CXLIX Nieu droef-schey Liedeken
I: 485-487
Afscheidslied van een bedroefde minnaar voor een afkerige geliefde.
Beginregel: K'heb u noyt lief geheeten
Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622 II: 91-92 (foutief genummerd 71-72); Liedt-boeck 1644: 25-26; Liedt-boeck 1677: 30; Kalff 1890: 485-487; Knuttel 1929: 183; Van Rijnbach 1944: 259-261.
Omvang: 72 verzen, acht strofen van 9 regels.
Versvorm: overwegend jambisch metrum met drie heffingen in de vzn. 7 en 8.
Rijmschema: a b a b b b c c b.
Melodie: Matter 1979, blz. 190-193.
6 en reynicheyt: Na dit vs. denke men een punt; zo ook na vs. 13.
21 rou: Behalve de destijds gewone, algemene betekenis van verdriet kan dit woord hier ook de moderne, meer gespecialiseerde betekenis hebben van verdriet om een betreurde dode; zie in dit verband de vzn. 37-54.
25 Dees Steen bevat: Een grafschrift ter ere van een trouwe minnaar en dus tot eeuwige schande van de afkerige geliefde die de oorzaak was van zijn ontijdige dood, is ook te vinden in lied CXLII (vs. 65). Het is een bekend motief, dat ook voorkomt in Den Nieuwen Lust-Hof (1602) blz. 13-14, en in Apollo (1615) blz. 25-27. Het wordt later eveneens door Cats gebruikt.
31 Soo sie'k: dan zie ik tenminste.
32 Maar: maar toch.
59 Myn treurige Minne-brief: Ofschoon er geen zekerheid is, kan men denken dat de term Minne-brief doelt op dit gedicht zelf.