Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 814]
| |
terdam 4 Mei 1802, studeerde te Leiden en promoveerde aldaar 2 Mei 1823; vestigde zich in 1823 als advocaat te Brussel, waar hij de practijk uitoefende, totdat hij in Sept. 1830 naar zijn vaderstad terugkeerde, en met het veldbattaillon der Rotterd. schutterij op 16 Oct. van dat jaar naar de Belgische grenzen toog. Den 19 Nov. 1833 werd hij benoemd tot lid der rechtbank te Goes, en den 14 Sept. 1838 tot advocaat-generaal bij het Hof van Zeeland. Van 19 Febr. 1850 tot aan de opheffing van dit Hof op 31 Dec. 1875, was hij aldaar procureur-generaal. Tijdens zijn verblijf te Brussel nam hij op velerlei wijs deel aan de bevordering der Nederl. letterk. in België. In Aug. 1829 werd hij lid der Mij. der Ned. letterk. te Leiden. Hij overl. te Midd, 29 Dec. 1888. Hij gaf in 1828 te Brussel uit: Vaderl. herinneringen uit de 16e en 18e eeuw; in 1829, Toespraak aan mijne medeburgers, en schreef onderscheiden verhandelingen over letterkunde, onderwijs en Nederl. belangen in De Vriend des vaderlands 1827, 1828, 1829, 1830, 1840, 1842. In Magazijn enz. van Van Kampen schreef hij eene lijkrede op J.M. Kemper en Een zomeravond te Bloemendaal. In De Fakkel over de plichten jegens het voorgeslacht (1829), Het slot te Strijen (1837), Reijnoud van Brederode (1839), Jan van Naaldwijk (1843). In de Vaderl. letteroefeningen leverde hij gedurende vele jaren beoordeelende verslagen en meer dan eene verhandeling, o.a. in 1849 over Wolfert van Borsele van ter Vere, en in 1850 over de verheffing van Anfried tot bisschop van Utrecht, in 996. In prof. Tydeman's Letterk. mengelingen vindt men van hem een opstel over Adolf van Egmond (1836), en in het Magazijn voor Wetenschap, Kunst en Smaak, over het Slot van Arkel (1833). In 1832 gaf hij te Breda in hel licht een vertoog over den Waren Vaderl. zin, ten voordeele der gekwetste verdedigers van de citadel van Antwerpen. In den Zeeuwschen Volks-alm. schreef hij, behalve enkele gedichten, een verhandeling over het slot Zandenburg bij Veere. Tijdens zijn verblijf in Brussel en ook later, getuigt, menig dagbladartikel van zijne werkzaamheid en belangstelling. (Hand. Mij. Ned. Lett. 1889.) |
|