3.[regelnummer]
Weg, weg met ongegronde vrees,
'k Verlang naar hem met smart,
Opdat ik in zijn oogen leez'
't Gevoelen van zijn hart.
Blijft Doris mij getrouw,
En word ik eens zijn vrouw,
Dan leeft er geen vorstin op aard,
4.[regelnummer]
Geen groote staat noch overvloed
Ons 't waar genoegen geeft.
De liefde, die het hart voldoet,
Maakt dat men vroolijk leeft:
Dan deelt men vreugde en druk,
En draagt, getroost en welgemoed,
5.[regelnummer]
Maar ach! nog komt mijn minnaar niet,
Elk uur schijnt mij een' dag:
Wat baart zijn afzijn mij verdriet,
Maar zacht.... ik hoor geluid....
Hij is 't - o ja! - hoe klopt mij 't hart,
m. van heijst, Wed. vinkenra.
Uit: Volksliedjes, uitgegeven door de Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen. Eerste stukje. Zevende druk. Amsterdam 1793.