Het daget uyt den oosten
(1976)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 185]
| |
Eerste uytkomst.
Margriet en de Heremyt.
margriet
Margrieta helpt u self, met stael, met vier, of koordt.Ga naar voetnoot1514
heremyt
1515[regelnummer]
Het harseloose hooft brenght niet dan sotheyt voort:
't Is sonde o mijn kindt! soo goddeloos te spreecken.
margriet
Wech dwaelgeest loopt van hier, loopt voor den Duyvel preken,Ga naar voetnoot1517
Of voor de geene die u leeringh garen hoort:
En laet mijn moetwil toe mijn voor genomen moort.Ga naar voetnoot1519
heremyt
1520[regelnummer]
Dochter bedaert u hout.Ga naar voetnoot1520
margriet
Och moet ick dit gedogen?
| |
[pagina 186]
| |
heremyt
Och! Maeghdeken neemt God, en sijn gebodt, voor oogen.
margriet
War wil de swermer doch?Ga naar voetnoot1522
heremyt
Besadicht u mijn kindt.
Bedenckt de grusaemheyt van 't geen dat ghy begint,
Een grouwel ist voor Godt syn selven te vermoorden,
1525[regelnummer]
Beledicht u mijn kindt te luysteren na mijn woorden.Ga naar voetnoot1525
margriet
Landlooper laet my los, moort! brandt! kracht en gewelt.Ga naar voetnoot1526
heremyt
O God! hoe is dit mensch verbystert en ontstelt.Ga naar voetnoot1527
margriet
Ach Vader!
heremyt
Hoe ist lief?
margriet
Och! ick ben soo misselijck.Ga naar voetnoot1528
| |
[pagina 187]
| |
heremyt
Ist ernst, of ist spel?
margriet
't Is ernst ja gewisselijck.
1530[regelnummer]
Mijn adem gaet soo kort ay mijn benaude borst,
Mijn ziel jaeght in mijn lijf: helaes! ick stick van dorst.
heremyt
Ter goeder tijt hebb' ick dit flesjen mee ghenomen,
Hout daer en laeft u hart wel moet het u bekomen.Ga naar voetnoot1533
margriet
Och! waerom hebdy my het sterven doch belet?
heremyt
1535[regelnummer]
Dees raserny mijn ziel doch uyt u sinnen set,Ga naar voetnoot1535
't En voeght geen karsten mensch, noch niemant van de menschen,Ga naar voetnoot1536
Sijn self te dooden, neen 't, noch om de doodt te wenschen.
Een Vroome Soldenier syn Vaendel niet verlaet,Ga naar voetnoot1538
Alst op een treffen krap, of kampelijcken staat,Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Geen onweer, geen gevaer, geen wederwaerdicheydenGa naar voetnoot1540
En kan syn strijdtbaer hart van syn spits-broeders scheyden:Ga naar voetnoot1541
Maer als hy heeft syn Heer in slacht en tocht voldient,Ga naar voetnoot1542
| |
[pagina 188]
| |
So wert hem eerst sijn loon en vry bescheyt verlient.Ga naar voetnoot1543
Ga naar margenoot+Wy dienen oock om soldt, wij Christelijcke knechten;Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Wy moeten vleesch en bloedt, oock mannelijck bevechten.
En dragen met gedult de stormen van de spoet,Ga naar voetnoot1546
Tot dat de grootste Vorst ons lyden eens versoet,
Ons lijden eens versoet met heerelijck vergelden,Ga naar voetnoot1548
Ons voerend' in de rust der geestelijcke Helden.
1550[regelnummer]
Ach! strijdt dan ridderlijck, u innerlijcke strijdt
Vertrout den trouwe Godt, die 't alles door den tijdt
Ten besten voegen sal, Fy u der grover schanden,Ga naar voetnoot1552
Dat ghy met menschen bloedt besoed'len wilt u handen;
Met menschen niet alleen maer met u eyghen bloedt;Ga naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
Hoe komt soo wilde wil in 't Maeghdelijck gemoet?
De handen sijn de mensch van Gode niet gegeven
Tot Moorders, of tot Beuls, laes! van dit kleyne leven.
Maer tot voorstanders van ons huysgesin en lijf,Ga naar voetnoot1558
En tot gheswind behulp, van kunst en tijt-verdrijf.
1560[regelnummer]
De beesten zijn vermenscht, verbeest soo sijn de lieden,
Die jagen na het geen de dieren angstich vlieden,
Elck schepsel vreest sijn endt: alleen Godts evenbeeldtGa naar voetnoot1562
Bloed-dorstich na sijn doodt sijn tijdt en leven steelt.
Tyrannen van u ziel, ghy dieven van u daghen,
1565[regelnummer]
Wat onschult wilt ghy voor den hoogsten rechter dragen?Ga naar voetnoot1565
Ghy schenders van u heyl, en sydy niet bevreest
Dijn eygen vonnis laas! mee brengend' in u geest?
Als u de Prins des lichts, den vorst des levens prijs'lijck,Ga naar voetnoot1568
| |
[pagina 189]
| |
U doemden in de put der dieper hellen yslijck,Ga naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
Als huys-brekers en guyts van sijn Tempel of kerck,Ga naar voetnoot1570
Dat's van u eygen hart de ware Gods hand-werck.Ga naar voetnoot1571
Margriet neemt de dooden in haer arm, kust, stroockt en wrijft hem 't bloet af.Ga naar voetnoot-
margriet
Helaes! mijn lieve helft die leyt hier doodt gesteecken.
