[Mr. Herman Tollius]
Tollius (Mr. Herman) was geb. te Breda 28 Febr. 1742; zijn vader, zelf van een geleerd geslacht, was daar advocaat en griffier van de leenen. Na zijne prom. te Leiden in 1763 werd hij adv. in Den Haag, en den 10 Juli 1767 prof. in de geschied., welsprekendheid en Grieksche Taal te Harderwijk. Van een buitenl. verlof tot herstel zijner gezondheid teruggekeerd, werd hij in 1777 benoemd aan het Athen. te Amsterdam. In 1785 koos Willem V hem tot opvoeder zijner drie kinderen, zoodat men hem den 3 Nov. 1789 in het Leidsche album ingeschreven vindt gelijktijdig met den Erfprins, later Koning Willem I. De revolutie van 1795 dreef hem met zijn gezin over de grenzen; hij vestigde zich te Osnabruck, daarna te Brunswijk, waar hij bij voortduring vele bewijzen van welwillendheid en vertrouwen ontving van het hof. Men droeg hem, ten behoeve van den Prins van Oranje, den aankoop op der uitgestrekte goederen van den vorst Jablonowsky in Polen, 't welk hij met zooveel beleid volbracht, dat men hem het beheer daarvan toevertrouwde met den titel van geheimraad. Hij vertrok met zijn gezin in 1800 daarheen en bleef er acht jaar wonen. Toen keerde hij op aansporing van zijn vrienden en op aanzoek van Koning Lodewijk Napoleon naar het vaderland terug; de laatste benoemde hem te Leiden tot leeraar in de statistiek en diplomatie. Hij bleef er werkzaam tot op ruim zeventigjarigen leeftijd, en overleed ald. 29 April 1822.
Behalve zijne Latijnsche werken schreef hij: Over de rampen van Holland en de hulpmiddelen daartegen, buitenslands in 't Fransch en in 't Nederl. gedrukt 1796; Nederl. staatsgebreken en derzelver geneesmiddelen, Wezel 1797; Staatk. geschr., in 1786 en vervolgens in 1814-'16 in 3 dln. uitgegeven. Als gelegenheidspoëet, naar den smaak van zijn tijd, kent men hem uit zijn gedicht: Ter verwelkominghe van den Heere J. van Hoogstraten en Sara Elisabeth van Well, het eerst na hunne echtverbindtenis te Dordrecht, in 's-Hage terugkeerende, den 20 Maart 1766.