Rodd'rick ende Alphonsus
(1968)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
Vijfde deel
Den Indiaanschen Orondatus met vyf Mooren.
By gord, gans velten swijght, swijght dat jou de Moort // steeckt,Ga naar voetnoot2056
Ick ra niemandt soo koen dat hy nu eens een woort // spreeckt.
O bloemer herten! sus: pots hondert en twijntigh luyster:Ga naar voetnoot2058
Wat Duyvel sie ick daar soo schemeren int duyster?
2060[regelnummer]
Gangs wongden loopt niet; maar treet tot de Man // an,Ga naar voetnoot2060
Levert hem eerst een slagh, en wijckter soo dan // van.Ga naar voetnoot2061
O blaffers! durf ghy niet? Komt hier ghy bloote loeren,Ga naar voetnoot2062
'tIs maar wint die 'tgheboomt doet dwarlen en beroeren.
Komt nu ghesellen duyckt, bockt proper, houwt u laagh,Ga naar voetnoot2064
2065[regelnummer]
Verberght u alhier achter dees ruyghen Haagh,
Van waar ghy 'tplatte Landt wel listigh kundt bespieden,
Bespringhen met een set de reysende Kooplieden,
Ga naar margenoot+Den buurtloosen Boer bespringhen inde Nacht,Ga naar voetnoot2068
Of eenigh Jagher die vermoeyd' komt van de Jaght,
2070[regelnummer]
Of wie wy vinden hier die sullen wy af-setten;Ga naar voetnoot2070
Gants sacker venten wilt op u gheweer wel letten.Ga naar voetnoot2071
| |
[pagina 177]
| |
elisabeth met haar Dienst-vrouvven uyt.
De Reysighers die ons den Koningh had besteldt,Ga naar voetnoot2072
Ons hebben tot dit slot seer waardelijck verselt:
Die wy van d'eer en jonst die sy ons rijck'lijck jonden,
2075[regelnummer]
Op 'thooghst hebben bedanckt, na 'tbeste dat wy konden.
Terwijl mijn Lief wat ruwt,Ga naar voetnoot2076
Soeck ick hier inde luwt
Wat koelte of vervarsens
Van mijn vermoeyde harsens.
2080[regelnummer]
Mijn Lief die heeft met lust
Een mackelijcke rust,
Daar d'onrust my maackt swacker,
Mijn Liefde houwt mijn wacker:
Wiens onsien'lijcke vlam,
2085[regelnummer]
Den Hemel hoogh beklam,
En spuwt sijn heete stralen,
Op berghen en op dalen:
Ja 'taartrijck voelt mijn brandt
In haar diep inghewant.
2090[regelnummer]
Mijn Liefde die drooghd' uyt de seer visch-rijcke stroomen,
En zij verkronckelt haast, de dicht-beblade boornen.Ga naar voetnoot2091
Als zijn hetsighe kracht
Dees schepselen versmacht,
Wat weerstandt souw dan doen een menschelijcke vrucht,Ga naar voetnoot2094
2095[regelnummer]
Die oorsprong neemt uyt Aard', uyt Water, Vuyr en Lucht?
Ick groey in het verderf, dat anderen druckt t'onder.
Het gheen een ander let, dat salft my, ist niet wonder?Ga naar voetnoot2097
Ick leef als den Salmander,
Bedooven in mijn vyer,Ga naar voetnoot2099
| |
[pagina 178]
| |
2100[regelnummer]
Daar ick niet in verander;
Maar 'tis mijn voetsel schier.
Ach Rodd'rick! waart ghy hier,
By my die lusten raapt,
In't gheen mijn oogh begaapt,
2105[regelnummer]
Dewijl ghy vaack'righ slaapt.
De Schaapjes sabb'rend knabb'len
Het groene Grasjen of,
Die met haar woelend' drabb'len.Ga naar voetnoot2108
Bewolcken hun in't stof:
2110[regelnummer]
Beswadd'ren 'tlustigh Lof:Ga naar voetnoot2110
Want siet de dorre Hey,
Ga naar margenoot+Is stuyf-zandt en droogh kley
Vol steentjens veelderley.
De Son met vinnigh branden
2115[regelnummer]
Backt d'Aarden in een korst;
Dies d'uytghepompte LandenGa naar voetnoot2116
Die lyden dróóghe dorst,
Verstickent in haar borst:
Het nutte voedsaam Graan
2120[regelnummer]
Dat vruchtelóós blijft staanGa naar voetnoot2120
Heel uytgheput vergaan.
