Groot lied-boeck

[p. 516]

tekstkritische noten

CLXI

Daer is gheen Mensch hy vverct een kuer,^-
Want sy syn al seer vvispeltuer,^-
Elck het syn lusten en invallen.^-

Coorenhart looft de Vangenis,^-
Seght datse zoet en Salich is.
En Erasmus prijst de Sotheyt.^-
Roemert de Muts en blaeuvve-Scheen.^-
Spieghel de Kunst van vvel te Réén.^-
Heynsius Bachus en de Godtheydt.^-

'tKan Verkeeren.

Eynde vanden Bron der Minnen

CLXI
In 1622 blz. (104). Kennelijk twee kleine bladvullingen; het eerste als inleiding tot de tweede afgedrukt op de ongenummerde laatste pagina van De Groote Bron der Minnen. Geheel in romein, de vijf eigennamen in klein kapitaal en gespatieerd.

- hy vverct een kuer: of hij heeft kuren.

- al: allen.

- het: heeft; invallen: grillen.

- Coorenhart: Dirck Volckertszoon Coornhert (1522-1590), notaris en secretaris van Haarlem, zat op last van Alva in 1567-1568 in Den Haag gevangen, en schreef in die tijd een uitvoerige moraliserende Lof der Gevangenis; looft: prijst.

- Erasmus: Desiderius Erasmus (1469-1536), filoloog en humanist, schreef in 1509 zijn wereldberoemde Laus Stultitiae, tientallen keren herdrukt en vertaald: De lof der zotheid.

- Roemert: Roemer Visscher (1547-1620), koopman en dichter, schreef tientallen epigrammen, sonnetten en andere korte gedichten, maar ook enige langere, waartoe 't Lof van een blaeuwe scheen, en 't Lof van de mutse behoren; Muts: verliefdheid; blaeuvve Scheen: een blauwtje, een afgewezen aanzoek.

- Spieghel: Henrik Laurenszoon Spiegel (1549-1612), koopman en dichter, schreef in 1584 zijn Twespraack vande Nederduitse Letterkunst, en in 1587 een Rederijck-kunst in Rijm opt kortst vervat.

- Heynsius: Daniel Heinsius (1580-1655), classicus, sinds 1603 hoogleraar te Leiden, schreef in 1614 een uitvoerige Lof-sanck van Bacchus, en in 1616 een nog uitvoeriger Lof-sanck van jesus Christus.