Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wijse: Wie ooren heeft om hooren.
Ga naar margenoot+ DIe wijsheyt roemt op strate,
En oock in de Poordt,
Comt al tot uwer bate
Tot my dat ghy hoort,
Ga naar margenoot+ Maer so ghy niet en wilt op aerde
Hooren mijn:
Ga naar margenoot+ so sult ghy seer haest van den zwaerde
Ghe-eten sijn.
Ick ben eenen recht rechter
Ga naar margenoot+ En dreygh allen dagh
Mijn knecht David van seghter
Ga naar margenoot+ Want hy my ontsach
Ga naar margenoot+ Maer die hem niet en wil bekeeren
Daer sal ic:
Ga naar margenoot+ Lachen als zy met groot versieren
| |
[pagina 563]
| |
Krijghen schrick.
Ghespannen is mijn Boghe, Ga naar margenoot+
Mijn pijl toe gerust
Ick mick waert dat hy vloge
Seer haest uyt geblust
Waer tot u eyghen verderven Ga naar margenoot+
Tleven dijn
Dan most ghy eeuwich sonder sterven Ga naar margenoot+
Lyden pijn.
Als ick sal openbaren Ga naar margenoot+
Met vlammen van vyer
Om alle die sondaren Ga naar margenoot+
Te straffen hier Ga naar margenoot+
Die my met een lanckduerich tergen Ga naar margenoot+
Onsubject Ga naar margenoot+
Zy sullen roepen tot den Berghen Ga naar margenoot+
Ons bedeckt. Ga naar margenoot+
In mynen tooren beneven
Die Bergen seer breet
Wie is staende gebleven Ga naar margenoot+
Die tegen my street Ga naar margenoot+
Die steenrootsen springhen in sticken
Die soo stil,
Sijn, also kan ickt al verschricken,
Als ick wil.
| |
[pagina 564]
| |
Bergen onder mijn voeten
Ga naar margenoot+ Versmelten als was
Die dalen splijtten moeten
Van elck ander ras,
Ga naar margenoot+ Die Zee kan ick oock doe verdrogen,
Ga naar margenoot+ Nochtans diep
Ga naar margenoot+ maer noyt geen hoveerdige oogen
Ga naar margenoot+ Ick en schiep
Ga naar margenoot+ tBoos zaet is van den boosen,
Ga naar margenoot+ Int herte gesaeyt
Ga naar margenoot+ Al van den Goddeloosen
Ga naar margenoot+ Tsal worden gemaeyt
Ga naar margenoot+ Als ick mijn maeyers sal uyt senden,
Ga naar margenoot+ Met geluyt
Ga naar margenoot+ Om scheyden alle mijn bekende
Vant onkruyt.
Ga naar margenoot+ Satan die heeft haer sinnen
Soo seere verblent,
Ga naar margenoot+ Dat zy hem meer beminnen
Dan tot my gewent
Ga naar margenoot+ Die hier bemint 's Weerelts wellusten
Al gelijck
Ga naar margenoot+ Die sullen niet comen tot rusten
Ga naar margenoot+ In mijn Rijck.
Ga naar margenoot+ Wat soudick t' alder wegen
| |
[pagina 565]
| |
U meer connen doen
Dan ick tot u genegen
De, wilt dit bevroen,
Over Adam hebt ghy geen klagen Ga naar margenoot+
Want zijn schult, Ga naar margenoot+
Heb ick selfs op mijn lijf gedragen Ga naar margenoot+
Met ghedult Ga naar margenoot+
Ick sal oeffenen wrake, Ga naar margenoot+
Met seer groot torment Ga naar margenoot+
Datse my dits de sake,
Niet hebben gekent Ga naar margenoot+
Noch niet en wilden onderdanen
Mijn gebiedt, Ga naar margenoot+
Die sullen schreyen noch veel tranen: Ga naar margenoot+
Int verdriet,
Vervarelijck om dragen
Mynen tooren is Ga naar margenoot+
Naer Mannasses gewagen Ga naar margenoot+
Hy veelde hem gewis
maer noch veel felder sal hy stralen
Als ick die Ga naar margenoot+
Met vyer en Worm sal betalen, Ga naar margenoot+
Mijn partie, Ga naar margenoot+
Waerom wilt ghy dolen Ga naar margenoot+
Tot u ongeluck
| |
[pagina 566]
| |
In Vleeder-muysen hollen
Sult ghy in den druck
Willen kruypen, als ick sal komen
Ga naar margenoot+ Op den stoel,
Ga naar margenoot+ Des Oordeels sitten u verdomen
Ga naar margenoot+ In den Poel.
Ga naar margenoot+ Prince het sal geschieden
Ga naar margenoot+ Dat die schrift voorseyt
Ga naar margenoot+ Om dien druck te ontvlieden
Ga naar margenoot+ Laet ons doen arbeyt
Ga naar margenoot+ Om bestaen voor des menschen sont,
Naeckt en bloot
God wil ons al het leven jonen,
Voor die doot
Schict u naer den tijdt. |
|