Siet de bewelde Waghen,Ga naar voetnoot2122
Raackt met sterck dringhen voort,
Door des Menners anjaghen
2125[regelnummer]
Van sweep of ouwd' spoet-woort:Ga naar voetnoot2125
Als sijn Ghespan dat hoort,
Het bruyckt uyt vrees sijn kracht,
Tot dat het lost sijn vracht,
Daar rust haar last versacht.
| |
[pagina 179]
| |
2130[regelnummer]
Seer soet laat hem hier hóóren
'tVoghels ghetierelier:
Hoe lieff'lijck rieckt den Dóóren,Ga naar voetnoot2132
Gehouwelijckt aan den Lier,Ga naar voetnoot2133
Vermaaghd' met d'Eglentier,
2135[regelnummer]
Die nu op 'tschoonste bloeydt,
En so langh jeughdich groeyt,
Tot hy sijn selven snoeyt.Ga naar voetnoot2134-2137
De mag're Geytjes dringhenGa naar voetnoot2138
Het sap uyt het gheknauw,Ga naar voetnoot2139
2140[regelnummer]
Haar dorstighe Suyghelingen
Licken van't Gras den Dauw,
Haar armoed' maackt haar gauw,
Niet dróómigh, slecht of vies;Ga naar voetnoot2143
Sy leeren door 'tverlies,Ga naar voetnoot2144
2145[regelnummer]
Niet lecker zijn, noch kies.
Behalven dese lusten,
Sie ick een Herder stouwt,
By sijn Lief lodd'rend' rusten,Ga naar voetnoot2148
Die hy met vreught bedouwt,Ga naar voetnoot2149
2150[regelnummer]
'tWelck schaamte my onthouwt,
Door 'tghebiedt vande eer,Ga naar voetnoot2151
So derf ick mijn begheer,
Van u mijn Lief: mijn Heer.Ga naar voetnoot2153
Ach Rod'rick saaghdy noyt mijn yverigh verlanghen?
| |
[pagina 180]
| |
De Roovers uyt.
orondatus
2155[regelnummer]
Val an Ghesellen, houwt, sta vast, gheeft u ghevangen.
Ga naar margenoot+kamenier
Ick bidd' om Goods-wil! laat mijn lieve Vrouw toch hier.
orondatus
Ick segh u bintse, flucx! by d'ander Kamenier.
elisabeth
Ach Rodd'rick Lief! sal ick u nu dus moeten derven?
Ach mijn verlies sal u van herten-rouw doen sterven.
orondatus
2160[regelnummer]
Nu Mannen, haast u wat, hout daar is noch een touw.Ga naar voetnoot2160
elisabeth
Ach! goede Goden helpt een teed're jonghe Vrouw.
Hoe knaaght den Worm van mijn innerlijck gheweten:
Soo ick Alphonsus mat, soo werd ick weer ghemeten.Ga naar voetnoot2163
orondatus
Nu voort, mijn Mackers, voort! treedt an en wilt u spoen;
2165[regelnummer]
Wy kryghen eer yet langh van haar een groot rantsoen.Ga naar voetnoot2165
elisabeth
Ghy doet kracht en gheweldt, ghy onbeschaamde guyten!
orondatus
Fluck an en stoutse vóórt, of vatse by de tuyten.Ga naar voetnoot2167
| |
[pagina 181]
| |
elisabeth
Ach God beschermt mijn eer!
orondatus
Mijn Maats doet dat ick sech:
Dits na onse Galey de aldernaaste wech.
Binnen en weer uyt. Alphonsus en Geraldus uyt.
geraldus
2170[regelnummer]
Het stille Wout dat davert door't jammerlijck gheluyt,
En 'tschijnt an't naar gheroep veroverheerste Vrouwen.
alphonsus
Gans bloedt, siet daar van veers die haar vermeestert houwen:Ga naar voetnoot2172
Laat ons kloeckmoedigh haar ontweldighen den buyt.
orondatus
Alkoran ghy moet voor den roof goe sorghe draghen.Ga naar voetnoot2174
2175[regelnummer]
Siet hier sent ons 'tgheluck noch meerder buyt.
alphonsus
Of slaghen.
Hier gheschiedt het ghevecht, drie doodt, de rest vlucht.
elisabeth
Ach! ist Alphonsus? Jaa't: 'tis daar mijn hert voor vreest.
Hoe strijdt de hoop en sorgh in mijn verschoten Gheest.Ga naar voetnoot2177
| |
[pagina 182]
| |
Ik ducht dat hy hem sal als kittel-oorigh wreecken;Ga naar voetnoot2178
Of mijn eer door de spijt uyt wan-hoop schendigh breecken:
2180[regelnummer]
En soo ick by gheval hier voor al wiert bewaart,
Soo vind' ick my in angst soo schuldigh en beswaart,
Dat my Alphonse niet te voren en sal legghen,Ga naar voetnoot2182
Daar in ick eerlijck hem souw kunnen van ontsegghen.Ga naar voetnoot2183
Het scheen ontset; maar laas! my dunckt na langh beraadt,
2185[regelnummer]
Dat ick nu ben gheraackt in een veel argher staat.
alphonsus knielt.
