[Ellert de Veer]
Veer (Ellert de), broeder van den voorg., ridder, heer van Calandsoog, werd in 1588 secretaris en in 1601 pensionaris van Amsterdam; hij vervulde in 1610 een gezantschap naar Engeland, en werd gecommitteerd tot vereffening der Kleef-Gulik-Bergsche erfenis. Den 22 Juni 1611 deed hij zijn eed als lid van den Hoogen Raad en overleed te 's-Gravenhage 8 Febr. 1620.
Anoniem schreef hij: De schrickelijcken gruwelycken Blixem des Bans door den Paus van Romen teghen den doorluchtigen Coninck van Navarre wtgestort, Amst. (1585); en onder zijn naam: Dat tweede deel van de Hollandsche en Seelandsche Chronycke, mitsgaders der Brabandsche, Vlaamsche, Geldersche, Vriesche, ende andere Nederlandsche en derzelver omliggende Provinciën geschiedenissen, enz. met grooter vlijt bijeen vergadert door E. de V. (1515-1564), Dordr. 1595. In dichtmaat vertaalde hij: Tsamensprekinghe van 't recht der Coninghen door Georgius Buchananus, Amst. 1610.