Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrij
[pagina 37]
| |
Op de wijse: Fortuyne vals der minne boos.PIjnt u die ooren hebt, en hoort Ga naar margenoot+
Een liet sou ic u nu gaen singen Ga naar margenoot+
Gemaeckt niet tot twist en discoort
Maer meest op alle Jongelinghen, Ga naar margenoot+
Die haer bedwingen // op d' enge pat Ga naar margenoot+
Heylich en reyn besit u vat, Ga naar margenoot+
Als alle vromen die hier ginghen, Ga naar margenoot+
En sochten d' eeuwighe stadt. Ga naar margenoot+
Met ernst doch, den Heere vreest Ga naar margenoot+
Daer toe ghy u hebt gaen begeven,
Dat ghy ooc door des Heeren geest
In u ghemoet soo zijt ghedreven,
Om leven // in dees Wereldt blendt, Ga naar margenoot+
Datm' een claer licht aen u bekendt Ga naar margenoot+
Op dat die noch in zonden zweven Ga naar margenoot+
Door u worden af ghewendt.
Sijt ghy herboren al deur Gods woort Ga naar margenoot+
Latet van herten aen u blijcken
wat vrucht den boom sal bringen voort, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 38]
| |
Ga naar margenoot+ Dat sal die werelt sonder zwijcken
wel gaen bekijcken // tsy quaet of goet
En oord'len die recht metter spoet
Ga naar margenoot+ Dus wilt den goeden knecht gelijcken
Met u pont winninge doet.
Sijt vlijtich met 't gegeven pont/
Ga naar margenoot+ Wilt neerstich arbeyden en slaven
Gedenckt dat u God heeft gejont
Diet al can spijsen ende laven,
U gaven // wijselijck belecht,
Ga naar margenoot+ Wandelt naer de Schriftuere recht
Ga naar margenoot+ Willet in d' aerde niet begraven
Ga naar margenoot+ Soo dede den quaden knecht.
Ga naar margenoot+ Wanneer die aertsche leden sterck
Ga naar margenoot+ Dat goede zaet hier over groeyen
Ga naar margenoot+ Daer heeft Satan ooc mede werck
Ga naar margenoot+ en gaet hem daer me neerstich moeyen,
Roeyen // wy dat niet uyt het lant
Ga naar margenoot+ Soo nemet toncruyt d' overhant
Dat selve sal ons dan verfoeyen
Ga naar margenoot+ En bringen tot groote schant.
Ga naar margenoot+ En staet doch na dat hooge niet
Ga naar margenoot+ Wilt u het neder ghelijck maken
Ga naar margenoot+ All' hoveerd'ghe ooghen siet
Ga naar margenoot+ Die verderven haer selfs eylaken
| |
[pagina 39]
| |
Smaken // wilt niet die quade vrucht Ga naar margenoot+
maer neemt tot Godt uwen toevlucht Ga naar margenoot+
Met u vasten bidden ende waken Ga naar margenoot+
Bewaert zoo u jonghe jeucht. Ga naar margenoot+
Laet de sonde geen heerschappie, Ga naar margenoot+
Doch hebben in uwen Lichame
Daer over wertme Godes partie Ga naar margenoot+
En tot zijn rijcke onbequame, Ga naar margenoot+
Den name // gelt niet diemen erft
trect d' ouden mensch uyt die verderft Ga naar margenoot+
Doet aen den niewen sonder blame
Op dat ghy naer niet en sterft.
Laet ons gedincken waerom dat
Wy hier aen 't lijf clederen dragen
'T is om dat Adam over tradt Ga naar margenoot+
Met zijn wijf tegen Godts behagen
Sy zaghen // datse waren naeckt Ga naar margenoot+
Got trac haer aen vellen rocx gemaect Ga naar margenoot+
Om te gedincken al haer dagen
Den val daers' in waren geraeckt.
Maer niet tot proncken nochte prael Ga naar margenoot+
Ghelijckmen hier nu kan aenschouwen
Comt tot my doet Christus verhael Ga naar margenoot+
En roeptse al mannen en vrouwen
Met goet betrouwen // leert van my Ga naar margenoot+
| |
[pagina 40]
| |
Ga naar margenoot+ Dat ick ootmoedich van herten sy
So sult ghy voor u selfs behouwen
Ga naar margenoot+ Ruste voor u siele vry.
Maer alle hoochmoet en gepracht
Ga naar margenoot+ sal voor God niet onschuldich blijven
Jongelingen u daer of wacht
Ga naar margenoot+ Als vruchtbaer rancken wilt beclijven
Ga naar margenoot+ En uytdrijven // al tquaet gesint,
Ga naar margenoot+ Dat meer de werelt dan God bemint
Op dat gy naer Johannes schrijven
Ga naar margenoot+ Den bosen vyant verwint.
Ga naar margenoot+ Dertelheyt en lichtveerdich tucht
Ga naar margenoot+ En laet by u niet zijn bevonden
Ga naar margenoot+ Op dat van u geen quaet gerucht
En wort gehoort tot allen stonden
Ga naar margenoot+ Gebonden // aen die waerheyt vast
Ga naar margenoot+ En helpt dragen eens anders last
Ga naar margenoot+ op dat 't lichaem naer schrijfs oorconden
Tot zijn beteringe wast.
Ga naar margenoot+ Gelijck ghy in voortijt planteyt
Willich hebt begeven u leden
Tot den dienst der onreynicheyt,
Soo wilt haer nu anders besteden,
Ga naar margenoot+ Als die besneden // zijt door de leer
Ga naar margenoot+ Om heylich te dienen den heer
| |
[pagina 41]
| |
Die daer is eenen Godt des vreden Ga naar margenoot+
En scheyt van hem nimmermeer. Ga naar margenoot+
Alle weldaet zijn plaetze vint,
En alle quaet zal sijn gewroken Ga naar margenoot+
Met Semy u niet onverwint
Tegen dat Salomon heeft gesproken Ga naar margenoot+
Beloken // blijft in Jerusalem
Loopt niet uyt als Semy ontem
Tmandament heeft hy selfs gebroken Ga naar margenoot+
Dat coste het leven hem.
En doet doch niet gelijc Demas Ga naar margenoot+
diet 's werelts liefd' heeft aengenomen
Maer vreest de Heer als Tobias Ga naar margenoot+
Gy wert bevrijt van dat verschromen
By den vromen // doch altijt schickt Ga naar margenoot+
maer met de werelt u niet verstrickt
Op dat als den Heere sal comen Ga naar margenoot+
Dat ghy dan niet en verschrickt. Ga naar margenoot+
Prince.
Prince, Jonghelingen u draecht
Onstraffelijck in u voyjage Ga naar margenoot+
Op dat ghy uwen Godt behaecht Ga naar margenoot+
Al den tijt van u pilgrimage Ga naar margenoot+
Want dees passage // Jacob bekent
| |
[pagina 42]
| |
Ga naar margenoot+ Is cort en quaet, en vol elendt
Op dat ghy hier naer met corage
Ga naar margenoot+ Meucht comen in 'sHemels tent.
Schickt u naer den tijt |
|