Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
LIX Liedeken
Stemme: Wil Paris nu helaes verlaat &c.
Wech segh ick en vertreckt,
Haas op ghy RaaserijeGa naar voetnoot2
Die myn 't vernuft bevleckt
Met nieuwe sotternije,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die 't eyghen komt ontvrijeGa naar voetnoot5
Met een lastich gebietGa naar voetnoot6
Van opperheerschappije
Dats min, die my dit hietGa naar voetnoot8
En of ick wil of niet
10[regelnummer]
Ick moet mijn willich vlyenGa naar voetnoot10
In't aengenaem verdriet,
Om soete smart te lyen
Isser wel meer verblije
Als liefde noemt my iet?Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Als sy aen weder sije,Ga naar voetnoot15
Trouw en oprecht geschiet.
Ick prijs de min zyn deucht
Vert boven alle dinghen;Ga naar voetnoot18
Ken acht geen ydel vreuchtGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Van spel, van dans, van singhen
Dat sijn maar beusselinghen
By d' eele min deuchtsaamGa naar voetnoot22
Die het ghemoet kan dwinghen,
| |
[pagina 223]
| |
Het leyt maeckt aenghenaam.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Tot grootmakingh zijns faem
Segh ick dat hy kan dringhenGa naar voetnoot26
Twee zielen in een Lichaem
Hy kan te samen minghenGa naar voetnoot28
Die woeste vreemdelinghenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Door sijne deucht bequaem:Ga naar voetnoot30
Ick voel veranderinghen
Als ick eens hoor sijn naem.
Lecht my te voren vryGa naar voetnoot33
Wilt gheen matery sparen,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Of's werelts lusten blyGa naar voetnoot35
(Ghenomen) by een waren,Ga naar voetnoot36
Soud' men meer vreuchde barenGa naar voetnoot37
En oordeelt niet verkiert,Ga naar voetnoot38
Dan die met lust verclarenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Het oogh en hert door-viert,
Soo 't onverstant hier tiert
In sullicx on-ervaren,Ga naar voetnoot42
Ten bosch hem stoutelijck stiertGa naar voetnoot43
Dat hy daer siet vergarenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
D' een wilde boom met d' arenGa naar voetnoot45
Sich lieffelijck 't samen swiert:Ga naar voetnoot46
De Min doet doch al parenGa naar voetnoot47
De mensch, 't vee en ghediert.
| |
[pagina 224]
| |
Loffelijck is de min
50[regelnummer]
En sterck daer beneven,
Grootmoedichlijck van sin,
Wiens Majesteyt verheven
Doet vreesen en beven
Menich sijn onderdaen,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Wie is hier in dit leven,
Die hem durf teghenstaen?
Hy grijpt wijs, starck, aen,Ga naar voetnoot57
En doet 't ghedachte sweven
Veel hoogher als de MaenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Wat heeft hy niet bedreven?
Van cracht en van 't gheschrevenGa naar voetnoot61
Moet hy de lof ontfaen
Hy heeft middel ghegheven
Met lust eer te begaen.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Is Honing-suycker soetGa naar voetnoot65
Marmallaed, Syroop van smaken
'Tgheen so 't overdaet doetGa naar voetnoot67
Den mensch weer uyt moet braken.
De soete Min haer sakenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Die sijn van ander kracht
Ay my, myn sinnen raken
In een ghewenst ghedacht
Ghy heerscht by dach en nacht
Vermompt af onder 't laken,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Stroyt 't soetste datmen acht
In het vriendtlijck ghenakenGa naar voetnoot76
Doch Keulen en Aken
Sijn op gheen dach volbrachtGa naar voetnoot78
| |
[pagina 225]
| |
Souw ick 't elck een wijs makenGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Dat waer niet in myn macht.
Wil yemand segghen, dat
De Min oock geeft veel pijnen:
't Is waer, proeftet sure wat
Ghy sult het 't soeter vijnen:Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Die dampen haest verdwijnen,Ga naar voetnoot85
En men verwacht schoon weer,
Die lieve Son coemt schijnenGa naar voetnoot87
Helder en claerder seer,Ga naar voetnoot88
En in haer bouten teerGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Sal u de Min ontbijnenGa naar voetnoot90
Met noegingh van 't begheerGa naar voetnoot91
Ontlaad u droevich quijnen
In die wellustighe mijnenGa naar voetnoot93
Wel wat begheert ghy meer?
95[regelnummer]
Int sluyten ten fijnenGa naar voetnoot95
Gheeft doch de min sijn eer.
|
|