Mijn Vrouw! ick bidd'u niet om tot deernis te trecken:Ga naar voetnoot2186
Want het versoeck van Liefd' tot droefheyt u souw strecken.
De dóódt, ach! die souw my veel behaghelijcker zijn,
Als dat ick u bedruckt souw sien, en dat om mijn.
2190[regelnummer]
Maar wel soo bidd'ick u met ootmoedighe sinnen,
Nu my 'tgheval beróóft van't gheluck van u Minne,
Dat ghy ten minsten wilt verlichten mijn ellendt,
Door het bevord'ren van mijn ongheluckigh endt.
'tIs my een groot gheluck, en een rust in mijn Gheest,
2195[regelnummer]
Als dat ick voor mijn dóódt noch nut u ben gheweest.
Maar siet dit is het laatst, en 'tmeest van mijn begeeren,
Daar ick my uyt wan-lust mistróóstigh moet toe keeren.
Heb ick hier toe mijn lijf beschermt ende bewaart,
Om staagh te leven sien u stuer en wreeden aart?Ga naar voetnoot2199
2200[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die mijn hert stucken stampt met nuw' versierde pynen,Ga naar voetnoot2200
Die niet voor 'sWerelts eynd' te eynden sullen schynen.
Wat kan ick beters dan, of soeters doch verwachten,
Als 'tafgherolde endt van mijn bedroefde klachten?Ga naar voetnoot2203
Daarom, o schoon jonck-vrouw! wilt doch bedencken gaan,
2205[regelnummer]
Of ick u huyden heb eenighe dienst ghedaan?
'Twelck ick by u ja gheacht te zijn vertrouwe:Ga naar voetnoot2206
| |
[pagina 183]
| |
Want u seer waarde Eer hebt ghy door mijn behouwen.
Wilt voor mijn daadt dit swaart, van 'sVyandts bloedt bespat,
Oock verwen in het mijn, met speelent luyster glat:Ga naar voetnoot2209
2210[regelnummer]
Op dat ghy in een dagh van al die wert ontslaghen,
Die u gheest en ghesicht bedroeven en wan-haghen.
Soo sterrift ook mijn smart, die'k door u Liefd' ontfang,
Na dat u vast opset streckt tot mijn ondergang.
Maar laat mijn trouwe dienst u strafheyt soo versoeten,
2215[regelnummer]
Dat met mijn korte dóódt ghy u sult lyen moeten.Ga naar voetnoot2215
Laat u verbidden van mijn dwinghende gheklagh,
Ghy die my duysentmaal doet sterven in een dagh.
Neemt dese wraack van mijn; gheeft mijn de laatste slagh,
Op dat u stalen hert sich stout beroemen magh,
2220[regelnummer]
Dat het heeft in een uur van d'Aarden kring doen vlooten,Ga naar voetnoot2220
Die 'twuft, doch schoon ghesicht, soo gruwelijck verdrooten.
Of soo ghy voor mijn dóódt van mijn begheert noch yet,
'tSal my een glory zijn te volghen u ghebiedt:Ga naar voetnoot2223
Mits dat ick voor mijn dienst tot lóón sal beverwaarden,Ga naar voetnoot2224
2225[regelnummer]
Dat ghy mijn droeve Ziel sult helpen vander Aarden.
Als ick volkomen heb u wenschen uytghericht,
Soo jont my dees verdienst voor myn ghetrouwe plicht:
V Liefde, of de Dóódt, wilt my Princesse gheven;
Want sonder die ist my niet moghelijck te leven.
2230[regelnummer]
Ick heb dan an u Liefd' tot noch niet konnen raken;
Nu hoop ick door mijn dóódt verlichtenis te maken,
Voor mijn seer banghe herts onlydelijck verdriet.
Wat magh u letten Vrouw? Waarom en stemdy niet,
Tot de verheughde dóódt van mijn bedroefde mensche,
2235[regelnummer]
Die sonder leven ghy soo dickwils pleeght te wenschen?
Volbrengt nu uwen wil, 'tis lang ghenoegh verschóónt;
Siet hoe bequaam dat hier gheleghentheyt vertoont.
| |
[pagina 184]
| |
Helaas! de stemme schreumt 'therts wreetheyt uyt te spuwen:
Ghy veynst weemoedigh nu soo straffen daadt te schuwen:Ga naar voetnoot2239
2240[regelnummer]
Maar niet te min ick merck u meer als wreede wil,
Die drijft my tot de mijn, al swijght u tonghe stil.
Ghy sult my, noch ick u, na dees tijdt niet meer quellen.
Siet hier verharde Vrouw! ick gase in't werck stellen.Ga naar voetnoot2243
elisabeth
Ach, Alphonsus! ghy gheeft my doch spade en vroegh,
2245[regelnummer]
Helaas! tot sterven my een oorsaack gróót ghenoegh,
Ga naar margenoot+Sonder nu door u Dóót als behoeftigh te meeren,Ga naar voetnoot2246
Mijn wrede levens haat en stervens gróót begheeren.