Ach! soete ware mond, ach! mond'lijn kondy spreecken,Ga naar voetnoot1573
Ach! hert waert ghy gesont! waerom is mijn gesichtGa naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Niet teenemael berooft van het ghewenste licht?Ga naar voetnoot1575
Of waerom mach men niet de droefste van de Vrouwen
Nu weder in haer fleur en frissicheyt aenschouwen?
O Hemel wat een smart! mocht ick hem weder sien,
Ick wou tot Romen toe gaen kruypen op mijn knien.
heremyt
1580[regelnummer]
Dit is 't gemeen gebruyck van alle sotte menschen,Ga naar voetnoot1580
Dat sy 't geen niet en kan (of haer verderven) wenschen.Ga naar voetnoot1581
Al haddy schoon u lief, met al 't gunt dat je siet,Ga naar voetnoot1582
Met al 't gunt dat ghy wenst, 't is sonder Godt al niet:Ga naar voetnoot1583
Godt is het hoogste goet, dat een is ons van nooden,Ga naar voetnoot1584
1585[regelnummer]
Soeckt dat by Christum selfs, en niet hier by de dooden,Ga naar voetnoot1585
Al waerdy haveloos hier in dit aerdtsche dal,Ga naar voetnoot1586
| |
[pagina 190]
| |
En hebdy Godt in 't hert soo hebdy 't waerlijck al.Ga naar voetnoot1587
Voorts volgdy u Natuur, ghy sult u licht genoegen;Ga naar voetnoot1588
Ga naar margenoot+Maer leefdy na u waen, ghy blijft in staedich vroegen.Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Want waen wert niet versaet, soo haest sy 't een ontfangt,Ga naar voetnoot1590
Soo gluurt haer gierich oogh na 't geen sy meer verlangt:Ga naar voetnoot1591
De wyse mensch alleen is los van hoop en vreese,Ga naar voetnoot1592
Dewijl hy niet en weet der saecken endtlijck wesen,Ga naar voetnoot1593
Soo vreest hy niet voor 't quaet, noch hoopt oock niet na 't goet,Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Dan achtet al voor best wat dat sijn Schepper doet;Ga naar voetnoot1595
Die 't beter als hy selfs tot sijnen heyl kan dieden,Ga naar voetnoot1596
Dies lijdt hy met verdrach, dat Godes wil geschiede.Ga naar voetnoot1597
Want Godt is wonderlijck, oock heylich, zalich, vroet,
En na des meesters kunst het werck oock aerden moet;Ga naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
Die nu met aerdts vernuft Gods wil hier wil grondeeren,Ga naar voetnoot1600
Vertrouwt zijn dom verstant, meer als den Heer der Heeren.
Soo doet ghy dochterken, die nu dus seer beklaeghtGa naar voetnoot1602
Dees ontydighe doodt, die mooglijck Godt behaeght,
Indien u noch u lief in 't leven mocht gebeuren,Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Ghy mochtet of in 't graf, of eeuwelijck betreuren.Ga naar voetnoot1605
Ten is niet alles quaet, dat quaet scheen in de schijn,Ga naar voetnoot1606
Bevindt den menschen vaeck hem salighste te sijn,Ga naar voetnoot1607
Men moet met lijdtsaemheydt Gods noot schickingh gedoogen,Ga naar voetnoot1608
| |
[pagina 191]
| |
Wardeert Gods gaven niet met sterffelijcke oogen,Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
Die misslach waer te groot, dat doen stick-ziende lien,Ga naar voetnoot1610
Die alderley geval, alleen van buyten sien,Ga naar voetnoot1611
Dan ghy sult na mijn raet met u ghesicht door-dringen,Ga naar voetnoot1612
Tot selver in het hert en ingewant der dingen.Ga naar voetnoot1613
| |
Tweede vertoon.
Margariet, Kluysenaer.
margriet
Helaes! 't is tijdt dat ick mijn lijck ter grave sleep.
heremyt
1615[regelnummer]
Mijn kindt doet tegens 't recht der kercken geen misgreep.
margriet
Ach! Vader mach ick dan dees dooden niet begraven?
heremyt
Hadd' hy sijn Olysel ick helpet u handt-haven.Ga naar voetnoot1617
margriet
Is dan de laetste dienst een ongerechtich werck?Ga naar voetnoot1618
| |
[pagina 192]
| |
heremyt
Die sonder biecht hier sterft misdoe de heyl'ge Kerck.Ga naar voetnoot1619
margriet
1620[regelnummer]
Maer desen is vermoort, geslagen, en geschonden.Ga naar voetnoot1620
heremyt
Kijnt hy is even wel ghesnevelt in sijn sonden;Ga naar voetnoot1621
In 't Perijckel van zijn ziel.
margriet
Het lichaem hoort de aerdt.
heremyt
Ja d'ongewyde: maer! de and're ist on-waert,Ga naar voetnoot1623
Volgens de wille keur van 't hooge Hof van Romen.Ga naar voetnoot1624
margriet
1625[regelnummer]
Teghens de geen die selfs sijn leven heeft benomen;Ga naar voetnoot1625
Niet op de geener die sijn leven nooslijck endt.Ga naar voetnoot1626
heremyt
Het is dan soo het is, 't is sonder sacrament.
