[Victor van de Walle]
Walle (Victor van de), geb. te Puers (Provincie Antwerpen), 14 Aug. 1849. Na zijne Latijnsche studiën te hebben voltooid in het Seminarie van St. Truiden, volgde hij den cursus van rechtsgeleerdheid bij de Hoogeschool van Brussel en bekwam er in 1869 het diploma. Van toen verbleef hij als candidaat-notaris te Mechelen, waar hij zijne letterkundige proeven deed als secretaris van het letter- en oudheidkundig genootschap De Peöene. Vervolgens vestigde hij zich te St. Joos-ten-Oode, voorstad Brussel en op 29 Juli 1879 werd hij notaris te Duffel, welk ambt hij sedert 22 Oct. 1883 te Mechelen bekleedt.
In den Vlaamschen Kunstbode, den Almanak van het Kersouken, enz. gaf hij bijdragen en afzonderlijk zag van hem het licht: Droomen mijner Eenzaamheid, Bruss. 1874; Een Blik in het Oneindige, voordracht, Antw. 1875; Het Geweten, voordracht, Antw. 1876. Kransje Zangen en Gedichten. Bruss. 1877; De vrijzinnige beweging in Vlaanderen, voordracht, Antw. 1878. De Toekomst en hare beloften, voordracht, Gent 1879; Zeven Volksgedichtjes, Bruss. 1880; Blauwe Bloemen, Volkspoëzie, Antw. 1882. Aan Vlaanderen, vaderlandsche Lierzang, Mechelen, 1886; Drinkliedje, gedicht, muziek van Edmond van de Walle, Gent 1887; Zuster Laura, dichterlijk verhaal, Mech. 1890; De Zedeleer in het openbaar onderwijs, Mech. 1890.