Gezelschapsliederen Oud en Nieuw
(1875)–M.A. Brandts-Buys– Auteursrechtvrij
[pagina 54]
| |
Een Geldersch liedGa naar voetnoot1).j.w. wilms. 1.[regelnummer]
Ik ben uit Gel - dersch bloed;
geen vlei - toon klinkt mij zoet;
mijn volks-spraak, lut - tel rond,
geeft nog den klank te - rug,
uit onzer vaa - dren mond,
uit on - zer vaa - dren mond.
| |
[pagina 55]
| |
2.[regelnummer]
Bij de eiken, aan den top
Eens heuvels, wies ik op.
In heiden zonder baan,
Leerde ik, ter jagt geschort,
Mijne eerste treden gaan.
Mijne eerste treden gaan.
3.[regelnummer]
Mijn arm is 't wild geducht:
Den reebok helpt geen vlugt,
Het zwijn geen scherpe tand,
Als, in mijn dreigend roer,
Een snelle dood ontbrandt.
Een snelle dood ontbrandt.
4.[regelnummer]
Ik smaâ den lauwer niet,
Dien 't koor des Vredes biedt,
Maar schat een andren meer!
De krans, door 't zwaard verdiend,
Is ook een krans der Eer!
Is ook een krans der Eer!
5.[regelnummer]
En gesp ik 't harnas aan,
Ik volg geen vreemde daân:
Op Rossems heldenspoorGa naar voetnoot1),
Zweeft mij, in stralend licht,
Het beeld der zege voor.
Het beeld der zege voor.
6.[regelnummer]
Ik ben uit Geldersch bloed!
Opregt is mijn gemoed;
Aan eenvoud heb ik lust:
Met pracht en weeld komt zorg;
Genoegzaamheid baart rast.
Genoegzaamheid baart rast.
a.c.w. staring.
1789. |
|