| |
[pagina 193]
| |
margriet
Helaes! wat gaet my aen? men wil het puyck der mannenGa naar voetnoot1628
Niet uyt sijns Vader tomb' maer uyt de aerde bannen.
heremyt
1630[regelnummer]
Die hier soo reuckeloos gelijck een ketter sterft,Ga naar voetnoot1630
't Is reden dat hy mee, een ketters kans verwerft;Ga naar voetnoot1631
Ga naar margenoot+En was hy op den Turck voor 't Christenrijck gevaren,Ga naar voetnoot1632
Soo was hy in 't ghetal der vromer Martelaren,
Diens selschap mist hy nu in 't strenge Vagevier,
1635[regelnummer]
En 't levend-loose lijf die sal 't oock derven hier.Ga naar voetnoot1635
margriet
Wel isser dan geen raedt om hem in 't graf te krijgen:Ga naar voetnoot1636
Souwt lichaem schand geschien, O Vader wildy swijgen,
Dat ick 't ter aerden stop? ick maeck u rijck van goet.
heremyt
Dat acht ick niet een sier, ick ben rijck van gemoet.Ga naar voetnoot1639
margriet
1640[regelnummer]
Ick sal 't Klooster 's Jaers een tonne gouts bespreken,Ga naar voetnoot1640
Op dat men voor mijn lief, veel keersen mach opsteken:
Ick sal 's Jaers bevaerd doen de lieve Vrouw van Hal,Ga naar voetnoot1642
| |
[pagina 194]
| |
Van Scherpenheuvel oock, ten Bosch, en over al.
Ick sal my tweemael sweecks van eten gaen onthouwen,
1645[regelnummer]
Ick sal gaen kloppen meed', en nimmer Echt'lijck trouwen.Ga naar voetnoot1645
Ick sal Maria steets gaen bidden voor sijn siel.
heremyt
't Waer jammer dat ick u u wenschen noch onthiel,Ga naar voetnoot1647
Ten aensien van het goet dat hier door d'arme lieden,Ga naar voetnoot1648
Insonderheydt de kerck van u noch mocht geschieden.
1650[regelnummer]
Des geef ick u verlof, begraeft hem waer ghy wilt,Ga naar voetnoot1650
Dochterken! siet wel toe dat ghy u niet vertilt:
Ick sal ter wijle uyt de oude Vaders boecken,Ga naar voetnoot1652
Eenige lessen sien, en goede spreucken soecken.
Hier begraeft sy haer doode Vryer, maer soo daer gheen klockenGa naar voetnoot- en syn gheweest, soo is wel te vermoeden dat het droeve handtgheslach in stede van luyen is gheweest.Ga naar voetnoot-
De Vigilie wordt achter 't Tooneel ghesonghen.Ga naar voetnoot-
Op de wyse vande 116. Psalm.
My hebben omvaen de suchten des doodts,Ga naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Ick was beladen met anghsten der Hellen:
Kom laet ons in den Heer ons vreuchde stellen;
| |
[pagina 195]
| |
Of ons Heyl-gever ons syn aenschyn boot.Ga naar voetnoot1657
Laet ons met Psalmen en lofsangen hem
Zijn lof en prijs volhertelijcke singhen:
1660[regelnummer]
My hebben gaen de doodts suchten om-ringen,Ga naar voetnoot1660
En des Hels droeve leer heeft my in klem.Ga naar voetnoot1661
Want Godt is een groot Koninck, en groot Heer,Ga naar voetnoot1662
Op al de geen die daer Goddelijck leven:Ga naar voetnoot1663
Want noyt en heeft de Heer zijn Volck verdreven;
1665[regelnummer]
Zijn handen zijn door al de werrelt veer.Ga naar voetnoot1665
Sijn oogen sien der Berghen hooghe kruyn,
De droeve Helsche leer heeft my omvangen,
Hy maeckt het Meyr en hare snelle gangen;Ga naar voetnoot1668
Oock 't drooge landt en des strands hooge duyn.Ga naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
Ga naar margenoot+Kom laet ons voor hem knielend' vallen neer,Ga naar voetnoot1670
En die ons gemaeckt heeft prysen en loven;
Hy is ons Heer en onse Godt hier boven,Ga naar voetnoot1672
Wy zijn syn Volck en soete schaepjens teer.
My hebben omringht de suchten des doodt,
1675[regelnummer]
En des hels droeve leer heeft my omvangen:
Soo ghy syn woordt en stemme hebt ontfangen,Ga naar voetnoot1676
U herte niet verhart maer hoort in noot.Ga naar voetnoot1677
| |
[pagina 196]
| |
U Vad'ren eer bekoorden my in 't wout,Ga naar voetnoot1678
Daer sy nochtans mijn arm en wond'ren sagen:Ga naar voetnoot1679
1680[regelnummer]
De droeve leer der Hellen moet ick dragen,
Veertich jaer heeft myn aenschijn hun bedouwt.Ga naar voetnoot1681
Sy waren heel in haer dwalingh verhart,Ga naar voetnoot1682
Dies swoer ick hun dat sy niet soude rusten:Ga naar voetnoot1683
De droeve helsche leer beneemt myn lusten,Ga naar voetnoot1684
1685[regelnummer]
Daer by de suchten des doodts doen my smart.
