Spaanschen Brabander
(1974)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
Ga naar margenoot*SonnetT'Romeynsche volck vvel eer tot staats versekerthedenGa naar voetnoot1
Die hielden het voor goet dat men toond' yder eenGa naar voetnoot2
Levendich op't Toonneel het misbruyck van't gemeen.Ga naar voetnoot3
Daar elck syn faelen sach die sy dagheliicks deden.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Brero die toont nu hier door dees sin-riicke redenGa naar voetnoot5
Eens kalen Ionckers doent, na 't leven net besneen:Ga naar voetnoot6
Oock lichte Vrouvven aart; niet om die na te treen:Ga naar voetnoot7
Maar leeren schuvven die, en al haar boose seden.Ga naar voetnoot8
Hem en hoort gheen min eer die met verstandelheenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
't Neerduytsche vollick leert als de Romeynen deen,Ga naar voetnoot10
De stichters van het riim. VVat mach toch al verbredenGa naar voetnoot11
| |
[pagina 148]
| |
d'Albeschrollende Niit, die staach 'tgoet veracht? neen,Ga naar voetnoot12
Spaart u snoode reen, den Laurier-Krans siin is: gheenGa naar voetnoot13
Bladt ghy rooven kent, dus laet hem vryvvilch met vreden.Ga naar voetnoot14
g.i. scheepmaker.
|
|