Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 330]
| |
XCV Bruylofts-Dicht
| |
[pagina 331]
| |
Als de geleerde doen, dus komt my leeck te baat,Ga naar voetnoot17
Die toch niet liever schrijft dan dat hy selfs verstaat.Ga naar voetnoot18
Genade, ach wat kracht slaet in myn svvacke ooghen!
20[regelnummer]
Ick kan de blinckentheyt des Godtheyts niet ghedoogen;Ga naar voetnoot20
Ick sie wat flonckerings van verre, ach het lichtGa naar voetnoot21
Dat valt te schichtich op myn sterffelijck gesicht!Ga naar voetnoot22
De onverwachte slach des donders, en het blicken,Ga naar voetnoot23
Verbasen my gheheel. Wat mach den suffert schricken,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Daar hy de hoochste vvensch der bester nu geniet:Ga naar voetnoot25
Dat's dat hy't heylich Choor der Hemel Vorsten siet,Ga naar voetnoot26
Die uyt haer selfs beweegt tot goedtheyt en tot deuchden,Ga naar voetnoot27
Nu sacken nedervvaerts om hondert duysent vreuchden
En vrolijckheden bly te menglen inde Wijn,
30[regelnummer]
Die op de Bruyloft-Feest nu moet genutticht zyn.
Ick ben Iupijn, siet op! Mijn schencker komt u schinckenGa naar voetnoot31
De soete Nectar, die de Goden sober drincken.Ga naar voetnoot32
Dan nu ick selver kom, dat ick doch selden doe,Ga naar voetnoot33
So brengh ick u al t'saem de Bruyts gesontheyt toe.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En u Heer-Bruydegom geluck, en vvel te varenGa naar voetnoot35
Tot in den ouderdom van u ghevvenschte Iaren,
Dit is de Bruyloofts-Gaaf die ick u meen te doen:Ga naar voetnoot37
Nu moet ick my om hoogh vve'er naer den Hemel spoen,
Ick treck onsichtbaar heen: Mijn Dochter! lief komt nader;Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
En vuldt de plaatse van u eyghen Heer, en Vader.
Zalige Ionge-Lien, die niet met vvel-lust blindtGa naar voetnoot41
Maer die met Eer en Deucht u Echt met GOD begint.
| |
[pagina 332]
| |
Ick sal u van dees tijdt tot in u stramme grijsheyt
Begiften met een gift van onbesproken vvijsheyt,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Onthout dit tot een les, lieft God in u gemoedt,Ga naar voetnoot45
En doet u naasten als ghy vvilt datmen u doet,
En schuvvt de eerste saak daar on-min mocht uyt rijsen,Ga naar voetnoot47
En vvilt malcanderen ionst en vrientschap steets bewijsen;
So suldy sien u lust, en alle dingh na vvensch,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
De Zegen van u Godt, en liefde by den mensch.
Maer of het Avontuur u qualijc quam te slagen,Ga naar voetnoot51
Ic sal de tegenspoet u leeren lijdtsaem dragen:
Neemt met ghelijck-gemoedt u Heyl en ongeluc,Ga naar voetnoot53
En maticht met bescheyt u blydschap en u druck,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Want alles heeft zyn tydt, en wilt g'u daer na schicken,
So sult ghy niet te seer bedroeven noch verquickenGa naar voetnoot56
In 't tyttelyc geval, dat doch niet vast en staat,Ga naar voetnoot57
Maar dat sich beurts-gewijs bequaam verschuyven laat.Ga naar voetnoot58
En soect ghy gantsch getroost in u voorval te wesen?Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
So mooght ghy Senecam zyn brave brieven lesen;Ga naar voetnoot60
Daar vindy in van als, so wel van leyt als lust,Ga naar voetnoot61
Hy wijst met Reden aan der zielen soetste rust.Ga naar voetnoot62
Ick heb voor eerst volseyt, en datter mach gebreken.Ga naar voetnoot63
Sal ic u door de Tijdt met wijsheyt inne spreken.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Brandende Bruydegom, vvie waant ghy dat ghy siet,Ga naar voetnoot65
Ic ben de Bruylofts-Godt, wel kendy Hymen niet?
