Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wijse: Emanuel die is uytghetoghen.
Ga naar margenoot+ FOnteyne der wijsheyt zijt ghy Heere,
twoort des Vaders almachtigen God
So die schrift zegt tot onser leere
U spruyt-Ader is dat eeuwigh ghebodt
Ga naar margenoot+ Wie soude anders konnen gheweten
Waermen den wegh der wijsheydt vandt,
Die menschen seer kleyn van verstandt
Ga naar margenoot+ Ghy hebbet al ghedacht en oock gemeten,
Ga naar margenoot+ tStaet al o Heere in uwe hant
Ga naar margenoot+ Een Fonteyn zijt ghy o Heere verheven
Ga naar margenoot+ Geeft den dorstigen water planteyt
Ga naar margenoot+ Soo ghy roept in Joannes seven
Wie in my ghelooft soo de Schrift seyt
Van diens Lijve zullen vloeden vloeyen,
Des levendighen water klaer
Dit spraeckt ghy in het openbaer
Vanden geest die haer soude besproeyen
Ga naar margenoot+ Die zy souden ontfangen aldaer.
Ga naar margenoot+ Tot Elim twaelf Fonteynen ontsprongen
| |
[pagina 491]
| |
Daert Leger van Israel lagh
Maer al veel meer des Heeren jongen,
Soot is geschiet op den Pijnster dach Ga naar margenoot+
Die vergaderden waren ghedronghen
God te loven oock minst en meest
Doen zy smaeckten die goeden keest
Men sach aen haer gedeylde tongen,
Door die gave van uwen geest.
Zy en lietent oock by haer niet blijven
Uwe gaven seer hooge geacht
Eenen Kreupelen tot sijn verstijven
Maeckten zy rechte gaen door u kracht, Ga naar margenoot+
Maer die Schriftgheleerde quade koppen
Hoorden haest wat daer was geschiet,
S' ontbadense by haer met vliet
En sochten die Fonteynen te stoppen
Petrus seyt wy konnent laten niet. Ga naar margenoot+
Dese Fonteynen seer nut bequame
Vloeyden oock over seer abondant
Deden in uwen heyligen name,
Wonderbaer teyckenen in het lant
Sy namen Colieren en Neusdoecken,
Die hebbense op die krancke geleyt Ga naar margenoot+
De siecte ende den boosen geest scheyt
Die crancke ghenasen met verkloecken
Soo hebbense uwen name verbreyt
Fonteyn by die Fonteyne geseten
die Jacob zijnen zone schanck Ga naar margenoot+
Ghy spraeckt tot die Vrouwe u secreten
| |
[pagina 492]
| |
Dat hy dorsten sou die daer af dranck
Maer die van dat water alleene
Dat ick hem noch gheven sal oock drinckt
Ga naar margenoot+ (hoe mildelic dat ons die Heere schinct)
Dat sal in hem worden een Fonteene
Die daer in dat eeuwigh leven sprinckt.
Ga naar margenoot+ Prince Fonteyne vol van ghenaden
Voor Jerusalem en dat huys Davidt
En die met berou komen geladen
Ga naar margenoot+ Met dat pack der zonden seer besmit
En telt doch niet meer gelt om koopen
Ga naar margenoot+ Daer ghy niet sat af worden en kont
Wijn ende Melck u den Heere wel jont
Ga naar margenoot+ Want waer sijn vloeden over heen loopen
Daer wordet altemale gesont.
Schict u naer den tijdt. |
|