| |
II Overige literatuur
Bachrach 1970
Bachrach, A.G.H., ‘Bredero en de Engelse toneelspelers’, in: Rondom Bredero. Een viertal verkenningen door A.G.H. Bachrach, H. de la Fontaine Verwey, A. Keersmaekers, G. Stuiveling. Culemborg 1970, blz. 71-89. |
Van Boheemen 1982
Boheemen, F.C. van en Th.C.J. van der Heyden, De Delftse rederijkers: ‘Wy rapen gheneucht’. Amsterdam 1982. |
Ten Brink, Schetsen
Brink, Jan ten, ‘Conrad Busken Huet’, in: Literarische Schetsen en Kritieken (20 ongenummerde delen): De Renaissance in Nederland enz. Leiden z.j. |
Ten Brink 1897
Dezelfde, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Amsterdam 1897. |
| |
| |
Buitenrust Hettema 1919
Buitenrust Hettema, F, ‘Bredero's laatste toneelwerk?’, in: Tijdschrift voor Taal- en Letteren VII (1919), blz. 65-80 en 113-129. |
Busken Huet
Busken Huet, C., Het land van Rembrand. Studien over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw. 5e druk. Haarlem z.j. |
Busken Huet 1890
Brieven van Cd. Busken Huet, uitgegeven door zijn vrouw en zijn zoon. Tweede deel (1876-1886). Haarlem 1890. |
Crena de Iongh, A.C., G.C. van Santen's Lichte Wigger en Snappen Siitgen. Assen 1959. |
Damsteegt 1981
Damsteegt, B.C., ‘Het proza van Gerbrand Adriaensz. Bredero’, in: Van Spiegel tot Leeuwenhoek. Syntaktische en stilistische verschijnselen in 17eeeuwse teksten. Leiden 1981, blz. 23-48. |
Dessau 1930
Dessau, H., Geschichte der Römischen Kaiserzeit, Bd. II, Abt. II, Berlin 1930. |
Dibbets
Nicolaes Biestkens, De drie delen van de Klucht van Claes Kloet. Ingeleid en van aantekeningen voorzien door G.R.W. Dibbets. Zutphen z.j. |
Van Dillen 1935
Dillen, J.G. van, ‘Amsterdam in Bredero's tijd’, in: De Gids 1935 II, blz. 308-336. |
Diogenes Laertius, Lives and opinions of eminent philosophers in ten books. Ed. R.D. Hicks. The Loeb Classical Library, London, Cambridge (Mass.), 1970-1972. 2 dln. |
| |
| |
Dirkzwager 1949
Des. Erasmus, Moriae Encomium, dat is De Lof der Zotheid. Lat. tekst met Ned. vertaling door A. Dirkzwager en A.C. Nielson. Amsterdam 1949. |
Van Eeghen 1968
Eeghen, I.H. van, ‘De familie van Garbrandt Adriaensz. Bredero. 't Kan verkeeren’, in: Amstelodamum 55 (1968), blz. 148-163. |
Eusebius, Historia Ecclesiastica I. Ed. J.E.L. Oulton en H.J. Lawlor. The Loeb Classical Library, London, Cambridge (Mass.), 1959. |
De la Fontaine Verwey 1968
Thronus Cupidinis. Verzameling van emblemata en gedichten door Gerbrand Adriaensz Bredero, Joost van den Vondel, Roemer Visscher, Daniel Heinsius, Ronsard. Universiteits-bibliotheek Amsterdam 1968. Fascimile-uitgave van de 3e druk (1620), ingeleid door H. de la Fontaine Verwey. |
De la Fontaine Verwey 1977
Fontaine Verwey, H. de la, ‘Gerard Thibault en zijn “Academie de l'Espée”’, in: Jaarboek Amstelodamum 69, blz. 23-54. Herdrukt in Uit de wereld van het Boek, dl. III, In en om de ‘Vergulde Sonnewyser’, Amsterdam 1979. |
De la Fontaine Verwey 1979
Dezelfde, ‘Nederlandse emblematiek II: De Thronus Cupidinis’, in: Uit de wereld van het boek, dl. III, In en om de ‘Vergulde Sonnewyser’, Amsterdam 1979, blz. 114-128. |
Grootes 1983
Grootes, E.K., ‘Een theaterhistoricus in 1638’, in: Spektator 12 (1982-'83), blz. 452-479. |
Harmsen 1983
Harmsen, A.J.E., recensie van G.A. Bredero's Angeniet. Ingeleid en toegelicht door P.E.L. Verkuyl, in: TNTL 99 (1983), blz. 221-230. |
Hertel 1969
Hertel, Gerhard, Die Allegorie von Reichtum und Armut. Ein aristophanisches Motiv und seine Abwandlungen in der abendländischen Literatur. Nürnberg 1969. |
| |
| |
Hooft ed. L.-St.
