Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 444]
| |
CXXXV SonnetHoe wondert u mijn smart, en moeyelijcke vlaghen,Ga naar voetnoot1
Die't innerlijcke deel op't alderswaartste praamt,Ga naar voetnoot2
Met onvernoegen groot? ja grooter als ghy raamt,Ga naar voetnoot3
Of als my moog'lijck is om immer uyt te claghen.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Wat mach myn jongh gemoet, met meerder strafheyt plagen,Ga naar voetnoot5
Als dat een ander hier dus wel ghesien versaamt?Ga naar voetnoot6
Of datmen my, O druck! om mijn geringheyt schaamt?Ga naar voetnoot7
Of dat ghy laes verheelt u minne voor u maaghen.Ga naar voetnoot8
Dit raast en rammelt my ghestadich door het hooft,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
So dat ick al gheheel van zinnen schijn berooft,
En vat een Mooker swaar van droefheyt en van trueren.Ga naar voetnoot11
Ist dat ghy waarde Lief, na wensch hier in versiet,Ga naar voetnoot12
Soo wart mijn Hart ontlast van quellingh en verdriet,Ga naar voetnoot13
Soo niet het sal myn Ziel! tot inde gront verstueren.Ga naar voetnoot14
|
|