Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wyse: Warent alle mijn vrienden, dat.DAer was eenen seer rijcken Ga naar margenoot+
Die in veel weelden sat,
Hy hevet laten blycken
In kleedren zynen schat
En maeckte goede chiere
tWas zijn maniere. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 186]
| |
Daer lagh seyt die Schrifteure
Een Broot-bidder die hiet
Lazarus voor zijn deure
Ga naar margenoot+ Maer laes men gaf hem niet,
Niemandt op hem en dochte
Die wat brochte.
Hy lagh met grooter smerte
Vol zeeren en gepijn
Niemant sterckte zijn herte
Met Broot noch oock met Wijn
Maer dHonden tot hem keeren
Ga naar margenoot+ Leckten zijn zeeren.
Dus heeft hy niet veworven
In zynen grooten noot
Lazarus is gestorven
En in Abrahams schoot
Ga naar margenoot+ Van d' Engelen gedraghen
In dien daghe.
Den Rijcken met zijn haven
Die starf oock korts daer naer
Zij hebben hem begraven
Al in der Hellen, daer
Hy al zijn grote weelde
Seer bequeelde.
Als hu na Schrifts orkonden
| |
[pagina 187]
| |
Nu in die pyne lagh,
So quam 't ten selven stonden
Dat hy Abraham sagh Ga naar margenoot+
En Lazarus met namen,
Beyde tsamen.
So heeft hy met veel kermen
Geroepen met luyder stem
O Vader wilt my ontfermen
en wilt hier daer ick bem
In mijn seer groot ellenden
Lazarus senden.
Dat hy zijn vinger steke
Int koude Water, want
Ick verga van gebreke
Hier inden grooten brant,
En mijn Tonge verkoele Ga naar margenoot+
Dat ick 't voele.
Abraham verheven
Die sprack Sone ghedinckt
Dat ghy in uwen leven
Seer veel goeden ontfijnck
Lazarus vroech en spade
Haddet quade. Ga naar margenoot+
Nu is hy in zijn lyden
Seer wel getroost van my
| |
[pagina 188]
| |
Maer ghy als nu ten tyde
Gepynicht, want daer zy
Een seer groot onderscheyden
Tusschen beyden.
Dat al die daer geraken
Ter plaetse daer ghy zijt,
Oock niet en mogen smaken
Met Lazarus groot jolijdt
Elck krijght sonder verschoonen
Zijn beloonen.
Ga naar margenoot+ Noch sprack hy met droefhede
Niet wesende gestilt,
Vader doet my een bede
Lazarus zeynden wilt
Int Huys van mynen Vader
Tot haer gader.
Ick hebbe vyf gebroeders
Ga naar margenoot+ Seght haer op dit saysoen
Dat zy als wijs bevroeders
Oprechte boete doen
Op dats' hier niet en komen
Int verschromen.
Abraham liet hem weten
Ga naar margenoot+ Zijn begeerte weerley
Zy hebben die Propheten
| |
[pagina 189]
| |
En Moyses alle bey
Willen zy die niet hooren
't Waer verlooren
Dat daer yemant opstonde Ga naar margenoot+
Van den dooden voorwaer
En ick hem henen sonde
Zy en souden by haer
Hem geen geloove geven
Noch aenkleven.
Dit is ons een Parabel Ga naar margenoot+
Van Christo selfs geleert
En houdet voor geen fabel Ga naar margenoot+
Dat niemant wederkeert
Om yemant te vermanen
So veel wanen.
Prince.
Prince laet zijn ghedachtich Ga naar margenoot+
Die nootdruftigheyt groot
Want Aellemoessen krachtigh Ga naar margenoot+
Verlossen van der dood Ga naar margenoot+
Want 't werek van charitaten
Kan veel baten.
Schict u naer den tydt. |
|