Heer begift dit lijck met d'eeuwige rust,
En dat u eeuwich licht, het eeuwich lichte:Ga naar voetnoot1687
De suchten van de doodt my omringht stichten,Ga naar voetnoot1688
De droeve helsche leer mijn lusten blust.
| |
Derde uytkomst.
rey van nonnen.
1690[regelnummer]
Wat is de glory en der menschen roem?
Wat is het pocchen op dit nietigh leven,
‘Hoe trots, hoe groots, hoe hemel-hoogh verheven?Ga naar voetnoot1692
‘Och 't is niet anders als een schoone bloem.
‘De schoone bloem, och! die verwelcket haest,Ga naar voetnoot1694
1695[regelnummer]
‘Om 't minste dingh laet sy het knopjen hangen:
| |
[pagina 197]
| |
‘'t Sy hagel-buy, of regen haer komt prangen,Ga naar voetnoot1696
‘Of dat de wint daer eensjens styf op blaest.Ga naar voetnoot1697
‘Sy valt ter neer en wordt weder tot niet,
‘Dan smelt in 't slijck haer dier geschatte waerde,Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
‘Sy was, en quam, en wert oock weder aerde,
‘Soo ist oock met de mensch die 't wel besiet.Ga naar voetnoot1701
‘Het lustich lyf wel op syn dreef en schick,Ga naar voetnoot1702
‘Ghesont van vleysch, en flucks van rapsche krachten;Ga naar voetnoot1703
‘Geswindt van geest en hoog siende gedachten,
1705[regelnummer]
‘Och dat versterft in eenen oogenblick.
‘Niemant vertrouwt sigs dan niet op syn jeught,Ga naar voetnoot1706
‘Op groote kracht, op schoont', of diergelijcken,
‘De tijdt en doodt doen alle sterckte wijcken:
‘Doch dese twee die swichten voor de deught.
1710[regelnummer]
‘De hoverdy of de verwaentheyt groot,
‘Die is den mensch soo krachtich ingedreven;
Ga naar margenoot+‘Soo dat hy haer niet kan noch wil begeven,Ga naar voetnoot1712
‘Ia selfs noch in, noch voor, noch na syn doodt.
‘Vermits men 't lijck of het stinckende raem,Ga naar voetnoot1714
1715[regelnummer]
‘Met balsem sprenght wel kost'lijck en behendich;Ga naar voetnoot1715
‘En 't wordt gheçiert soo heerlijck, soo uytwendich,Ga naar voetnoot1716
‘Dat ick mijn selfs schier te verhalen schaem.Ga naar voetnoot1717
‘De loode kist die werdt ghegroeft verweent,Ga naar voetnoot1718
‘Ter groef ghebrocht, met standarts en met staven,Ga naar voetnoot1719
1720[regelnummer]
‘Met schilden out van Koninghen en Graven:Ga naar voetnoot1720
| |
[pagina 198]
| |
‘En met een sleep van Adel en Gemeent.Ga naar voetnoot1721
‘De statie wert met hooghmoet en met pracht
‘Cierlijck voltoyt, als men om hoogh doet planten,Ga naar voetnoot1723
‘Syn' wapen-rock, syn rustingh, helm en wanten,
1725[regelnummer]
‘En 't Marmor-beeldt by zijn vergult geslacht.Ga naar voetnoot1725
‘Ach! groot ghebreck voor geen misbruyck gekent,Ga naar voetnoot1726
‘O prael onnut voor de nakomelingen,
‘O ydelheydt, ô licht vervalb're dingen,Ga naar voetnoot1728
‘O sotte pracht hoe haest loopt ghy ten endt.
1730[regelnummer]
‘Maer Roemer leyt gantsch slecht en recht in 't graf,Ga naar voetnoot1730
‘En niet gevoert met kruycen noch met vaenen,Ga naar voetnoot1731
‘Noch Priesters dienst, maer met een vloet van traenen,
‘Die 't droevigh hart door d'oogen overgaf.Ga naar voetnoot1733
| |
Vierde uytkomst.
rey van jufferen.
Helaes! ick heb verlooren, de Vorst van mijn gemoet,Ga naar voetnoot1734
1735[regelnummer]
Een Ridder hoog gebooren, van klaren Prinslijk bloet,Ga naar voetnoot1735
Dus mach ick syn verscheyen, wel beschreyen.Ga naar voetnoot1736
Nu sal ick niet meer hooren, dat lieffelijck geluyt,
Dat my de ziel ten ooren, soo soetjens troonden uyt,Ga naar voetnoot1738
Met aertich minlijck spreecken, en schoon smeecken.Ga naar voetnoot1739
| |
[pagina 199]
| |
1740[regelnummer]
De spiegel sal verdwijnen, daer ick myn aengesicht
Soo helder sach in schijnen, ô lief en vriend'lijck lichtGa naar voetnoot1741
U luyster en u brallen, sal vervallen.Ga naar voetnoot1742
U wel gedane wangen, van my soo vaeck gekust,Ga naar voetnoot1743
Met hertelijck verlangen, en sonderlinge lust;Ga naar voetnoot1744
1745[regelnummer]
Die sullen wormen, slangen, nu ontfanghen.Ga naar voetnoot1745
En met een smaeck op eeten, u tongh en kiesche mondt,Ga naar voetnoot1746
Die in de leckere beeten, een lieve wellust vondt,Ga naar voetnoot1747
Die sullen sy met behagen, knauwen, knagen.
