Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Rembertus Westerhoff]Westerhoff (Rembertus), werd geb. op het eiland Wieringen, 14 Maart 1801, waar zijn vader predikant was, tot 1810, toen hij naar Warffum beroepen werd. Hij studeerde en prom. te Groningen in de medicijnen en vestigde zich als geneesheer te Warffum; intusschen bleven de natuurlijke geschiedenis van ons land en bijzonder zijner provincie, de landbouw en de landhuishoudk. geliefkoosde voorwerpen zijner studiën; terwijl hij in later tijd meer zijn aandacht vestigde op onderwerpen van geschied- en oudheidkunde. Van 1849-'74 was hij lid der Tweede Kamer, en overleed 25 Maart 1874. Zijne werken zijn: De Kwelderkwestie nader toegelicht of betoog dat de kwelderlanden en aanwassen, langs onze wadden gelegen niet zijn de eigendommen van den staat maar der tegenwoordige particuliere bezitters, Gron. 1844. Vele stukken werden door hem geleverd in de Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheden van Groningen, waaronder: Plaatselijke Bijzonderheden uit de 17e eeuw herinnerende aan de voormalige R.C. Eeredienst in de Ommelanden; Hoe en waar oudtijds in Appingedam het aanzweren der regters bij de aanvaarding hunner ambtsbetrekking plaats vond; Bijdrage tot de oude geographie van Groningen; Sporen der steendienst uit het Heidensche tijdperk; Iets over de zoogenaamde looden kruiskogels; Twee oude sleutels van brons; Eenige bladzijden betrekkelijk de geschiedenis van Schiermonnikenoog en van de Lauwers; Over boomen, vlas en haver uit onze Terpen of Wierden, eene eerste kleine bijdrage tot de Flora dezer merkwaardige heuvelen; Nog eenige bladzijden betrekkelijk de geschiedenis van Schiermonnikoog en van de Lauwers. Met G. Acker Stratingh (zie blz. 765), gaf hij uit: Natuurlijke historie der provincie Groningen, hoofdzakelijk bevattende eene geologische en natuurkundige beschouwing van den bodem; hiervan verscheen slechts het 1e stuk van het 1e deel, Gron. 1839. (Hand. Mij. Ned. Lett. 1874.) |
|