Gezelschapsliederen Oud en Nieuw
(1875)–M.A. Brandts-Buys– Auteursrechtvrij
[pagina 63]
| |
TWEEDE WIJZE. 1.[regelnummer]
Daar was laatst een meis - - je loos,
ga - bri - oos,
die wou gaan va - ren voor ma - troos,
ga - - bri - - oos.
Daar was laatst een meis - je loos,
ga - - bri - - oos,
die wou gaan varen voor ma - troos,
ga-bri-oos, ga-bri-oos, ga-bri-oos.
DERDE WIJZE. 1.[regelnummer]
Daar was laatst een meis - je loos,
o ren - do - ree, ren-do.
Die wou gaan varen al voor ma-troos,
o ren-do-ree, ren-do.
2.[regelnummer]
Toen bracht zij haar kist aan boord,
Al naar behooren;
Al naar behooren;
Toen bracht zij haar kist aan boord,
Zoo 't voor een jong matroos behoort.
3.[regelnummer]
Zij moest klimmen in den mast,
Maken de zeiltjes;
Maken de zeiltjes;
Zij moest klimmen in den mast,
Maken de zeiltjes met touwtjes vast.
| |
[pagina 64]
| |
4.[regelnummer]
Maar door storm en tegenweer,
Sloegen de zeilen;
Sloegen de zeilen;
Maar door storm en tegenweer,
Sloegen de zeilen van boven neer.
5.[regelnummer]
Och, kapteintje, sla me niet,
Ik ben uw liefje;
Ik ben uw liefje;
Och, kapteintje, sla me niet,
Ik ben uw liefje gelijk ge ziet.
Dit liedje schijnt bijzonder bemind te zijn geweest, getuige de rijkdom in wijzen. Iedere wijze is, op zich zelve beschouwd, schoon te noemen; men lette op het wiegende van de eerste, het forsche der tweede en het eigenaardig droomerige van de derde. De twee laatste wijzen worden in den regel door éene stem gezongen en alleen de uitroepen: 'gabrioos' en 'o rendoree' door het koor. - De uitroep in de tweede lezing wijzigt zich naar het rijm; in het 2de couplet wordt het dus 'gabrioord' en vervolgens gabriast, gabriëer en gabriiet. Voor couplet 3-5 is de rythmische indeeling der 3de maat met weglating der laatste noot van maat 2 aldus: Ook vorderen sommige coupletten bij de 3de wijze het weglaten der laatste noot der vierde maat. De indeeling der coupletten gelijk boven is aangeduid, geldt voor de eerste wijze; meerdere coupletten als de hier medegedeelde heb ik niet kunnen machtig worden, behalve een tweetal, dat ik heb moeten weglaten, daar ze door eene ruwe woordenkeus ongeschikt waren om zelfs in een bundeltje Van en Voor Neerlands Volk opgenomen te worden. Door ruwheid toch zullen wij zoomin ons schoonheidsgevoel kunnen aankweeken als onze kracht bevorderen. |
|