Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wyse: Ick hebbe die groene strate, etc.OCh arm stoff der aerden Ga naar margenoot+
Wie dat ghy sijt arm oft rijck
Wat wilt ghy hoogmoet aenvaerden Ga naar margenoot+
Ghy sijt doch schandelijck slijck
Ick moet my hier vercieren
Met kleyderen tot gerijf, Ga naar margenoot+
Zy en sijn niet voor de Dieren
Maer om te trecken aent Lijf. Ga naar margenoot+
Die hier hoveerdich zwerven Ga naar margenoot+
Die werden al qualijck bestiert
Tist begin van alle verderven Ga naar margenoot+
Daer hoveerdicheyt logiert.
Moy kleyderen moet ick draghen
Hier in dit aertsche pleyn Ga naar margenoot+
Op dat ick mochte behagen
Mijn alderliefste greyn.
| |
[pagina 502]
| |
Och of de Liefde soo straelde
Ga naar margenoot+ Tot die u dat leven geeft
En alle u schult betaelde,
Soeckt desen en hem aenkleeft
De Weereldt vol schoone spraken
Die vol van genoechte zy
Ga naar margenoot+ Die kan mijn Hert vermaken
Daer ben ick soo geeren by.
Maer die u Ziele beminnen,
Ga naar margenoot+ Tot haer en hebt ghy geen treck
Maer door vleeschelijcke sinnen
Hout ghy al haer sproken voor geck,
Van of tegen zy praten
Ga naar margenoot+ Als ick wat heerlijcx droegh
Dat en kan ick soo niet gelaten
Het dinck my noch tijts genoech
Sult ghy soo stellen nate
Ga naar margenoot+ Wanneer ghy God vreesen sult
Ga naar margenoot+ Vele wachten al te late,
En blyven in deeuwige schult
Die Heere is wel genadich
Ga naar margenoot+ Hy sal mijn jonge tijt
Soo niet oordeelen int quade
Maer schelden mijn sonden quijt
Ga naar margenoot+ Wilt ghy ontvlieden Gods tooren
| |
[pagina 503]
| |
soo moet ghy hier deur Gods woort Ga naar margenoot+
Van nieus worden herboren Ga naar margenoot+
En dringen deur die enge poort Ga naar margenoot+
Tis waer dat ghy vercondicht
de Heere dat soo gebiet,
Maer al hebbe ick meer gesondicht Ga naar margenoot+
my en is niet quaets geschiet
Hoe spreeckt ghy soo vermeten Ga naar margenoot+
Ghy en weet ure noch dach Ga naar margenoot+
Loth Wijf die was gesmeten Ga naar margenoot+
Soo haest als zy omme sach, Ga naar margenoot+
Tis waer in doots bezwaren
Quam zy buyten Sodoma Ga naar margenoot+
Maer God langde noch vijftich jaren
Dat leven van Hiskia Ga naar margenoot+
Sout ghy daer yet op steunen
Gedenckt dit exempel groot
Hoe dat Ely en beyde zijn Seunen Ga naar margenoot+
Op eenen dach waren gedoot.
Al dede David doe-sonde, Ga naar margenoot+
Met Uryas Wijf aldaer,
God en sloech hem niet te gronde,
Maer leefde noch lange daer naer
Gedinckt Absalons gangen,
Hy vervolghde zynen Vaer Ga naar margenoot+
| |
[pagina 504]
| |
Ga naar margenoot+ aen een Eycke daer bleef hy hangen
Gods hant die viel hem soo zwaer
Al heeft oock Maegdaleene
Ga naar margenoot+ Seer lange in sonden gheleeft,
Ga naar margenoot+ Wel zeven Geesten onreene,
Jesus haer quijt gemaeckt heeft
Ghy spreeckt tuwen versoete,
Van David en dese Vrou
Zy deden oprechte boete
En hadden waerachtich berou
Meent ghy dat ick ben sonder,
Wanneer ick doe mijn ghebedt
Ick versuchte het is te wonder
En kenne my seere besmet
Tis wel soo Jesus oorconde
Van die van Jerusalem
Ga naar margenoot+ Zy genaeckten hem met den monde
Ga naar margenoot+ Maer therte was verre van hem
Sal God dan geene verhooren
Ga naar margenoot+ Dan die leven naer zijn leer,
Ga naar margenoot+ Soo isser veel biddens verloren,
Een yegelijck roept o Heer
God en verhoort geen boosen
Dit segghe ick u voort een slot
Ga naar margenoot+ Tghebedt van den Goddeloosen,
| |
[pagina 505]
| |
Is eenen grouwel voor God.
God sal met mijn gebreken Ga naar margenoot+
Noch deur de vingeren sien
Men moet soo nauwe niet steken
Gelijck ghy my wilt bedien
Al die den wille des Heeren Ga naar margenoot+
Wel weten en niet en doet Ga naar margenoot+
Wilt ghy u niet bekeeren
u naeckt groot tegen spoet
Niet willen en mocht ghy segghen
Ick dincke dit wel onthout
Dit leven noch of te legghen
Maer desen als ick worde out
In Syrach cond ghy lesen
Dat ware u seer gesont Ga naar margenoot+
Te betren tleven en wesen
Als ghy noch sondigen cond
Dat Cruys te dragen is droeve
Wanneer dat hier lange gedeurt
Hoewel dat ickt niet en proeve Ga naar margenoot+
Ick hebbet aen ander gespeurt
Och, oft u wel beviele Ga naar margenoot+
Dat ghy u boos leven afleyt
Ghy doodet u arme Ziele
Alleene deur u boosheyt
| |
[pagina 506]
| |
Soo quam ick int verachten
Ga naar margenoot+ Verliete ick desen staet,
Neen ick sal liever noch wachten
Ga naar margenoot+ Dan comen in sulcken haet.
Al spreecktmen van die schrifteure
Ga naar margenoot+ Tis alle verloren geklopt
Ghelijck voor een doofmans deure
U ooren sijn toe ghestopt
Ick houde my nu ghequeten,
Ga naar margenoot+ Ghy doedet of doedet niet
Ga naar margenoot+ Ghy sult van u vruchten noch eten
Ga naar margenoot+ Als u loon naer werck gheschiet.
Schict u naer den tijdt. |
|