Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Mr. Gijsbert van Tienhoven]Tienhoven (Mr. Gijsbert van), geb. op De Werken, gemeente Sleeuwijk-en-De-Werken, den 12 Febr. 1841, ontving zijne opleiding tot de acad. studiën op het gymn. te Gorinchem, werd 24 Sept. 1860 als theol. stud. te Utrecht ingeschreven, prom. ald. in de rechten, 13 Juni 1866 met een proefschr.: Beschouwingen over de Rechtspersoonlijkheid, Utr. 1866, werd adv. in Den Haag, hield zijne inwijdingsrede als hoogl. in de rechten aan het Athenaeum te Amst., 19 April 1869; legde met den aanvang van 1874 dit ambt neder, werd 21 Jan. van dat jaar (1874) lid van den raad, den 11 Nov. daaraanvolgende wethouder voor de financiën en is sedert het begin van 1881 burgemeester der hoofdstad. Schr.: behalve gen. dissertatie, Redev. over de waarde van het Rom. recht voor de studie van het hedend. privaatrecht, gehouden bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt, enz. 19 April 1869, 's-Grav. 1869; Het hooger onderwijs en het Athen. te Amst.; Afscheidswoord bij het nederleggen van het hoogleeraarsambt, 23 Dec. 1873; als voorzitter van het Gen. tot zedelijke verbetering der gevangenen: Het Goede voor de maatschappij, het middel tot bestrijding van het kwade, 4 Juni 1874; in de Hand. van de Mij. der Ned. Lett.: Levensbericht van Dr. J.C. Hacke van Mijnden, (zie blz. 309), Leid. 1873. |
|