Spaanschen Brabander
(1974)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
InleidingVoor de Nederlandse toneelliteratuur is 1617 een belangrijk jaar. In dit jaar verschijnt (anoniem) Hoofts Warenar en voltooit Bredero - ‘In April’ - zijn Spaanschen Brabander. Ruim driehonderd jaar na hun ontstaan zijn deze stukken nog meermalen gespeeld. Ze zijn vaak naast en tegenover elkaar gesteld en in wisselende verhouding is het ene ten koste van het andere geprezen. Maar de Brabander heeft veel meer pennen in beweging gebracht dan de Warenar. Over geen ander Nederlands toneelwerk is ook maar bij benadering zoveel geschreven en zijn zoveel tegenstrijdige meningen verkondigd: meningen m.b.t. de betekenis van woorden, woordgroepen, zinnen en passages; de versvorm; de compositie; het karakter van de hoofdpersonen; de bedoelingen van de auteur; de artistieke en morele waarde of onwaarde van het geheel of van bepaalde onderdelen. Toen Bredero dit in tal van opzichten problematische werk schreef, had hij reeds een vrij omvangrijk dramatisch oeuvre op zijn naam staan. Blijkens zijn inleiding tot de uitgave van 1618 had hij nog grote plannen: ‘(ick sal) my spoeyen om U.L. eerlangh een kluchtigher en veel gheestigher ghemeen te maken.’ Maar het kon verkeren. Enkele maanden later is hij gestorven. Zijn Brabander is nog tijdens zijn leven op het toneel van de Duytsche Academie vertoond. Over de opvoering is niets bekend. Veel is onbekend en onzeker. Het manuscript is verloren gegaan en vrijwel elke oude druk verschilt op verscheidene plaatsen van alle andere. Wat daarvan de oudste is, staat nog steeds ter discussie. In 1967 stelde Damsteegt vast: ‘Na drie en een halve eeuw biedt de Brabander nog een uitgebreid en ten dele maar nauwelijks ontgonnen studieterrein.’Ga naar voetnoot1 In de volgende hoofdstukken heeft de verzorger van deze uitgave een poging gedaan, de waarheid van Damsteegts uitspraak iets te verzwakken. |
|