Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 360]
| |
CV
Stem: Phoebe qui ce mesme Iour, &c.
Als ick in myn gedacht
Der scheps'len aart deur-schouw,
'k En vind geen meerder machtGa naar voetnoot3
Als 't vermogen van de Vrouw,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die met haer ghesichtGa naar voetnoot5
's Mans moed verlicht, die met, &c.Ga naar voetnoot6
Van haer last, van haer leyt,Ga naar voetnoot7
Van haar smart, van haer smaet,
Van haer quael, van haer quaet,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Van haer hoon, van haer haetGa naar voetnoot10
Die sick ter vlucht verspreyt,Ga naar voetnoot11
Door een swenkje van haer vriendelijcheyt.Ga naar voetnoot12
O Vrou! o's werelts pracht!
O Aerd-rijckx prael en pronck!
15[regelnummer]
Ghy smoort der Reusen cracht,Ga naar voetnoot15
Met een minlijcke lonck:
De moedichste Heldt,
Of man in't velt, De moedichste, &c.Ga naar voetnoot18
Die verschrickt, die verschiet,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die verblickt, die verblauwt,Ga naar voetnoot20
Die verloomt, die verlauwt,Ga naar voetnoot21
Die verflout, die verflaauwt,Ga naar voetnoot22
En sackt in soet verdriet,
So haest als hy u schoone oogen siet.
| |
[pagina 361]
| |
25[regelnummer]
De Koningh vol ghewelt,Ga naar voetnoot25
Of d'aldergrootste PrinsGa naar voetnoot26
Van moghentheyt, en gelt,Ga naar voetnoot27
Is nietich, kleyn, en kints;Ga naar voetnoot28
Al schijnt hy verwoet,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Of groots van moet, Al schijnt hy, &c.Ga naar voetnoot30
Op syn macht, op't gebien,
Op syn staf, op syn staet,Ga naar voetnoot32
Op zyn rijck, op zyn raed,
Op zyn deughd', op zyn daed,
35[regelnummer]
Op zyn land, op zyn lien,
Hy word gedweeg door't Vrouwe-Beeld te sien.Ga naar voetnoot36
Ist te verwond'ren dan
Dat ick verwonnen ben,
Daer dwinger noch TyranGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Geensins bestaen en ken?Ga naar voetnoot40
Al waer ick een Graaf,
Ick wierd een slaaf, Al waer ick, &c.
Van de Vrouw die ick min,
Die ick lief, die ick loof,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Die ick stroock, die ick stoof,Ga naar voetnoot45
Die ick huys, die ick hoofGa naar voetnoot46
In myn ziel, in mijn sin:Ga naar voetnoot47
Want in mijn hart daer vvoont een Ionghvrou in.
|
|