[Jacob van Zevecote]
Zevecote (Jacob van), geb. te Gent 16 Jan. 1596, maakte reeds op zijn 16e jaar Latijnsche verzen en kort daarna, onder het pseudoniem Thaumantis, Nederlandsche gedichten op een meisje, waarop hij verliefd was geworden; haar ontrouw deed hem de monnikspij der Augustijnen aantrekken; op zijn 20ste jaar ging hij op reis door Lotharingen naar Basel, over de Alpen naar Milaan en Rome. Volgens sommigen studeerde hij daarop te Leuven in de letteren en rechtsgeleerdheid. Korten tijd was hij professor in de Rhetorica te Brussel, en ging in 1623 naar Leiden, waar hij het Hervormde geloof omhelsde. In 1626 werd hij hoogleeraar in welsprekendheid en geschiedenis te Harderwijk; in 1635 droeg men hem te Leiden het doctoraat in de rechten op; hij overleed 17 Maart 1642 te Harderwijk.
Behalve eene menigte Latijnsche verzen en treurspelen, welke door anderen ook in 't Nederlandsche vertaald werden (b.v. Rosimunda en Maria Stuarta), schreef hij eene menigte Nederlandsche gedichten, welke door Ph. Blommaert zijn uitgegeven in zijne Verzameling van alle de Nederlandsche gedichten van J. van Zevecote, Gent en Rotterd. 1840. Daarin zijn de voornaamste: Emblemata ofte sinnebeelden, met dichten versiert en andere verscheyden dichten, Amst. 1638; Belegh van Leyden, treurspel, Leid. 1626; Ontset van Leyden, bly-eindich spel, Harderw. 1630.