tie. Om het belang van déze verbeteringen duidelijk te doen uitkomen, werden ze gemarkeerd door (+) indien ze van de Bredero-commissie zelf afkomstig zijn, en - gelijk gezegd - door (B) of (R) indien ze in principe te danken zijn aan éen van de bovengenoemde critici.
Van het begin af stond het vast dat niet enkel de teksten en de melodieën maar ook de prenten uit het Groot Lied-boeck recht hadden op een eigen deskundige bespreking. Tot mijn vreugde had mijn vriend en collega Hans van de Waal te Leiden zich bereid verklaard hiervoor te zorgen. Bij éen van mijn bezoeken vertelde hij hoe hij te werk zou gaan en liet hij mij een aantal foto's zien van verwante illustraties uit andere liedboeken. Weinig weken daarna maakte de dood onverhoeds een einde aan dit alles en aan nog zoveel meer. Het was een even moeilijke als droevige taak opnieuw een specialist te moeten vinden die zich zou kunnen en willen verdiepen in de veelzijdige problematiek van deze prenten. Ik ben Dr. P.J.J. van Thiel in hoge mate erkentelijk voor zijn bereidwilligheid ten deze, en voor de overtuigende wijze waarop hij dit aspect van het Groot Lied-boeck heeft onderzocht en ontraadseld.
Toen tijdens de voorbereiding van deel I als bij toeval bleek dat het exemplaar van de editie-1622 in mijn eigen bezit een afwijkende lezing bevatte, leek het gewenst dienaangaande een systematisch onderzoek te doen. In dank vermeld ik dat het Ministerie van C.R.M. gunstig heeft beschikt op ons verzoek om Drs. B.P.M. Dongelmans in staat te stellen de in Nederland aanwezige en bereikbare exemplaren van de 17de-eeuwse drukken te analyseren en bibliografisch te beschrijven. Bijzonder erkentelijk ben ik Dr. P.J. Verkruysse die op mijn verzoek zo bereidwillig is geweest mijn wat chaotische stapel aantekeningen te herscheppen tot een fatsoenlijke Bibliografie.
Het zij mij vergund met nadruk te herhalen wat ik reeds bij deel I heb opgemerkt: de langdurige en intensieve, in opdracht van de minister van C.R.M. totstandgekomen samenwerking van een vijftal vakgenoten is voor ieder van ons een unieke en onvergetelijke ervaring geweest. Maar niet enkel de omgang met elkaar, bovenal de omgang met een groot en boeiend dichter wiens persoonlijkheid, ondanks de vele nog onopgeloste raadsels, zich allengs toch wat duidelijker liet kennen: veelzijdiger in zijn begaafdheid, belangwekkender in zijn ontwikkeling, genuanceerder in zijn gevoelens, bewonderenswaardiger in zijn taalgebruik, en vooral: eindelijk bevrijd van de romantische legendevorming uit de vorige eeuw.
Hilversum, 23 augustus 1981
Garmt Stuiveling