Verspreid werk
(1986)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
1 Onderlinghe minneDe moeder de natuur heeft inde jonghe sinnenGa naar voetnoot1
Yet heymelijcx gheplant, dat ons beroert het bloedt,Ga naar voetnoot2
En 't welcken dat ons port tot onderling beminnenGa naar voetnoot3
Der ghener, die met ons ghelijck zijn van ghemoedt.
| |
2 Willighe ghevanghenisWel eertijdts was ick vry van hopen en verlanghen:
Maer also haest ick zach het helder aenschijn zoetGa naar voetnoot2
Mijns Liefs, zo gaf ick my vrywillighlijck ghevanghen,Ga naar voetnoot3
Ghelijck als inde knip het kleyne vinckje doet.Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 147]
| |
3 Snel en vlytighSuft niet, wanneer als ghy u meerder mooght bekouten,Ga naar voetnoot1
Grijpt de gheleghentheyt daer ghyse schoonste vint,
Eer dat zy u ontslipt. 't Gheluck dat helpt de stouten.Ga naar voetnoot3
Noyt werde blooden bloedt van schoone vrou bemint.Ga naar voetnoot4
| |
4 Hoop voedt de minnaersGhelijck de Zee-luy, en de Visschers aen der stranghen,Ga naar voetnoot1
Op hoop van goede vangst gaen waghen lijf en goedt:
Zo werden de Minnaers met innerlijck verlanghen,Ga naar voetnoot3
Oock vande zoete hoop gheleyt, en steets ghevoedt.
| |
5 Liefde zonder rustTot welcken eynde of de Liefdetjes hier stryen,Ga naar voetnoot1
En worstelen om 'tzeerst? wat is hier of de zin?Ga naar voetnoot2
Maer datter nimmermeer, gheen rust en is in 't vryen:Ga naar voetnoot3
Want dat heeft alle daagh zijn strijdt en onrust in.
| |
[pagina 148]
| |
6 De liefd' is blindtWat wijckt ghy blinde min, van wijsheyt en van reden?Ga naar voetnoot1
Ghy mist de wech des deughts, door die ghy 't dwaelpat kiest:Ga naar voetnoot2
Door 'tvolgen van u lust, en broetsche sinlijckheden,Ga naar voetnoot3
Waer door ghy 't slechtste zoect, en 't alderbest verliest.
| |
7 De liefde lijdt gheen mackerGhelijck de haanen trots hier om de hennen stryen,Ga naar voetnoot1
Vermits den een 't ghebruyck den ander niet en gunt:Ga naar voetnoot2
Zo mach de Minnaer oock gheen medemacker lyen,Ga naar voetnoot3
Al waer hy schoon zijn broer of alderliefste vrunt.Ga naar voetnoot4
| |
8 Die 't vercken wil keelen, moet hem 't gieren troostenGa naar voetnoot-De leckre Cupido die stal met listicheden,Ga naar voetnoot1
De hoonich uyt de korf; de byen op het boost,Ga naar voetnoot2
Die quetsten hem de handt: hier door leert ons de reden,
Dat wie de zoetheyt wil, dat hy hem 't bitter troost.
| |
[pagina 149]
| |
9 Twee honden over een been ‘comen zelden over eenDe Vorst mach gheen gezel in zijn ghebiedt ghedoghen,Ga naar voetnoot1
Hy wil zijn rijck en troon beheerschen onghemeen.Ga naar voetnoot2
De Minnaer is jalours schier van zijn eyghen ooghen,Ga naar voetnoot3
Iae van zijn schaduw, die hy voor hem uyt ziet treen.Ga naar voetnoot4
| |
10 Hy bereyt loon den onverdiendenGa naar voetnoot-Wat helpt u slaverny, en u ghediensticheden?Ga naar voetnoot1
Ghy slacht den os; helas! die voor de Lantman ploeght;Ga naar voetnoot2
De vruchten van u sweet, van u vermoeyde leden,
Die werden onverdient een ander toeghevoeght.Ga naar voetnoot4
| |
11 Ick jaagh en werdt verjaaghtGa naar voetnoot-Ionckvrouwen 't is gedaen, ick can niet meer verdragenGa naar voetnoot1
V weygeringhen dreuts zo grilligh als verkeert.Ga naar voetnoot2
Een yder wil de haes in zyne stricken jaghen,Ga naar voetnoot3
Maer ick werdt over al verjaaght en niet begeert.