De neus daer ghy te vooren, me roock u spijs en dranck,
1750[regelnummer]
Die weet nu van geen smooren, noch sticken van de stanck,Ga naar voetnoot1750
Sy sal nu inder kuylen, gantsch vervuylen.Ga naar voetnoot1751
Ghy syt sonder ghevoelen, van lichaem en van hert,
Ach kond' ick soo verkoelen mijn ongemeene smert,
Soo soud ick nu niet weenen, noch niet steenen.
1755[regelnummer]
Ga naar margenoot+Nu wil ick my gaan begeven, in een kleyn kloosterkijn,
En eynden daer myn leven, en heymelijcke pijn,
En sal u doodt beklagen, al myn dagen.
Doch ick sal u doen bouwen, hier op dit graf een huys,
Daer ick my met vertrouwen, in eenicheydt myn kruys,Ga naar voetnoot1759
1760[regelnummer]
En myn rampsalich vryen, mach belyen.Ga naar voetnoot1760
Nu moet ick my gaen ylen, en decken myn aenschijn,
En dragen de swarte wylen, ter eeren de liefste mijn,Ga naar voetnoot1762
Ick sal hem noch vereeren, met rouw-kleeren.Ga naar voetnoot1763
| |
[pagina 200]
| |
Vyfde deel.
De Heeren uyt de Venster, de Secretaris leest af, wie den dood-slagerGa naar voetnoot- gevonden heeft, dat die so veel sal hebben van aenbrengen.
Heeren, secretaris, Mieuwes, en Ian tyng, een hoop stommenGa naar voetnoot-, Rey van Nonnen ende van Jufferen.
(1)Alsoo mijn E.E. Heeren van de gherechte deser stede ende Hof 's-Graven-Ga naar voetnoot(1)(2)haghen, verstaen hebbende soo door klachte van de na bestaende Bloetver-Ga naar voetnoot(2)(3)wanten, als door andere aenbrenginghe, de leelijcke Moort begaen aen de (4) persoon van de E. Ioncker en Ridder Roemer Heer van Nootdorp. Ende menGa naar voetnoot(4) (5) niet seeckers en weet wie sulcken boosen feyt soude ghedaen hebben, ende het (6) selve in een wel ghepoliceerde plaetse anderen tot exempel niet geleden enGa naar voetnoot(6) (7) kan worden. soo ist, Dat mijn E. voornoemde Heeren, hebben gheordon-Ga naar voetnoot(7)(8)neert ende goet ghevonden te stellen op de Moorder, of Manslachter sijn lijf,Ga naar voetnoot(8) (9) de somme van dry hondert Carolus guldens, voor de geene te ghenieten dieGa naar voetnoot(9) (10) hem weet te bekomen of aen te brenghen, beloovende daer en boven deGa naar voetnoot(10) (11) voorsz. Heeren, den aenbrenghers naem of persoon niet te melden. Verbieden-(12)de wel expresselijck aen yder Borgher, ingeseten, of vreemdelingh, de voor-(13)gheseyde Moorder te verberghen, of Huys-vestingh te geven, 't sy in schuren, (14) hoyberghen, schuyten of anders 't sy onder wat pretexst het soude moghenGa naar voetnoot(14) (15) wesen, op peene van ses hondert Carolus guldens. Aldus ghearresteert by deGa naar voetnoot(15) | |
[pagina 201]
| |
(16)Raden deser plaetse voorgeroert. actum den 15 November Presentibus mijnGa naar voetnoot(16) (17)Heer de Schout ende al de Schepenen. Al die dit hebben gehoort die voldoen haer plicht, Velden.
jan tijngh
Mieuwes wat is hier nieuws? wat sal hier te doen wesen?
mieuwes
1765[regelnummer]
O goeden dagh Jan tijngh! hier is wat of eleesen.Ga naar voetnoot1765
jan tijngh
Van wie, van wat, van waer? geeft men doch wat bescheyt
mieuwes
Maer daer isser te nacht by 't Hof een neer eleyt.Ga naar voetnoot1767
jan tijngh
Hoe na een drayer? Ha! jy hebt jouw ouwe streecken.Ga naar voetnoot1768
mieuwes
Neen deghelijcke deegh, daer isser een deur-steecken.Ga naar voetnoot1769
jan tijngh
1770[regelnummer]
Wel dat gheloof ick wel, wast een Man of een Meyt?
| |
[pagina 202]
| |
mieuwes
Hoe staet de vent? het is altijt geen malligheydt.Ga naar voetnoot1771
jan tijngh
Wel wat bescheyt is dat machmer geen neer leggen?Ga naar voetnoot1772
De groote luy doen 't wel.
mieuwes
Ick wil je niet meer seggen,
Wat dese malle geck. Nou segh ick laet me gaen!
jan tijngh
1775[regelnummer]
Maer wat binje een Man keunje geen jock verstaen?Ga naar voetnoot1775
mieuwes
Nou 't is langh genoegh, foey wat souwme soo staen mallen.