'tStaat my bedroefde Vrouw te haacken na mijn endt,
Na dien ick dag'lijcks blijf midden in mijn ellendt.
2250[regelnummer]
'kHeb veel te langh gheleeft, dewijl ick niet kan myen
Een plaagh die my meer prangt als 'tdóódelijckste lyen.
Ten is gheen leven, neent, voor die in pyne woelt,
En 'tleven als de dóót, de dóót als 'tleven voelt.
Helaas! mijn quaat gheluck armt my op't onghesienste,Ga naar voetnoot2254
2255[regelnummer]
Ach! ick laat onbelóónt soo veel ghetrouwe dienste,
Bezonder desen daadt daar u kloeck teghen-weer
Soo rustigh heeft beschut mijn hóógh gheachte eer:Ga naar voetnoot2257
Voorwaar dits my een dóódt in't droevigh na bedencken:Ga naar voetnoot2258
Den lóón die ghy begheert en kan ick u niet schencken:
2260[regelnummer]
Want ick heb sulcken eedt belooft den geen by wien
Ick noyt so gróóten proef van Liefden heb ghesien,
Als ick nu doe an u, vroomhertigh en daat-vaardigh;
Waar door ghy (ick bekent) mijn jonst oock bet zijt waardigh;
Maar siet de selfste Liefd' die u tot mywaarts dringht,
2265[regelnummer]
My oock gheduerighlijck hem te beminnen dwinght.
Wat wildy dat ick doe? seght op en wilt niet swyghen,
Siet daar moghen gheen twee een eenigh dingh verkryghen,Ga naar voetnoot2267
| |
[pagina 185]
| |
Daarom ist beter dat ick door het sterven mijn
V beyd' vernoeghe, sonder d'een of d'aar te zijn.Ga naar voetnoot2269
2270[regelnummer]
Och oft Gods wille waar beminde Alphonso dat
Ick met mijn leven moght voldoen u wenschen wat,
Ick souw in sulck gheval vry sterven met behaghen,
'tSouw my met minder pijn oock lichter zijn om draghen,
Als u te gunnen dat ghy nu op mijn versoeckt,
2275[regelnummer]
Na dien een ander heeft de Liefde onderkloeckt,Ga naar voetnoot2275
Die ghy voor u begeert: Maar siet ick moet ontdecken,
Ick sturf so lief, als hem die wed'rom te ontrecken.Ga naar voetnoot2277
Dan so met reden ghy wouwt matighen dees smert,
Die gheen meer macht en heeft op het verliefde hert,
2280[regelnummer]
Als wy met vrye wil haar gheven in ons sinnen,
En dat ghy sonder leyt my eerlijck wouwt beminnen,
Mijn leven souw ick dan noch wel begheeren yet,
Om u te loonen van de dienst aan my gheschiedt.
'Ksouw u door reyne Liefd' als opper-vooght bevesten,Ga naar voetnoot2284
2285[regelnummer]
Die van my het beleyt moght stueren soo ten besten,
Als van u eyghen goet: Maar doch behalven van
Die'k door beloften ben schuldigh mijn echte Man.Ga naar voetnoot2286-2287
Van 'slevens swaar verlies souw'ck weynigh wercx maacken,
Alphonsus als het maar besteet wiert in u saacken.
2290[regelnummer]
Maar ghy zijt onvernoeght met mijn gunstigh aanbien,
En wildt meer als de macht van mijn vermoghen sien.Ga naar voetnoot2291
Ga naar margenoot+Derhalven staat het my bedruckte teere vrouw
Te roepen om de Dóódt die my sal van mijn rouw,
En van de vlecke des ondanckbaarheyts bevryen:
2295[regelnummer]
Hier sult ghy immers deur ten minsten dan belyen,
Dat ick int leven had de wil om u ghemoet
Te lóónen soo ick mocht met mijn onnosel bloedt.
Alphonsus waarde Heer! ontvanght van mynen handen
Dit jonghe leven soet, een deerlijck offerhande!
2300[regelnummer]
Al is de gifte kleyn, helaas! de leyde Tijdt,
| |
[pagina 186]
| |
En mijn snoot ongheval gheeft die hier van de wijt:Ga naar voetnoot2301
Want die druckt trots ter neer mijn hooghhertigh begheeren:
Het deert my dat ick u niet waarders kan vereeren.
Leent my dit felle Swaart, op dattet na u sin
2305[regelnummer]
Eens koelt sijn scherpe dorst int bloet van u Vriendin:
Die niettemin ghy voor een Vyandin gaat houwen.
alphonsus
Ten zijn gheen Reden, neent, mijn overschoone Vrouwe,
Dat d'onschuldighe lijdt voor een recht misdadighen:
'tWaar onbehoorlijck dat ghy u souwt beschadighen,
2310[regelnummer]
Die niet misdaan, (maar) hebt ghesorght voor u eer,
Waarom wilt ghy de straf die my betreffet meer?Ga naar voetnoot2311
Want ick heb steets ghepooght met bidden en met smeecken,
V volstandighe trouw en kuysche wil te breecken.