Dat geeft my al te vreemt: En siedy niet het blakenGa naar voetnoot67
| |
[pagina 333]
| |
Van myne fackel heet? en siedy niet de dakenGa naar voetnoot68
Met heugelycke vlam, van glans en gloor vervult,
70[regelnummer]
Hoe stady dus en dut? het is u menscheyts schult,Ga naar voetnoot70
Want vleesch noch bloed, noch breyn dat wy niet selfs doen rypen,Ga naar voetnoot71
En kan de Godheyt noch zyn vvesen niet begrypen,Ga naar voetnoot72
Siet! van myn klaarheyt nu de kamer blinct en blaackt.
Waar ick hier niet Vrou Bruyt de vreucht waer niet volmaect,
75[regelnummer]
Ic sal u dese nacht, en al de nachten schencken
So veel soetheyts en lusts, als ghy niet kunt bedencken,
Dus gae ic na u bedt, waer ic u sal doen spre'enGa naar voetnoot77
Lieflijcke Eenicheyt van Lichaem en van Le'en,Ga naar voetnoot78
Van onbegryplijc goedt, van anders-ziel te suygen,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Waar van ghy morgen best sult kunnen af getuygen.Ga naar voetnoot80
Ic gae, want ginder komt de schoone Venus bly
Met haere lieve soon Cupido aan haar zy.Ga naar voetnoot82
Lodd'rende Ionge-lien, die met verliefde sinnenGa naar voetnoot83
Bemantelt en bemopt u heymelijcke minne,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Staat op eerbiedelijc, en haalt met heusheyt inGa naar voetnoot85
De Hemelsche Venus, de moeder vande min,Ga naar voetnoot86
Die met haar groote schulp komt door het Ye swieren,Ga naar voetnoot87
Om met haar aansien groots de Stacy te vercieren.Ga naar voetnoot88
Hoe is de leught dus kouwt, (dat kan ic niet verstaan)Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Dat sy myn te gemoet niet feestelijc en gaan?Ga naar voetnoot90
Maar koele Bruydegom! die t'ansjens scheen te brandenGa naar voetnoot91
| |
[pagina 334]
| |
Van ongemeene lust, als ghy soo water-tanden.Ga naar voetnoot92
Hoe sydy nu soo traach, nu ghy myn hoocheyt siet,
Dat ghy myn niet meer eers noch wellekooms en biet?
95[regelnummer]
En koom u leeren hoe dat ghy met haar sult levenGa naar voetnoot96
In alle vriend'lijcheyt, en soetheyt onbesmet,
Op't onbesoedelt en gewenschte Bruylofts-bedt.
