ook gekenmerkt door alliteratie en door structurele gelijkheid van de beide vershelften.
9 gants de Waal Bestapelt: Niet de rivier de Waal, maar: met palen omgeven ligplaats voor schepen, en de kade langs die haven (vgl. in Amsterdam, de Kromme en de Oude Waal). (B)
11 stelt Rutgers boven aen: Bredero kan de dordtse classicus en jurist Jan Rutgers (Rutgertsius 1589-1625) hebben leren kennen via diens zwager de leidse classicus Daniel Heinsius, of via hun gemeenschappelijke vriend Jacob van Dijk, de kunstminnende ambassadeur van Zweden in Den Haag, aan wie Bredero zowel zijn Moortje als de Spaanschen Brabander heeft opgedragen (zie Memoriaal, blz. 240.) Einde 1614 werd Rutgers raad van koning Gustaaf Adolf van Zweden, en begin 1615 vertrok hij naar Zweden. (Zie: E. Wrangel, De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden. Vert. door H.A.C. Beets-Damsté, Leiden 1901, blz. 57-58). Bij zijn vertrekschreef Heinsius een afscheids-gedicht: Propempticon Jani Rutgersii... Batavia abeuntis. auctore Daniele Heinsio. In offic. Plantiniana Raphelengii, 1615. Het enig bekende exemplaar, vier blz. folio, berust in de Bibliothèque Nationale te Parijs. (Zie P.R. Selling: Daniel Heinsius and Stuart England, Leiden-London 1968, blz. 214, nr. 77). Ook Hugo de Groot schreef een afscheidsgedicht in het Latijn: ‘Iano Rutgersio, Suecor. &c Regi a Consilij, in Suecam abeunti’, dat misschien eveneens afzonderlijk is gedrukt. De mogelijkheid dat dit ook met Bredero's gedicht is gebeurd, behoeft niet te worden uitgesloten: de opmerkelijke marginale noot bij vs. 3 zou erop kunnen duiden dat de zetter hier een stukje gedrukte kopij voor zich had. Als ambassadeur van Zweden woonde Rutgers sinds eind 1621 in Den Haag; daar overleed hij op 26 oktober 1625. Zie Memoriaal, blz. 240.
20 Sarmart: vervorming van Sarmaat ter wille van het rijm. (B)
22 des Rutgers syn bevreest: Na de woorden voor wiens raat, voor wiens Gheest (vs. 17) is de vermelding des Rutgers overbodig. Maar in vier van de vijf strofen heeft deze eigennaam een plaats in de slotregel.
36 Sirenen: In de griekse mythologie halfgoden, wezens met het lichaam van een vogel en het hoofd van een vrouw, zinnebeelden van verleiding. (+)
50 Hooch van hart enz.: Al deze bepalingen behoren bij Den Koningh (vs. 48) en slaan dus op Gustaaf Adolf.