Gedichten van P.C. Hooft. Volledige uitgave door F.A. Stoett. Tweede geheel herziene, opnieuw bewerkte en vermeerderde druk van de uitgave van P. Leenderts Wzn., Amsterdam 1899-1900. 2 dln. |
Jacobsen 1906
Jacobsen, R., Carel van Mander (1548-1606), dichter en prozaschrijver. Rotterdam 1906. |
Kan 1969
Erasmus, De Lof der Zotheid. Vertaling: J.B. Kan. Uitgegeven en van korte ophelderingen voorzien door A.H. Kan. Amsterdam 196919. |
Keersmaekers 1983
Keersmaekers, A., ‘Bredero “verbrabantst”: Liederen van Bredero in “Het Brabandts nachtegaelken”’, in: Verslagen en Mededelingen Kon. Academie voor Ned. Taal- en Letterkunde te Gent, 1983, blz. 145-159. |
Keersmaekers 1985
Dezelfde, ‘De twaalf sonnetten van de Schoonheyt en hun dichter’, in: Hulde-Album Dr. Fl. van Vinckenroye. Hasselt 1985. |
Kiliaen, C., Etymologicum Teutonicae Linguae, ed. G. van Hasselt. Utrecht 1777. |
Knuttel 1929
Zie onder Werken van Bredero. |
Knuttel 1949
Knuttel, J.A.N., Bredero, Lochem 1949. |
Koch 1927
Koch, L., ‘Bredero is niet de schrijver van het levensbericht van Karel van Mander’, in: Oud-Holland 44 (1927), blz. 78-88. |
Koch 1929
Dezelfde, ‘Bredero's laatste jaren en Bredero's studiejaren’, in: TNTL 48 (1929), blz. 256-275. |
| |
| |
Kramm 1860
Kramm, Chr., De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters van den vroegsten tot op onzen tijd, deel 4, Amsterdam 1860. |
Kruyskamp 1969
Zie onder Werken van Bredero. |
Mander, Karel van, Het Schilder Boeck (...) door Karel van Mander Schilder. Hier is op nieu bygevoecht het leven des Autheurs. T'Amsterdam, By Jacob Pietersz. Wachter Boeckvercooper opden Dam. Anno 1618. |
Dezelfde, Uytlegginghe, en singhevende verclaringhe, op den Metamorphosis Publii Ovidii Nasonis door Carel van Mander. 't Amsterdam, Ghedruckt by Paulus van Ravesteyn. Anno 1616. |
Meertens 1983
Nederlandse emblemata: Bloemlezing uit de Noord- en Zuid-Nederlandse emblemata-literatuur van de 16e en 17e eeuw. Samengesteld door P.J. Meertens, met medewerking van Hilary Sayles. Leiden 1983. |
memoriaal
Memoriaal van Bredero. Documentaire van een dichtersleven. Samengesteld door Garmt Stuiveling. Culemborg 1970. |
metamorphosen
Publius Ovidius Naso, Metamorphoses. Ed. F.J. Miller. The Loeb Classical Library, London, Cambridge (Mass.), 1933-1936. 2 dln. |
mnw
Verwijs, E.J. en J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek. 's-Gravenhage 1885-1929. |
Muller 1914
Muller Fz., S, ‘Fin de siècle’, in: Schetsen uit de middeleeuwen. Nieuwe bundel. Amsterdam 1914, blz. 369-462. |
| |
| |
nnbw
Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, onder redactie van P.C. Molhuysen en P.J. Blok. Deel I. Leiden 1911. |
Noë 1954
Noë, Helen, Carel van Mander en Italië. Beschouwingen en notities naar aanleiding van zijn ‘Leven der dees-tijtsche doorluchtighe Italiaensche Schilders’. Den Haag 1954. |
NTg
De nieuwe taalgids, Groningen 1907-... |
Oudemans Sr., Woordenboek op de gedichten van G.Az. Bredero. Leiden 1857. |