jan tijngh
Wat schaet dat? als wy weer van niemant quaat en kallen.
mieuwes
Het is met jouw van 't mal 't het niet een beet om 't lijf.Ga naar voetnoot1778
jan tijngh
Wel wie isser dan neer eleyt, een Weeuw of een Wijf.Ga naar voetnoot1779
| |
[pagina 203]
| |
mieuwes
1780[regelnummer]
Hoe brist my deuse knecht? ick mach 't niet langher hooren.Ga naar voetnoot1780
jan tijngh
Hoeje wilt veugeltje, machje niet stopt u ooren;Ga naar voetnoot1781
O neen ick ken jouw wel mijn schootige maet,Ga naar voetnoot1782
Al neemjet nou soo nauw dat ick soetsapigh praet:Ga naar voetnoot1783
Ick hebb' den dagh ghesien jy spraeckt wel and're dingen,Ga naar voetnoot1784
1785[regelnummer]
So slordich, en soo grof dat sy my teughen stinghen.Ga naar voetnoot1785
mieuwes
En ick sey niet een beet, maeckme begut niet quaet,Ga naar voetnoot1786
Of ick seghje wel goet koop, waer dattet my op staet.Ga naar voetnoot1787
jan tijngh
O lieve man jy keunt my doch geen eer op spreecken.Ga naar voetnoot1788
mieuwes
O maetjen sonder dat, dan trouwen vol gebreecken.Ga naar voetnoot1789
jan tijngh
1790[regelnummer]
Of mient ghy mijn Lansert, dat niemandt jouw en kent?Ga naar voetnoot1790
Men weet wel dat jy Mieuwes de spot veugel bent:
| |
[pagina 204]
| |
Die by de huysen gaet, en larijt by de buren;Ga naar voetnoot1792
En helpt de dienst Meysjens ofnemen, en drooghschuren:Ga naar voetnoot1793
Als Miester en als Vrouw maer iewers syn te gast?Ga naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
Staet ghy dan niet en vraeght of sy alliene wast,Ga naar voetnoot1795
Om de hoe veelde weeck, en hoe veel mande klieren,Ga naar voetnoot1796
Of sy de koocken en kelder al wel stoffierenGa naar voetnoot1797
Met botter, kaes, en broodt, met ry botjes en met visch,Ga naar voetnoot1798
Met raf en reeckelingh. Wat huys-raet datter is?Ga naar voetnoot1799
1800[regelnummer]
Hoe veel silver-werck, en hoe veul tinne betielen?Ga naar voetnoot1800
Of't Heerschip wel betaelt. Wat sy om Godts wil dielen,Ga naar voetnoot1801
Wat dat de Juffrouw draeght, een vlieger of een jack,Ga naar voetnoot1802
Of de Dochters goet zijn, en de Soons wilt of mack.
Wat vryers datter meest om een soet praetjen komen?
1805[regelnummer]
Wie datter wert ghewilt, en wie niet aengenomen?Ga naar voetnoot1805
En als ghy dit volckje dan soo hebt uyt ehoort,
Dan seght ghy 't geen verkens maer alle menschen voort.Ga naar voetnoot1807
mieuwes
Ja wel mijn groote maet hadd' ghy dus langh geswegen,Ga naar voetnoot1808
Ghy hadd' den toe-naem van Jan tijngh niet ekregen.Ga naar voetnoot1809
1810[regelnummer]
Ick loof niet datter yet in al de werreld schiet,Ga naar voetnoot1810
En weetet Jan tijngh niet, soo weetet niemant niet.Ga naar voetnoot1811
| |
[pagina 205]
| |
rey van nonnen
Ga naar margenoot+Op de Stemme: 't Is heden een dach van vrolijckheyt.Ga naar voetnoot-
Des Werrelds alderhoogste pracht,
En is nauw waert te noemen.Ga naar voetnoot1813
Van Konings schatten, preuts geslacht,Ga naar voetnoot1814
1815[regelnummer]
Van Keysers bloedt te roemen:
Van kloecke daan, van kracht, van kunst,Ga naar voetnoot1816
Van 's volcks lof, van Princen gunst;Ga naar voetnoot1817
Of van aensienlijck brallen;Ga naar voetnoot1818
Met Heerschappy van land en lien,Ga naar voetnoot1819
1820[regelnummer]
By yeder een te syn ontsienGa naar voetnoot1820
Dat is al niet met allen.Ga naar voetnoot1821
Met Vorsten rijck te sijn bestoet,Ga naar voetnoot1822
Of met drommels van Eelen:Ga naar voetnoot1823
Te swemmen in de overvloet,
1825[regelnummer]
Te blincken van Juweelen,
Te klauteren van staet in staet,Ga naar voetnoot1826
Tot dat sijn schepters schrick verslaat,Ga naar voetnoot1827
Werrelden met onrusten.
Of hy het grootste luck verkrijght,Ga naar voetnoot1829
1830[regelnummer]
Hy blijft (hoe schijn-hoogh dat hy stijght,)
Een dienaer van syn lusten.
| |
[pagina 206]
| |
't Sy dat syn vroomheyt is belustGa naar voetnoot1832
In vrede te regeeren,
Of dat hy dees of d'ander Kust,
1835[regelnummer]
Met oorlogh wil beheeren:Ga naar voetnoot1835
Alsoo 't de dapp're Hansen past,Ga naar voetnoot1836
Dat haer ghewelt en rijck aen-wast,Ga naar voetnoot1837
Met loffelijck vergrooten.Ga naar voetnoot1838
Door goet beleyt van alle ding:Ga naar voetnoot1839
1840[regelnummer]
Of met de trotse VreemdelinghGa naar voetnoot1840
Uyt sijn besit te stooten.
