Spaanschen Brabander(1618)–G.A. Bredero– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio 7r] [fol. 7r] Sonnet. T'Romeynsche volck vvel eer tot staats versekertheden Die hielden het voor goet dat men toond' yder een Levendich op't Toonneel het misbruyck van't gemeen, Daar elck syn saelen sach die sy dagheliicks deden. Brero die toont nu hier door dees sin-riicke reden Eens kalen Ionckers doent, na't leven net besneen: Oock lichte Vrouvven aart; niet om die na te treen: Maar leeren schuvven die, en al haar boose seden. Hem en hoort gheen min eer die met verstandelheen 't Neerduytsche vollick leert als de Romeynen deen. De stichters van het riim. VVat mach toch al verbreden d'Albeschrollende Niit, die staach 'tgoet veracht? neen, Spaart u snoode reen, den Laurier-Krans siin is: gheen Bladt ghy rooven kent, dus laet hem vryvvilch met vreden. G.I. Scheepmaker. Vorige Volgende