft, gedanckt en geërt moet wesen, ludende als hier naer volcht. ‘Schepen en raedt der stadt Campen doen te weten, wt beuel van onsen gen. heeren stadth. den graue van Bueren, dat eene vrede gemaickt en gesloeten js tusschen onsen alregenadichsten heeren keyr mat en zyner mat ondersaeten en verwanten aen die eene zydt, en den hoichgeboren ffursten hertoghe van Cleue en zijner gen. ondersaeten en verwanten aen die ander zydt, en sullen mit malcanderen mogen koopen en verkoopen, keeren en frequenteren een yder op zijn behoirlicke toll en wechgelt, en jn alles doen gelijck jn tyde van vrede, die eene den anderen noch aen lyff noch aen guedt te beschedigen, noch aen eere en gelympe te smaden oder te krencken. En dede yemants daeren bouen sall gestrafft werden als een vrebreecker, daer sich een ytlick nae mach weten te richten.’ Benedictus dus deus Israel, quia visitauit et fecit redemptionem plebis sue, Salutem ex inimicis nostris et de manu omnium qui oderunt nos, ergo Laudate dominum in sanctis eius, laudate eum jn firmamento virtutis eius, Laudate eum jn virtutibus eius; laudate eum secundum multiludinem magnitudinis eius. Laus, honor, virtus, gloria Deo patri cum filio, sancto simul paraclito jn sempiterna secula. Amen. Item nae desse voirgen. groote en goede victorie van den lande van Geller, soe js keijr mat onsen alregenadichsten heeren jn properen persoone mit grooter heercracht getoogen nae Vranckrijck. Godt almachtich verleene zyn mat goede victorie, gracie, prosperiteit en geluck, daer durch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wij mogen alle to saemen comen tot peijse, ruste, vrede en eendrachticheyt, twelck ons gunnen will Godt den vader, Godt den zoone, Godt den heijligen geest. Amen.
Anno xvc xliiij jn Septembri, alsmen den slach van den visscherien gaff, js jn den wynkelder ter taeffelen gebracht eenen braetsem, daervan het veth woech iij vierendeel ponts en js gewoegen, sonder argelist. Anno xlvj gult een last rogge lxviij g. g. en ao xlviij kust men coepen voer desse lxviij g. g. een last weyte, een last rogge, een last garste, een last hauere, een scipp. specx, een scipp. keese, hondert hantkesen, een vierendeell botteren, een vet scaep, een vat jopenbiers, eene tonne rosticker biers, een nij wamboijs, een paer hoesen, een paer schoenen, eene nye mutse, eene nye tassche, en sess st. b. toe wyncoepe. Anno xvclv heft een podt turffs gegulden jcx ℔. Item een loep solts vier g. g. en een vat Delffsche botter xxxvj carolusg. Anno xvclx opten ven Julij smorgens voir vijff huijren hefft Geerdt Sticker opten vyschmarct laeten houwen enen stoer, daer van het conijnx stucke golt xxxij st. en het moess xxv st. b.
Anno xvcxlv den xiiijen dach Julij opten dinxdach nae middage omtrent vijer wren soe js alhier wter stadt Zwoll gecomen die dorluchtichste hoochgeborenste, grootmogenste coninginne van Vngeren en Bohemen, vrouwe Marie, de suster van keyr mat onsen aldergenadichsten heeren, mit onsen gen. heeren stadh. die graue van Bueren en veel anderen ffursten, greuen, ridderen, jonckeren en heeren hier naebescbreuen en an yder den wijn eerlicken geschenckt. Onse burgere sijnt oir mat jn oir harnasch en met oir geweer zeer triumphelicken te moete gegaen hent op ten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Santberch en aldaer oir mat verbeyt. En als oir co. mat verbij gereden was, soe hebben die schutten oir haecken, roeren en bussen loss geschoeten, en daer nae js loss gegaen het groff geschot wter stadt. Oick synt onse burgere wten Hagen en Bronop geweest opte Yssel mit vijff barsen omtrent den dijck van Ysselmuiden en der brugge, en mede oir geschot loss geschoeten. Die raedt hefft gestaen omtrent der brugge en beijde burgermeysters jn der tijt, nementlicken Gheert van Essen en Lubbert van Ens, hebben van der stadt wegen oir co. mat willecomme gehieten en Geert van Essen dede t woort, seggende: ‘doorluchtichste, hoichgeborenste, grootmogenste coninginne, genadichste vrouwe, die stadt van Campen ervrouwet sich van uwe co. mat aencompste, presenterende uwe co. mat jn stadt keyr mat desse stadt en slotelen.’ Daerop hefft oir mat geantwoert:’ wy dancken v des; verwaert de slotelen als ij suslange gedaen hebben tot behouff des keysers, mijn lieuen broeders.’ En de coninginne js voort jn der stadt gereden verbij traedthuijs d'olde straete langes nae t hoff; daer nae sijnt vier van der raede gegaen bij oir co. mat, en hebben oir mat van wegen der stadt Campen gepresenteert en geschenckt een grooten vergulden kop, twee groote vette ossen, twintich schaepen, l. mudde haueren en twee toelast wijns. En de coninginne hefft den dienaers, die het present voirs. brachten, geschenckt twelff karolusg. Des anderen dages als swoendachs smorgens omtrent negen wren js die coninginne gereden jn S. Nicolaes kercke en hefft aldaer op het choer een singende misse gehoert, en oir mat musyckers songen musycke. Des donderdages smorgens omtrent ses wren js oir mat mitte barzen van hier verreyst nae der Elborch en voort nae Harderwijck en soe voorts ouer de Veluwe te peerde. En oir mat schenckte onse burgeren jn der barsen, die oir mat tot Harderwyck gebracht hadden, twintich golden croonen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Desse nae heschreuen heeren quemen mit hoir mat binnen Campen en de stadt schenckte een yder de wijn nae zyn staet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anno xvclj op sonnendach Jubilate (19 April) hebben die patres van de prouincie van Brabant mytten gemene broederen van hier capittell geholden en processie gedaen om der stadt myttet weerdige hillige sacramente, daer toe oick gebeden synt die priesters en jongen van bouen en buyten. En synt samtlicken gegaen wt sint Nicolaes kercke thent in onser Lieuer vrouwen kercke en aldaer gesongen Regina celi, en van daer voorts omgegaen. En die musyckers songen jn der processie iij off iiij montetten (?) en coemende weder jn sint Nicolaes kercke hebben die paters gesongen Te deum, en men spoelde opt groete orgell en oick die gantse misse doer. En als die misse wth was, is die raedt gecoemen ter mynrebroeders opt Reuenter en hebben aldaer eene eerlicke maaltydt doen bedienen. En die gardiaen hadde an de raedt myt supplicie versocht om gracieuselicke voerschriften an der stadt Deuenter en Zwoll om totten oncosten een weynich behulps toe moegen vercrygen, dan die van Deuenter en Zwoll en hebben daer toe niet willen onderstaen en, alst schiende, hoer spot daer mede gehadt. Anno xvcxxxiiij op dijnxdach in de paesschen hillige dagen, twelck was den soeuenden dach van Aprill, soe is gepluckt wth des paters hoff to Bronop een nye wthgelopen wijngaert blat en de nye lote was lanck iiij½ mans span to weten v vierendeel van der ell. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|