Stommen ridder
(1973)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
SonnetOm kryghen eenen naam onsterflijck, ziin veel vvegen,
Den een aanvaardende d' oeff'ning van 't blauvve staal,
En d'ander raakter toe door vvelsprekende taal:
Maar Breedro die heefts' op and're vvijs verkreghen.
5[regelnummer]
So yemant vraacht vvaar door? door natuurs milde zegen,
Door d'aardt der Poësi, gheprent vast in ziin gheest.
Zo ghy my niet ghelooft, komt hier, komt hier en leest
De defticheyt, om boert en is hy niet verleghen.Ga naar voetnoot8
Ziet hier gheevenaart tvvee Princesjes in schoonheyt,
10[regelnummer]
Die alle beyd' verzot ziin op een Keysers kindt,
Onkunbaar, die ziin tong met riip berading bindt.Ga naar voetnoot11
Ziet den Phrigesen Vorst, in vviens ghemoet ten toon leyt
De beeltenis ziins Liefs, vvat hy om haar bestaat.Ga naar voetnoot13
De doot heeft haar, rooft hem: Natuurs pronck hy niet laat.Ga naar voetnoot14
I.I. Scheepmaker. | |
[pagina 56]
| |
Van vreuchde singt met Zege-heer,
Die zich stom veynsend' spraack krijcht weer
En des Schryvers gheest bromt uyt.Ga naar voetnoot-
O Aerdighe! te wreet verwoet,Ga naar voetnoot-
5[regelnummer]
Dat ghy hem, die u leven doet,
By u in't graf wel vast besluyt.
I.I. Scheepmaker.Ga naar voetnoot- |
|