Of soo syn snootheydt is gesintGa naar voetnoot1842
In luye rust te blijven;
Dan wordt de kloecke man een kint
1845[regelnummer]
Door Wijn en wil van wijven.Ga naar voetnoot1845
Den Breydel geeft hy al te ruymGa naar voetnoot1846
Sijn Heeren: oock het slechte schuym,
Ja drif van loose loeren,Ga naar voetnoot1848
Want ellick soeckt sijn eyghen baet,
1850[regelnummer]
Dewijl de Prins vol overdaet,Ga naar voetnoot1850
Vast streelt en stroockt syn Hoeren.Ga naar voetnoot1851
Maer laes! soo 't Opper-hooft hem stelt,Ga naar voetnoot1852
Soo schicken sich de leden,Ga naar voetnoot1853
De kryg'le krijs-luy die in 't veldt,Ga naar voetnoot1854
1855[regelnummer]
Soo stout en strijdtbaer streden:
| |
[pagina 207]
| |
Ga naar margenoot+Die syn verwijft, versot, en gaylGa naar voetnoot1856
Op menschen die haer lichaem veyl,Ga naar voetnoot1857
En eer te koope setten.
Vol ontucht is het heele Hof,Ga naar voetnoot1859
1860[regelnummer]
De Rechters die syn traegh en slofGa naar voetnoot1860
In 't voord'ren van de Wetten.Ga naar voetnoot1861
Den lichten Adel seer onkuys,Ga naar voetnoot1862
De Juff'ren belaghen,Ga naar voetnoot1863
Sonder aensien van Edel huys,
1865[regelnummer]
Van vrunden of bloedt-maghen.Ga naar voetnoot1865
Het Landt is gantsch in rep en roer,
De Burger-man, is op de Boer,
De Boer op hem ghebeten.
De dart'le Coning niet te minGa naar voetnoot1869
1870[regelnummer]
Betovert, in sijn dolle sin
Heeft noch sijn plicht vergeten.Ga naar voetnoot1871
Dewijl rust sichs een ander toe,Ga naar voetnoot1872
Met heyr-kracht en met vonden;Ga naar voetnoot1873
Want Godt gebruyckt die tot syn roe,
1875[regelnummer]
En straffe van de sonden:
Dees wijfsche Coningh sat en sot,Ga naar voetnoot1876
Die sichs liet bidden voor een Godt,Ga naar voetnoot1877
Wert buyt van syn Vyanden;Ga naar voetnoot1878
Wiens knijf hy haest voelt in sijn strot:Ga naar voetnoot1879
1880[regelnummer]
Of wert dat meer is tot een spot,Ga naar voetnoot1880
Ghevoert in alle Landen.
| |
[pagina 208]
| |
De wijse Heer die in sijn tijdt,
Bloeyden van vrome daden;Ga naar voetnoot1883
Die of in stilte of in strijdt,
1885[regelnummer]
Voor treffelijck kon raden.
Die als de ziel des Vader-landts
Uytmunten, als een Godt bykants,
Van deugden en van leven,
Als 's Volcks heyl! ja licht en glants,Ga naar voetnoot1889
1890[regelnummer]
Die werdt ô smet van haer nochtansGa naar voetnoot1890
Doorsteecken en vergeven.
rey van iufferen
Den Hemel heeft den loop der staaten
Beurts-wijs met voorsicht ghestelt,Ga naar voetnoot1893
Op dat sigs niemandt souw verlaetenGa naar voetnoot1894
1895[regelnummer]
Op 't onsachelijck ghewelt,Ga naar voetnoot1895
Noch op sijn slooten, of bontgenoten,Ga naar voetnoot1896
Van nameloos ghetal.Ga naar voetnoot1897
Want siet hoe rijcker, hoe jammerlijcker,
Soo is oock haren val.Ga naar voetnoot1899
1900[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die gist'ren soo vermeetel snofteGa naar voetnoot1900
Op sijn sware rijckdom groot,
Desen heden-morgen plotsteGa naar voetnoot1902
In een schandelijcke doodt,
Siet den verachter, die smoort in lachter,Ga naar voetnoot1904
| |
[pagina 209]
| |
1905[regelnummer]
In waeghschael van syn siel;Ga naar voetnoot1905
En wert begraven, niet als een slave,Ga naar voetnoot1906
Maer als de booste Fiel.Ga naar voetnoot1907
Die sich gist'ren dorst vermeeten,Ga naar voetnoot1908
Van zijn Maeschap en Geslacht;Ga naar voetnoot1909
1910[regelnummer]
Leyt on-aerdich dof vergeeten,Ga naar voetnoot1910
Van al de Werreld recht veracht:Ga naar voetnoot1911
Sijn naeste Maghen, die sijn verslagen,Ga naar voetnoot1912
En schrabben uyt sijn naem,Ga naar voetnoot1913
En sy beschreyen, niet sijn verscheyen,
1915[regelnummer]
Maer! 't leven van syn faem.Ga naar voetnoot1915
Die sich gist'ren dorst vernoemen,
't Eenich oogh van alle kunst:Ga naar voetnoot1917
Die sich niet ontsach te roemen
Van Vrouwen wil, van Heeren gunst,Ga naar voetnoot1919
1920[regelnummer]
Dien wordt syn leden, versolt vertreden,Ga naar voetnoot1920
Vermorselt sijn ghebeent,
En 't is rechtvaerdich, soo veel niet waerdich,Ga naar voetnoot1922
Dat mer een traen om weent.