| |
[pagina 150]
| |
12 Welspreeckentheyt is liefdes leytsmanWech koude klappers, die verwaant meent wel te spreken,Ga naar voetnoot1
V kunst is niet als wint, ten heeft noch val noch gront:Ga naar voetnoot2
De minnaers kunnen nu de staale slooten breken,
Want yder draaght van hun de sleutels inde mondt.Ga naar voetnoot4
| |
13 Liefde buyght het alIndien ghy op u zijd' de Liefste zoeckt te winnen,Ga naar voetnoot1
Weest voeglijck, leenigh, en gedweeghjes van gemoet:Ga naar voetnoot2
Want door ghehoorzaemheyt en reckelijcke sinnen,Ga naar voetnoot3
Zo buyghtmen 't maagd'lijk hart alsmen het hoepjen doet.Ga naar voetnoot4
| |
14 OnwederstandelijckGa naar voetnoot-Niemant kan u gheschut, O Cupido verdraghen,Ga naar voetnoot1
Ons borsten zijn te weeck, het is met ons ghedaen,Ga naar voetnoot2
Al waarmen heel in 't staal bekloncken en beslaghen,Ga naar voetnoot3
Zo kan men doch u kracht in 't minst niet wederstaen.Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 151]
| |
15 De liefd' is listighLangzaame Looper ach! u doodt waer u ghebrouwen,Ga naar voetnoot1
Ten zy dat zy bekoort door 'tgoudt haer hadt vergist.Ga naar voetnoot2
Door dit beweeghlijck goedt verwindtmen alle vrouwen,Ga naar voetnoot3
En daer de macht ghebreeckt daer zoektmen heul an list.Ga naar voetnoot4
| |
16 Alleen beweeghlijck door 't goudtGa naar voetnoot-De marmre tooren en de harde stalen doorenGa naar voetnoot1
Van Danae, wijcken voor de gulde Godt Iupijn:Ga naar voetnoot2
Alzo kan oock het goudt een steenen hart bekoren,Ga naar voetnoot3
Dat anders niet beweeght door eenigh ding zoud' zijn.Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 152]
| |
17 Werwaerts wend ick myGoddinnen, zeer versuft zo vind' ick my rechtvaerdigh,Ga naar voetnoot1
Om dat ick hier de prijs van schoonheyt gheven zal.Ga naar voetnoot2
Mijns oordeels zijt ghij haer die alle drie wel waerdich,Ga naar voetnoot3
Nochtans behaaght mijn een, dat's Venus, boven al.
| |
18 Liefde kent gheen staetGa naar voetnoot-De Cyprische Goddin verwonnen van haer lusten,Ga naar voetnoot1
Verlaat den hemel en het goddelijck cieraet;Ga naar voetnoot2
En comt hier inde schoot van haer beminde rusten.
Voorwaer volmaecte liefd' aenziet noch rijck noch staet.Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 153]
| |
19 Al dient het den god der lustenGa naar voetnoot-Ghy watersteeckertjes! ghy kleyne swaenberyers,Ga naar voetnoot1
Wat wil dit steeckspul? zeght. en waer toe dit gerucht?
Of ist om dat de pen van de verliefde vryers,Ga naar voetnoot3
De loflijckheyt haars Liefs trompetten door de lucht?Ga naar voetnoot4
| |
20 Niet langs wat wech, maer waerDe strenghe stroomen, noch de overwoeste stemmen
Des grouwelijcke wints, verzaagt geen trouw gemoet:Ga naar voetnoot2
Leander gingh by nacht door 't holle water swemmen,Ga naar voetnoot3
Om het ghezelschap van zijn schoone Hero zoet.
| |
[pagina 154]
| |
21 Totter doodtPyramus leghdy hier, mijn waerde uytvercooren?Ga naar voetnoot1
Ach spreect indien ghy kunt! mijn smert die is te groot.
