[Johannes Stinstra]
Stinstra (Johannes), geb. 10 Aug. 1708 te Harlingen, studeerde te Franeker, aanvaardde in 1733 het doopsgezind leeraarsambt zijner geboortestad, zijne eenige standplaats, waar hij ook overl., 8 Jan. 1790. Wegens zijne vrijzinnigheid kreeg hij veel tegenstanders onder de onverdraagzame godgeleerden; er ontstond een hevige strijd over en tegen hem, die te veel omvang en oorzaken had, om in korte woorden te beschrijven, te meer daar onderstaande monographie volledig over hem is. Schoon door den Stadhouder beschermd, moest hij zich van 1742-'59 van het prediken onthouden, waarna hij in achting en eer volkomen hersteld werd.
Zijne stichtelijke en polemische geschr. worden hier om hun aard niet vermeld; eigenaardig is eene eerste proeve de Leerrede over de sluikerije. Zijne vertalingen der volgende romans van Richardson, Clarissa, 8 dln. Harl. 1752 en Hist. van Karel Grandison, 7 dln., ald. 1766, behooren tot de veelgezochte uitspanningslectuur van dien en nog tamelijk later tijd.
(Dr. Chr. Sepp, Joh. Stinstra en zijn tijd.)