Die sich gist'ren dorst verboogen,Ga naar voetnoot1924
1925[regelnummer]
En swoor d'alderhooghste eet;
Dat hy 't streng'lyck souw uytdrooghen,Ga naar voetnoot1926
Die hem in het minst misdeedt,
| |
[pagina 210]
| |
Met sack of koorde, of selfs met moorden,Ga naar voetnoot1928
Door Goddeloos geboeft,
1930[regelnummer]
Siet dien heeft heden, als zy streden,Ga naar voetnoot1930
Een wreede doodt gheproeft.
Die gist'ren sich sach verschoven,Ga naar voetnoot1932
Beguychelt en daer toe belacht,Ga naar voetnoot1933
Die siet sich heden nu al boven,Ga naar voetnoot1934
1935[regelnummer]
Ja meester van syns Vyandts macht,
Die hy most dempen, wou hy het schempenGa naar voetnoot1936
Der lasteraers ontgaen,
Soo doet hier Vechter, die als een rechter,Ga naar voetnoot1938
Rechtvaerdich heeft ghedaen.
1940[regelnummer]
Die gist'ren 't hooft niet dorst opsteecken,
Door zijn herten-leet en kruys,Ga naar voetnoot1941
Siet heden doof een ander wreecken.
De hoon en schande van zijn huys:
Mits het vernielen der booser zielen,Ga naar voetnoot1944
1945[regelnummer]
De schender van syn bloet.Ga naar voetnoot1945
Och hoe veel ouden! dit noch wel wouden,Ga naar voetnoot1946
Die 't selfden oock ontmoet.Ga naar voetnoot1947
Ga naar margenoot+Die het gist'ren stont gheschoorenGa naar voetnoot1948
Van haer lief te syn versmaet,Ga naar voetnoot1949
1950[regelnummer]
Heeft nu heden al verkooren,Ga naar voetnoot1950
Een geestelijcken Echten staet,Ga naar voetnoot1951
| |
[pagina 211]
| |
Want sy sal trouwen, en eeuwich houwen,Ga naar voetnoot1952
De Bruydegom van haer ziel.
Heeft sy ghevallen? wien ist van allenGa naar voetnoot1954
1955[regelnummer]
Die noyt ter werreld viel?
Ghy die met ghelijcke sonden
Syt besoedelt en besmet,
De wraeck die komt met open monde
Gantsch lauw en lysselijck van tret:Ga naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
's Is al gheboren, om u te smoorenGa naar voetnoot1960
In 't beste van u tijdt:
Keert u doet voordeel, want siet Godts oordeel,Ga naar voetnoot1962
En sal 't niet schelden quijt,
Den vroomen Vechthart die moet swerven,
1965[regelnummer]
En vluchten lacy! buyten 's landts.
En moghelijck oock balling sterven,Ga naar voetnoot1966
Doch wy verhoopen nu nochtans,
Dat Godts genade, voor alle schade,
Hem wel bewaren sal,
1970[regelnummer]
Die na dit dwaelen, hem sal ophaelen,Ga naar voetnoot1970
Daer 't alles is in al.Ga naar voetnoot1971
Ghy Maeghden aen de blye Reye,Ga naar voetnoot1972
Singht lydelijck, een leyde liet:Ga naar voetnoot1973
Op dat een yeder mach beschreyen
1975[regelnummer]
De snelle doodt, laes! van Margriet:Ga naar voetnoot1975
En 't is te klagen, dat sy haer daghen
Soo eyndiget met smert,
Die haer soo parsten, dat haer most barstenGa naar voetnoot1978
De Ader van het hert.
| |
[pagina 212]
| |
1980[regelnummer]
Die hier kan lyden en verdragen,
Vind' alsoo het spreeckwoort seyt,
Sijn vyandt voor syn deur verslagen,Ga naar voetnoot1982
Dus schort u leet met lijdsaemheydt:Ga naar voetnoot1983
Wilt in u lyden, met Godt verblyden,
1985[regelnummer]
Spijt alle vroegers fel:Ga naar voetnoot1985
't Sal sonder strijden, noch t' synder tijden
Ghewroocken werden snel.
Vrunden neemt ons slecht vertoonen,Ga naar voetnoot1988
Na u wijsheyt in het goet,Ga naar voetnoot1989
1990[regelnummer]
Gedenct dat God ook sal beloonen,
Elck, na hy syn naesten doet,Ga naar voetnoot1991
Nu Godes segen, sy alderwegen,
In al u doen en spoet,Ga naar voetnoot1993
Mannen, en Vrouwen, wilt dat onthouwen,
1995[regelnummer]
Die quaet doet, quaet ontmoet.
G.A. Brederode.
't Kan verkeeren.
|
|