Ay slaat u oogen op, en siet de suyvre kycken,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Siet wat een zedicheyt laat sy op't voorhooft blijcken,
Met wat een staticheyt, u waarde sit en pronct,Ga naar voetnoot101
En immers is heur borst wel levendich ontfonct.Ga naar voetnoot102
O Go'on! wat is't een smart van binnen jonst te dragen,
En daar't de schaamt verbiet de noot eens uyt te clagen,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ic hebbet selfs versocht. Strijt vromelijc Vrou-Brvyt,Ga naar voetnoot105
O Brvydegom! daar snapt een hartlijc suchjen uyt:Ga naar voetnoot106
Ghy hebt geen ongelijc. Vrou-Brvyt nu eens gedroncken,Ga naar voetnoot107
Want den benauden is de Wijn nodich geschoncken.Ga naar voetnoot108
Die trec heb ic versiert, want brengdyt eensjes om,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Soo mooghdy vry en bly besien u Brvydegom,
Die lang ter sluyp vvel sach u zyelincxse loncken,Ga naar voetnoot111
So brandend' als myn Smits vierige goude voncken.Ga naar voetnoot112
Wel aan, ic gaan voorheen. Maar Daniel peurt vvat aan,Ga naar voetnoot113
En bidt Cornelia, myn daadlijc na te gaan,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Want ic vrees, seyd' ic hier de minnelijcke saken,Ga naar voetnoot115
Ic sou misschien de Ieught belust of nydich maken,Ga naar voetnoot116
| |
[pagina 335]
| |
Van uvven Echten-stant. Wilt ghy my ionst aan doen,Ga naar voetnoot117
Soo geeft uyt Venus naam u Na-gebuur een soen.Ga naar voetnoot118
Vaart vvel. Nu is't myn beurt. Ghy brave iongelingen,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Siet myn niet aan voor kints, ic doe geen kintsche dingen,Ga naar voetnoot120
Al schijnt dit uyterlijc een kinderlijc gevveer,Ga naar voetnoot121
Ic vel hier me de Goon, en stoute Reusen neer,Ga naar voetnoot122
De Helden hooch gemoet, de Ridderlijcke borsten,Ga naar voetnoot123
Dat vveet den Bruydegom, myn slave Daniel Vorsten,
125[regelnummer]
Die ic heb met een Pyl in't hart gheraect vvel juyst,Ga naar voetnoot125
Ic tem, ic breec, ic dvvingh, vvat my komt voor de vuyst.
Maar hier koom ic met vreucht my by u neder voegen,
Om nu met blyde lust u zieltjens te vernoegen.
Ay vriendelijc geslacht! O Venus borgery!Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Myn Nichjes, en myn Neefs van myn Vrou-moeders sy,Ga naar voetnoot130
Weest vrolijc en verheught, vvil kussen, stroocken, streelenGa naar voetnoot131
En Minne-deuntjens, en lieflijcke Liedjens queelen.
Bruydegom en Vrou-Bruyt ghy lieden vvert vervvachtGa naar voetnoot133
Selfs vande Bruylofts-Goon, van my, en vande nacht.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Gespeeltjens vvilt doch stracx de Bruyt te bedde leggen.Ga naar voetnoot135
Nu Dichter ryst, ic gae: Segt kort dat ghy vvilt seggen.Ga naar voetnoot136
Gesegende Tvvee-Een, ic ben so opgenomen,Ga naar voetnoot137
Door 't schricken, dat ic niet kan tot vvel-spreken komen,
De Goden hebben u, dunct my, genoech geseyt,
140[regelnummer]
Nu schorter anders niet als myn genegentheyt.Ga naar voetnoot140
Vaart vvel, vaart Eeuvvig vvel, met al datmen can vvenschen
Dat zalich is en nut voor alle goede Menschen,
| |
[pagina 336]
| |
Dat Kornelia van u mach vverden voort gebracht,Ga naar voetnoot143
Een soo deughdsaem en groot een heerlijc braef Geslacht
145[regelnummer]
Dat ghy daar mede meught braveren alle Vrouvven,Ga naar voetnoot145
Wanneer als sy u doen haer kostelijc tuygh aenschouwen:Ga naar voetnoot146
Gelijck de Dochter van de Roomsche Schypio deet.Ga naar voetnoot147
Niet hooger voor dees tydt ic u te gunnen vveet;Ga naar voetnoot148
Dan dat ghy met een sleep van Vorsten en van HeerenGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Hier op het marrect-veldt mooght comen aan brageeren,Ga naar voetnoot150
Met ionge Vorsten hoogh, en godlijck van gemoet,
Die niet verbastren, noch veraarden van haar bloet,Ga naar voetnoot152
Maar die met Vorsten cunst haar vveten te generenGa naar voetnoot153
Haar selfs, en't landt te nut, en GOD en u ter eeren.Ga naar voetnoot154
|
|