Neen, neen Elysabeth! ick liefden noyt met vreughtGa naar voetnoot2314
2315[regelnummer]
Soo seer u schoonheyt niet als u ghekróónde deught.
Al mach ick u niet zijn, ick sal tot u vernoeghen
Vervormen stracx mijn wil om na den u te voeghen:Ga naar voetnoot2317
Deur dient u Geest behaaght, ist my oock aanghenaam,
Te legghen af mijn smert verdraagh'lijck en lijdtsaam,
2320[regelnummer]
Wil ick met reden gaan al mijn verdriet versachten,
En leven nu op hoop van beter te verwachten.
Gelieftet u mijn Vrouw dat ick u t'huys gheley?
Rodderick wt.
Hier zijn de Mooren, wijckt, op dat ick my berey.
rodderick
Ick sal u vinden Lief die my is laas! ontstolen,
2325[regelnummer]
Al soud'ick d'aarden kreyts rampspoedigh ommedolen.
Ha Dieven zydy daar? nu toe ghy Ridders stout,
Hier zijn de Roovers van het onbewoonde Wout.
Dringht tot den Vyandt aan op dat wy hun benauwen.
Volght my u Heere na, doorstóót dees twee rabbauwen.
Alphonsus werdt doorsteecken.
| |
[pagina 187]
| |
alphonsus
2330[regelnummer]
Waarom Heer Ridder ist dat ghy langher wtstelt,
Te nemen wraacke na de Wetten van het Veldt?
Wat let u kloecke hant dat sy my niet beneemt
Mijn droevigh leven dat van blijdtschap schijnt vervreemt,
Soo dat ick meerder vreucht hóóp door den dóót te erven:
2335[regelnummer]
Volbrenght, volbrenght u wil, want ick sal dit mijn sterven
Ga naar margenoot+Niet reeckenen voor mijn ghelijck een wreede zaack:Ga naar voetnoot2336
Maar voor een luckigh en gheneuchelijck vermaack.
Het leven wallicht my, het lust my dóódt te wesen,
Ick socht dees blyen dagh in hondert duysent vresen.
2340[regelnummer]
Nu moet Godt zijn ghedanckt die my hier door bereydt
Den wegh en haven van mijn zielen zalicheydt.
rodderick
Ghy sterft Alphonso braaf met g'luck en eere gróót,
Daar al de werelt my sal last'ren in mijn dóódt,
Om dat k'in ste van danck gantsch reuckelóós beraden,Ga naar voetnoot2344
2345[regelnummer]
Dus deerlijck heb vermóórt den Vader van mijn daden.Ga naar voetnoot2345
O ghy nydighe Goon! Ay wrede Heem'len ghy!Ga naar voetnoot2346
Fy eeuwigh droef besluyt, by gord kom ick u by!
Soo sal't mijn rasery daar boven so opschicken,Ga naar voetnoot2348
Dat ghy verkleumt van vrees meught lillen, beven, schricken.
2350[regelnummer]
O onmensch'lijck gheluck met u lichtvaardigh rat,Ga naar voetnoot2350
Wat houwt my dat ick u niet byde beenen vat,Ga naar voetnoot2351
En toets eens aan de Rots u kranckheyt en mijn krachten,
Na woesten op-loop van mijn dolle wree ghedachten?Ga naar voetnoot2353
Ha valsche wapens die van 'tleven hebt beróóft
2355[regelnummer]
Den gheen die om u eer in sijn bloedt heeft gheslooft.
Moest ick dus langhe hier in't snóóde leven blyven,
Om een soo grouw'lijck stuck móórdadigh te bedryven?
| |
[pagina 188]
| |
De sneuvel is te gróót, die ick te laat beken.Ga naar voetnoot2358
Ick heb ghedóódt de gheen waar door ick levend' ben.
Maackt sich bekent.
2360[regelnummer]
Eylaas! Alphonso siet de droefste mensch ellendigh,
Die voor u weldaadt, laas! u hier doet sterven schendigh.
Ick ben Rodd'rick u Vrunt, soo ghy bekennen meught:
Hoe slim vergheld' ick u onschattelijcke deughd,Ga naar voetnoot2363
Die'ck met lijf, goedt en eer an u socht te verdienen;
2365[regelnummer]
En koom u onverhoets een harde dóódt verlienen.
G'hebt moghelijck beschermt de eer van die ick soeck,
Soo't hier ghenoeghsaam blijckt an uwe daden kloeck,
En an dees groene disch, van drie ziellóóse aassen:Ga naar voetnoot2368
Daar het ghevoghelt haast sal om verhonghert raassen.
