Groot lied-boeck
(1975-1983)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 202]
| |
LII Liedt
Stemme: Met een Minmlycke sin, Com ick u, &c.
Ach dach! wenschelijcke dach,
Vol schoon gheleghentheyt,
Dat ick menschelijcke mach
Met mijn gheneghentheyt
5[regelnummer]
Mijn Goddin doen bescheytGa naar voetnoot5
Op 't gheen dat sy my seyt
Deur haar praat // of in daatGa naar voetnoot7
Hoe het gaat // in wat staatGa naar voetnoot8
My 't gheluck rechte voort leyt.
10[regelnummer]
Sijn dit wrevelinge // niet?Ga naar voetnoot10
Neent, droomend Fantasij?Ga naar voetnoot11
Flucx, wech revellinge // vlietGa naar voetnoot12
En maeckt u knap van my,Ga naar voetnoot13
Wech droeve dampen ghy,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
De schoone dach naackt bly
't Suchten vlie // ick door dieGa naar voetnoot16
'K weet wel wie // dien ick sie
Hier sitten an mijn groene sy.Ga naar voetnoot18
Sijt ghy't, Egtillen // jent,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ick bid u dat ghy spreeckt;
| |
[pagina 203]
| |
Sijn't weer dolle grille // blentGa naar voetnoot21
Die de begeert ontsteeckt?
Mijn oogjens onbevlecktGa naar voetnoot23
Sien u, mijn lief perfeckt,
25[regelnummer]
Ja voorwaer // schoon en klaer,
En geen aer // het schort maerGa naar voetnoot26
Aen u dat ghy my dit ontdeckt.Ga naar voetnoot27
In sulcken cierelijcken staetGa naar voetnoot28
Gheloof ick nauw te sijn,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Dijn soet manierelijcke praet
Die ick staech an u vijn,Ga naar voetnoot31
Nochtans is dit geen schijn,
Ick siet voor d'ooghen mijn:
Ick twijffel // met ghequel
35[regelnummer]
Of ick wel // die ghesel,
Die ick thans was, wel souw sijn.Ga naar voetnoot36
In d'onbegrijpelijcke // vreuchtGa naar voetnoot37
Wentelt mijn wuft ghedachtGa naar voetnoot38
Te sien u rijpelijcke // deuchtGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
En jonst dus onverwacht,Ga naar voetnoot40
Dat ick my gh'luckich acht
Boven 't mensch'lijck gheslacht:
Want Keyser braaf // Prins noch Graaf
Heeft sulcken gaaf // als u slaafGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Die 't gheluck so soet toelacht.
| |
[pagina 204]
| |
Och of ghy deelachtich // waert
Die vrucht die ick gheniet,Ga naar voetnoot47
Die in my soo crachtich // vaertGa naar voetnoot48
Dat my 't vernuft ontvliet,
50[regelnummer]
Laes! een dinck my verdriet,
Dat u gheen eer gheschietGa naar voetnoot51
Deur vreuchden soet // mijn ghemoetGa naar voetnoot52
U niet groet // als 't herte doet
Dat ghy naer wensch ghebiet.
55[regelnummer]
Cleen souw de danckbaerheyt // sijn
Indien dat ick verstout;Ga naar voetnoot56
Dat inder waerheyt // fijn,Ga naar voetnoot57
Te spreecken was goet ront
Met menschelijcker mont,
60[regelnummer]
Die weldaet my ghejont
Die 'k wardeer // hooch en seer,
Eeuwich eer // na 't begeer
Ben ick, helaes! te swack ghegront.
Spreeck ick beroemlijck // yetGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Princes myn schuit vergeeft:
Voorwaer onnoemelijck // siet
Syn u deuchden beleeft,Ga naar voetnoot67
U lof ten Hemel sweeft
Daar 't sonder twijffel leeft.
70[regelnummer]
Ick bid Godt // dat hy tot
Volle slot // na 't ghebodtGa naar voetnoot71
Ons met trou liefd 't samen cleeft.
|
|