Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 440]
| |
CXXXIII Een Liedt
Op de Wyse: Ghy Lodderlijcke Nimphe soet
Ay Gulde Maan hout op u jachtGa naar voetnoot1
Laat ick mijn Lief in deese nacht,
Mijn afscheyt gaen berayenGa naar voetnoot3
Op dat ick bly mach schayen.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Goddin de wyl ick schayde moetGa naar voetnoot5
Ghedoocht dat ick mijn lusten boet,Ga naar voetnoot6
En jont mijn dat de reedenGa naar voetnoot7
Gheniet de leste beeden.
Ick bid indien het weesen mach
10[regelnummer]
Dat ghy vertoont den klaren dach,Ga naar voetnoot10
Van u vercierde OoghenGa naar voetnoot11
Die nu de Son vertooghen.Ga naar voetnoot12
Gheluckich sal ick schayden dan
En achten ooc gheen sterflijck Man,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Onder veel duysent lieden
Soo waard' oyt kan gheschieden.Ga naar voetnoot16
Maar neen u hert blyft hart als steen
Als wint en damp syn mijn ghebeen,
| |
[pagina 441]
| |
Voor u verstaelde OorenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die niet syn om becooren.Ga naar voetnoot20
Jofvrou ic ga ick schay van hier
En Laat tot pant u een Revier,Ga naar voetnoot22
Van uytghestorte traanen
Waar in mijn Ziel moet baanen.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Nu slaapt indient u slaepen lustGa naar voetnoot25
Blyft langh ghesont in soete rust,
Adieu adieu Goddinne
Mijn Vrou en Coninghinne.
|
|