Ghelijck zijn wy, Mijn Troost! ghewonnen en gebooren,Ga naar voetnoot3
Ick gae met u ghelijck oock willich inde doodt.Ga naar voetnoot4
| |
22 De wijn verdrijft droefheytAriadne ziet op strandt haer lichte Lief ontvluchten,Ga naar voetnoot1
Zy schreydt en klaaght met recht om haer bedroefde schijn,Ga naar voetnoot2
Maer Bacchus diese ziet en deerelijc hoort zuchten,Ga naar voetnoot3
Vertroost haar, en verdrijft haar droefheyt met de wijn.
| |
[pagina 155]
| |
23 Liefd' prickelt 't ghemoedtHier staat Andromeda met keetens vast gheslooten,Ga naar voetnoot1
Laas! an een steyle rots het monster wreet tot buyt:Ga naar voetnoot2
Maer Perseus ed'le moedt heeft dit te zeer verdrooten,Ga naar voetnoot3
Hy slaat en doot het dier, en trout haer tot zijn bruyt.
| |
24 De doodt ontbindt de liefdeO ghy valsche Troyaan, wat mooghdy doch beghevenGa naar voetnoot1
V Dido, die haer zelfs mistroostich laas! verdoet.Ga naar voetnoot2
De waare liefde blijft zo langhe als wy leven;
De doot schilvert alleen 't vereende trou-ghemoet.Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 156]
| |
25 De min gheneest zich selfWat vlucht ghy Nymphelijn, daar ghy u ziet vervolghenGa naar voetnoot1
Van Lantlooper noch bloedt, maer vande God der zee?Ga naar voetnoot2
Myn kuysheyt vlucht, Neptun, voor u wellust verbolgen,Ga naar voetnoot3
Eer zy door 't zoete quaat oock wert bedroghen mee.Ga naar voetnoot4
| |
26 Onghedeelde liefdeVan waer komt doch, o Nimph Salmacis, dat u vloeden,Ga naar voetnoot1
Nature zoo herschept? maar haar kracht is zoo stijf,Ga naar voetnoot2
Dat zy verwand'len doet de mannelijcke moeden,Ga naar voetnoot3
En maacktse harteloos, en weecklijck als een wijf.Ga naar voetnoot3
| |
[pagina 157]
| |
27 De doodt scheydt de liefde nietWanneer dat haer oprecht twee harten eens verbinden,Ga naar voetnoot1
Zo achten zy noch vreught, noch quelling, noch verdriet:Ga naar voetnoot2
Zy liepen inde Hel, indien daer waer te vinden
De Liefste, want de doot scheyt waare Liefde niet.
| |
28 Te veel ghesien is schadelijckGa naar voetnoot-Zo de broodtdroncken jeught haar wilde laten radenGa naar voetnoot1
Van reden en verstant, zy quamen in gheen noodt.Ga naar voetnoot2
Maer wellust doet haer zien de dinghen die haer schaden,Ga naar voetnoot3
En die teef bijt zeer vaeck haer eyghen meester doot.Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 158]
| |
29 Kent u zelvenNarcissus als hy sach zijn eyghen schoonheyts stralen,Ga naar voetnoot1
Wert hy van ongheneught en eyghen Liefde blieck:Ga naar voetnoot2
Hoe menich zietmen in haer selfs behaghen dwaalen:Ga naar voetnoot3
Want meest een yder mensch gaet an dat evel zieck.Ga naar voetnoot4
| |
30 Niet te hooghWacht u ghy jonghelien, en wilt gheen minne draghenGa naar voetnoot1
Op yemant, daer de hoop noyt kansse op en von:Ga naar voetnoot2
De jonghe Phaëton wiert van Iovis hant verslaghen,Ga naar voetnoot3
Om dat hy al te hoogh yets buyten hem beston.Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 159]
| |
31 Met groote heeren kleyne kennisGa naar voetnoot-Brengt u het mildt gheluck by Vorsten en by Heeren,Ga naar voetnoot1
Zo matight al u doen, het zy ghy spreect of speelt:
Want het is zorghelijck by meerder te verkeeren.Ga naar voetnoot3
Laet Hyacinthus steets u wezen een voorbeelt.Ga naar voetnoot4
| |
32 Loon na verdiensteWel op ghy Minnaers op! wel op dan ghy ghetrouwen,
Op dat u zelfs de deught met Lauwer cransen kroontGa naar voetnoot2
Ziet hoe rechtvaardigh dat de wraacke straft de vrouwen
Die u oprechte jonst niet hebben wel beloont.Ga naar voetnoot4
g.a. bredero. 't Kan verkeeren. |
|