2370[regelnummer]
Och mijn beminde Vrunt! die soo ghetrouw betoont
V vyer'ghe vruntschap, laas! hoe heb ick die beloont?
Ach-harm! seer Goddelóós tot mijn eeuwighe schanden,
Door mijn bloedtstordigh hert, en ondanckbare handen.
Helaas! om dat ghy my veel beter anestondt,
2375[regelnummer]
Als eenigh dingh dat hier verschijnt op 'sWerelts rondt,
Soo haddet my betaamt te hoeden en te weeren,
V jeughdigh jonghe lijf voor al die't wilde deeren;
En uwe dóódt veel eer te wreecken stout bestaan,Ga naar voetnoot2378
Op't vreemde Volck die teghen onse voeten gaan,Ga naar voetnoot2379
2380[regelnummer]
Eer dat die onghestraft van my souw zijn ghebleven.
Wat straffe hóórt my dan, die't selfs heb bedreven?Ga naar voetnoot2381
Ga naar margenoot+Waarom kan ick de Dóót niet hondertmale lyen
Om myne misdaad gróót na wille te kastyen?
Eer ick die stel int werck soo bid ick u en laat
2385[regelnummer]
De ouwde Vruntschap niet om eenen nieuwen haat:
En wilt de Misdaad' niet, maar d'eer en jonst ghedencken
Die Alphonso Rodd'rick uyt Minne plach te schencken.
Vergheeft de breucke my, die self op mijn de schultGa naar voetnoot2388
| |
[pagina 189]
| |
Sal wreecken alsoo strengh, dat ghy ghenoeghen sult.
2390[regelnummer]
Oorloft my dat ick u wt Liefde ondertusschen
Voor den adieuw, helaas! eens hertelijck mach kussen.
Reeckent het deerlijck feyt dat onverdocht ghevilGa naar voetnoot2392
Des Hemels wreetheyt toe, en niet mijn eyghen wil.
Maar O gloorjose Vrundt, die ducht ick moet ontslapen,
2395[regelnummer]
Ontfanght, ontfanght van my dit seer bloedighe wapen:
'Tis 'tselfste dat ghy eerst van schanden hebt bevrijdt,
Als ghy door Liefden wont den sorghelijcken strijdt.
Die my het leven bracht, die maack ik, laas! af-lyvigh.
Ontfanght mijn Vrundt, ontfanght, van my arm en katyvigh,
2400[regelnummer]
Ja troosteloose Mensch het gheen dat ghy mijn gaf.
Ach! ick heb waarders niet te off'ren op u graf:
Hoewel ghy meer verdiendt, soo salt my nochtans passen
Met dit mijn dunne bloedt de schantvleck af te wassen.
alphonsus
Ach! Rodderick doet wech dit schrickelijck opset,
2405[regelnummer]
En leeft voortaan gherust met u Elysabeth.
Het ongheweten stuck dat hier is nu bedreven,Ga naar voetnoot2406
Wert u met dese kus van herten gantsch vergheven:
Maar denckt doch gheensins my te peyen met een wraackGa naar voetnoot2408
Over u selven, ach! dats een vervloeckte saack,
2410[regelnummer]
Teghen sijn eyghen Lijf te bruycken eyghen handen:
Ach my! wee my! oy my! De dóót komt op mijn tanden.
Ach Vrient! ick bid dat ghy een Pater Noster leest.
In uwe handen Heer beveel ik mynen Gheest.Ga naar voetnoot2413
Hy valt op hem uyt het Bosch.
elisabeth
Wat sie ick, ist mijn lief? neen 'tis qualijck ghegist.
2415[regelnummer]
Het is: ten doet: Siet wel; seecker segh ick, hy ist.
Hoe ben ick doch so Sot, souw hy sijn Vrundt verdrucken?
| |
[pagina 190]
| |
Hy ist noch soo't schijnt aan al sijn wapen-stucken.Ga naar voetnoot2417
Ick ga daar stout na toe: ach! wat is hier ghebeurt?
Hier leyt mijn Lief, eylaas! die sijn Vrunts dóódt betreurt.
2420[regelnummer]
Ach! Rodd'rick, wat mocht u kennis soo bedwelmen?Ga naar voetnoot2420
Rodderick verkomt.
rodderick
Wie heeft mijn Vrundt ghemoort vermaledyde Schelmen?
Ick sal u kappen met dit ysselijck gheweer.
elisabeth
Siet voor u, ach! mijn Lief.
geraldus
Besadight u mijn Heer.Ga naar voetnoot2423
rodderick
Ghy Moorders wijckt van my.
geraldus
Heer wy zijn u Ghesellen.
rodderick
2425[regelnummer]
Ghy zijt struyck-roovers, of de Duyvel van der Hellen.