Ornée 1985
Ornée, W.A., ‘Van een Huys-man en een Barbier, een on-volmaeckte klucht?’, in: Spektator 14 (1984-'85), blz. 261-269. |
Porteman 1975
Porteman, K., ‘Miscellanea emblematica’, in: Spiegel der Letteren 17 (1975), blz. 161-193. |
Porteman 1985
Dezelfde, ‘Bredero's Voor-reden vande Sotheyt’, in: Spektator 14 (1984-'85), blz. 280-287 |
Prinsen 1919
Prinsen Lz., J., G.A. Bredero, Amsterdam 1919. |
Van Rijnbach 1926
Zie onder Werken van Bredero. |
Sabbe, Maurits, Vondel en Zuid-Nederland. Met andere opstellen. Antwerpen 1939. |
| |
| |
Schepers 1913
Schepers, J.B., ‘Bredero's liefde voor Margriete, de groote stuwkracht van zijn kunst, met vele nieuw gevonden sonnetten en liederen’, in: De Nieuwe Gids 1913, dl. I, blz. 574-599. |
Schepers 1923
Gerbrand Adriaensz. Bredero. Bloemlezing uit zijn gedichten, uitgezocht door en met een inleiding voorzien van dr. J.B. Schepers. Amsterdam 1923. |
Schepers 1926
Dezelfde, ‘Bredero Van Manders levensbeschrijver’, in: De Nieuwe Gids 1926, dl. II, blz. 286-298. |
Smits-Veldt 1982
Smits-Veldt, Mieke B., ‘De opening van de “Neerlandtsche Academia De Byekorf”. Melpomene presenteert: Gijsbrecht van Hogendorps Orangien-tragedie’, in: Spektator 12 (1982-'83), blz. 199-214. |
Smits-Veldt 1984
Dezelfde, ‘De “Nederduysche Academie” van Samuel Coster (1617-1672): de eerste Nederlandse volksuniversiteit’, in: Literatuur 1984, blz. 58-64. |
Smits-Veldt 1985
Dezelfde, ‘Bredero en Timanthes’, in: Spektator 14 (1984-'85), blz. 288-294. |
Sterkenburg, P.G.J. van, Een glossarium van zeventiende-eeuws Nederlands. Groningen 19813. |
tntl
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Leiden 1881-... |
Unger 1884
Unger, J.H.W., G.Az. Bredero. Eene bibliograpbie. Haarlem 1884. |
Uytlegginghe
Zie onder Karel van Mander. |
| |
| |
Van der Veen 1905
Veen, J.O.S. van der, Het taaleigen van Bredero, Amsterdam 1905. |
Verkuyl 1982
Zie onder Werken van Bredero: Angeniet. |
Verwey 1932
Verwey, Albert, ‘Bredero's Vroegh in den dagheraadt’, in: De nieuwe taalgids 26 (1932), blz. 76-89. |
De Vooys 1924
Vooys, C.G.N. de, ‘De twaalf sonnetten van de Schoonheyt ten onrechte aan Bredero toegeschreven’, in: De nieuwe taalgids 18 (1924), blz. 86-90. |
A. Weijnen, Zeventiende-eeuwse taal. Zutphen 19654. |
werken 1890
Zie onder Werken van Bredero. |
Willems 1922
Willems, L., ‘Aanteekeningen op Bredero’, in: Verslagen en Mededeelingen Kon. Vlaamsche Academie te Gent, 1922, blz. 441-453. |
Te Winkel 1899
Winkel, J. te, ‘Den Nederduytschen Helicon’, in: TNTL 1899, blz. 241-267. |
Te Winkel, Ontwikkelingsgang
Dezelfde, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde, deel III. Haarlem 19232. |
wnt
Woordenboek der Nederlandsche taal. Bewerkt door M. de Vries, L.A. te Winkel e.a. 's-Gravenhage 1882-... |
Worp 1920
Worp, J.A., Geschiedenis van den Amsterdamschen schouwburg, 1496-1772. Uitgegeven met aanvulling tot 1872 door J.F.M. Sterck. Amsterdam 1920. |
|
|