LVII Nieuw Liedt
I: 217-218
Amoureus lied in renaissancetoon; gezien de naamaanduiding in vs. 19 misschien min of meer autobiografisch.
Beginregel: In twijffel en met schreumt soo hef ick op dit liedt
Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622: 77-78; Kalff 1890: 324-325; Knuttel 1929: 271-272; Van Rijnbach 1944: 120-122.
Omvang: 28 verzen, zeven strofen van 4 regels.
Versvorm: alexandrijnen met steeds staand rijm en geregeld een cesuur na de zesde syllabe; enkele metrische variaties in vs. 4, 5, 17, 20, 21 en 22.
Rijmschema: a a b b. Doordat vs. 5 een gespiegelde herhaling is van vs. 4 (idem vs. 9 van vs. 8 enz.) bestaat er een dubbele rijmbinding: het eindrijm van de ene regel is binnenrijm in de andere; de afsluitende vzn. 27-28 hebben binnenrijm overeenkomstig het eindrijm in de vzn. 25-26.
Melodie: Matter 1979, blz. 27, 106-108.
12 omsichtich: zedig, schroomvallig. (B). In WNT X, kolom 815 wordt alleen bedachtzaam, behoedzaam, voorzichtig gegeven, uitsluitend van personen of handelingen. Een uitdrukking als omsichtich ooch met een mogelijke toespeling op het ww. zien, wordt er niet vermeld.
19 Agneets Dei: Over deze uitdrukking schreef L.C. Michels een kort artikel (N. Tg. jrg. 48, blz. 116-117; herdrukt in Filologische Opstellen II, Zwolle 1958.) Zich verzettend tegen Knuttels verklaring als ‘Lam Gods’ zegt Michels: ‘Het woordspel geldt niet Agnus Dei in de letterlijke zin van Lam Gods, maar in die van een devotioneel voorwerp, waarvan b.v. Nieuwbarn de volgende beschrijving geeft: ‘ovale medaillons (waarop het Lam Gods met kruisvaan), vervaardigd uit het was der paaschkaars. De Paus wijdt deze in zijn eerste regeeringsjaar en vervolgens alle 7 jaren op Witten Donderdag of Zondag van Beloken Paschen.’ Dat een dergelijk Agnus Dei door Bredero bedoeld moet zijn, blijkt uit de samenhang overtuigend (‘Ten hangt niet op myn borst’); ook het ‘niet bemorst’ worden van een dergelijk medaillon, gedacht als in het hart gedragen, past in deze samenhang.’ (Michels 1958, blz. 169-171). Beknopt Kerkelijk Handwoordenboek (Tilburg, 1910). Vgl. ook Stellwagen, Roomse Woorden (Groningen, 1902), en de Beer en Laurillard, Woordenschat (1899).
Gaat men uit van de eigennaam Angeniet - de door Bredero zelf gebruikte spelling - dan bevat Agneets Dei drie letters te veel: s, d, en e. Hiervan zou de e nog tot de naam kunnen behoren; voor de d en de s zijn er dan twee mogelijkheden: Ds (dus de tweede naamval van een eigennaam als Dirck), of Sd (dus bijv. Sijmensdochter). Maar méer dan een gissing is dit niet.
22 Dese afgodery enz.: Voor de verering van de geliefde als gold het een beeld in