Ga naar margenoot+Nu laat mijn handen los, eer ick u keel af-bijt.
geraldus
Ach Rod'rick weest gherust.
rodderick
Is Alphons' uyt sijn Tijdt?Ga naar voetnoot2427
Haast u Atropos wilt met uwe wisse schichtenGa naar voetnoot2428
Mijn zeer beswaarde ziel van sijn last wat verlichten.
| |
[pagina 191]
| |
elisabeth
2430[regelnummer]
Mijn Vrunt vertrouwt in Godt.
rodderick
Wat wil dit helsch ghespuys?
Flucx segh ick, gaat van hier na 'teeuwigh doncker huys:
Of ist u om mijn ziel dat ghy hier dus gaat sweven?
Ick salse u terstont uyt wanhoop garen gheven.
elisabeth
Bedaart V Rodd'rick, hout! eer ghy u meer besmet.Ga naar voetnoot2434
rodderick
2435[regelnummer]
Zijt ghy daar? ach mijn Lief! zijt ghy't Elisabeth?
elisabeth
Ja ick mijn hertsen Lief, ach! hoe hebdy ghespronghen.
rodderick
Wel Liefste wat is dit, hoe koom ik dus ghebonghen?Ga naar voetnoot2437
elisabeth
Ach Lief! u rasery is daar de oorsaack van.
rodderick
Het is meer (o mijn troost) als ick bedencken kan.
2440[regelnummer]
Wapen! wat sie ick hier, hoe komt Alphons verslaghen?Ga naar voetnoot2440
geraldus
Mijn Heer wy wetent niet.
rodderick
Eylaas 'tis te beklaghen!
| |
[pagina 192]
| |
Och leghdy hier mijn Vrunt! mijn toevlucht inder nóót!
Sijn leden zijn al stijf, en gants beweghelóós.
Het freytsem ciert sijn Mont met een snee-witte róós,Ga naar voetnoot2444
2445[regelnummer]
Sijn wanghen zijn al kouwt, O vernielende Dóót!
Wat moght my meerder quaat van u als dit gheschieden.
Ach! wie heeft dit ghedaan, seght uytverkoren Lieden,
Spreeckt of ick sterf van rouw?
elisabeth
Eylaas! ghy Rodderick.
rodderick
Niemandt sal dan de straf meer draghen nu als ick.
2450[regelnummer]
Stant op en maackt ruym-baan, ick sal't op my gaan wreecken.
geraldus
Mijn Vrundt ghy zondight met soo róóckelóós te spreecken.
rodderick
Den Moorder van sijn Vrundt behoordt noch heyl noch heul,
Ick sal scherp-rechten 'tquaat en zijn mijn eyghen Beul.
elisabeth
Ach Rod'rick! dats Heydens, sijn selven dus te krencken.
geraldus
2455[regelnummer]
Een Kristen die betaamt de snóótheyt niet te dencken.Ga naar voetnoot2455
't Is vreemt dat ghy u wil soo los den breydel gheeft.
rodderick
Wie weet wat Godt met mijn hier van besloten heeft.
| |
[pagina 193]
| |
elisabeth
Ach! God en wil gheen quaadt, ghy oordeelt onverduldigh.
rodderick
Na de Mensch'lijcke Wet ben ick de dóót doch schuldich.
geraldus
2460[regelnummer]
Maar niet mijn waarde Heer dat ghys' u selven doet.
elisabeth
Hoe zijt ghy doch soo mildt al van een anders goet?
Het leven dat ghy hebt is niet uyt u ghesproten:
Maar ghy hebt het te leen dus langh van Godt ghenoten.
geraldus
Ja al wat ghy ghebruyckt dat komt u vanden Heer,
2465[regelnummer]
Twist ghy nu teghens Godt, nu hy't komt halen weer?
V Vrunt, u Lief, u self, u Ouders hoogh van waarden,
Zijn al Afgodekens die ghy hier dient op aarden.
Nu kijfdy teghen God, dies' u om 'tbest ontreckt,Ga naar voetnoot2468
Die u hier wacker uyt den slaap der sonden weckt,
2470[regelnummer]
Op dat ghy 'thert door Liefd' ten Hemel hoogh sout stuuren,
Na 'tlieve Vaderlandt dat eeuwelijck sal duuren.
Ga naar margenoot+rodderick
Mijn Ghewisse klaaght staagh den aldergrootsten Godt
Dat ick sijn Volck ontsiel, en breeck sijn strengh ghebodt.Ga naar voetnoot2473
geraldus
Dit doet des Duyvels list die u ziel soeckt te schenden.
2475[regelnummer]
Wilt u ghebedt tot God aandachtelijcken zenden:
Met leetwesen van 'tquaat uyt een verslaghen // Gheest:
In sulcken voorspraack heeft Godt sijn behaghen // meest.
| |
[pagina 194]
| |
Besittet voort u Vat in reynheyt en in vreden:Ga naar voetnoot2478
Luystert naa't roepen van de Goddelijcke Reden,
2480[regelnummer]
Die an u herte vaack met groot gherommel klopt,
Daar ghy moetwilligh voor het dóóve óóre stopt,
Wilt in u boos opset doch langher niet volherden.
rodderick
Het valt te tróósten licht, maar swaar ghetróóst te werden.
elisabeth
God heeftet u, mijn Lief! ten besten toegheschickt.
rodderick
2485[regelnummer]
Leefdy noch? O mijn hert! so word ick wat verquickt.
elisabeth
Bedwinght u droefheyt wat, en leeft voortaan doch statigh,Ga naar voetnoot2486
V spieghelt troost aan my die my met reden matigh.Ga naar voetnoot2487
geraldus
Wel op mijn Heer, wel op, met dese jonghe Maaght:
En leeft gheluckigh soo't de hóóghe Godt behaaght.
2490[regelnummer]
Ghedenckt dat hier op aard' den mensche werdt ghegheven
Voor een dierbare saack het langh en zaligh leven,
Tot onse vreught en nut, en tot des Heeren lof,
Die't dan alst hem belieft ons weer doet legghen of.
rodderick
O Heere Godt hoe moght u goedtheyt doch ghehenghen,
2495[regelnummer]
Dat ick mijn lieve Vrunt als vyand gingh ombrenghen?
Vader vergheeft doch mijn dees onghemeende Moordt.
elisabeth
Bidt met vertrouwen ghy werdt seeckerlijck verhoort:
| |
[pagina 195]
| |
Bidt, hoopt, ende ghelooft, den Heer ist aanghenamer,
Niet op de straat, maar in u herte, u slaap-kamer.
2500[regelnummer]
Schijn-heyligh huychelry zijn Godtheydt noyt beviel;
De recht aanbidders zijn van binnen inde ziel.
rodderick
Ach Lief! ick swemme in mijn droeve moey'lijckheden.
elisabeth
Ghy kundt met kermen niet verwecken d'overleden:Ga naar voetnoot2503
Sijn doodt jammert my zeer, ja meerder dan ghy waant;
2505[regelnummer]
Maar ick heb Lief om u van tranen my ghespaant.Ga naar voetnoot2505
rodderick
Eer wy dit schóóne Lijf ter aarden gaan besteden,
Met een soo hooghen eer alst van my wert ghedacht,
Soo vind ick het gheraan, datmen an sijn gheslacht,
De bitt're bootschap met rechtschapen onschult deden.Ga naar voetnoot2509
2510[regelnummer]
Voort dat sy vriendelijck ten Groef werden ghebeden,
Aldaar het leyde Lijck, ten grave wert ghebracht,
Verselschapt met een sleep, heerlijck van staat en pracht,Ga naar voetnoot2512
Op dat sy sijn Wt-vaart selfs vercieren mede.
Laat stracx in die Kappel een tomb' van Marber bouwen,
2515[regelnummer]
Daar kunst en kostelheyt als wonder zijn t'aanschouwen:
Doet hem eerwaardigh daar ghebalsemt inne legghen,
Laat op sijn Sarck gheswind' met nette letters houwen,
Ga naar margenoot+Een Graf-schrift kloeck en fray, dat an Mannen en Vrouwen,
Zijn Liefd', zijn Deughd', zijn Dóódt, in't openbaar magh segghen.Ga naar voetnoot2506-2519
2520[regelnummer]
Mijn Vrunden laat my toe, en wilt toch soo lang wachten,
Dat ick over hem doe dese mijn laatste klachten.
Sluyt my, ick biddet u, mijn Vrunden in Gods naam,
In een dieper donker Graf mit dit schoone Lichaam:
| |
[pagina 196]
| |
Op dat ick inde dóódt magh omhelsen en strelen,
2525[regelnummer]
Ghelijck ick voormaals plagh uyt Liefd' daar met te spelen.
O Lichaam! 'tmagh niet zijn: Adieu o huys van Deughd'!
De blijtschap is mijn pijn: de droefheyt is mijn vreughd'.
geraldus
Laat ons het Lichaam gaan nu uyt zijn óóghen draghen,
Eer't hem veroorsaackt meer soo jammerlijck te klaghen.
2530[regelnummer]
Hij heeft sijn tijdt vervuldt die hy ghenóódt van Godt.Ga naar voetnoot2530
Dragent binnen.
elisabeth
Hier zijn wy sien ick, recht voor mijn Heer Vaders slot,
De Feest daar ick met vreucht, mijn Vrunden wouw op nóóden,
Ach! die is nu verkeert in stacy van een Dóóden.Ga naar voetnoot2533
Het gheen den sotten Mensch tot vrolijckheyt besluyt,
2535[regelnummer]
Ach! dat komt menighmaal op een droef Treur-spel uyt.
EYNDE. |
|