Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 753]
| |
rijkerskamer In liefde bloeiende; hij vestigde zich in 1614 als boekverkooper te Leeuwarden. Intusschen had hij eenige zijner verzen doen drukken en een Rederijkerskamer opgericht, die tengevolge van een besluit der Dortsche synode tegen het comediespel werd verboden; hij verliet Leeuwarden en vestigde zich te Franeker. Hier liet hij zich als student inschrijven en vormde het plan om al zijn verstrooide liederen en zangen te verzamelen en uit te geven. Daar men echter te Franeker daarvoor noch muzieknoten noch gegraveerde platen had, vertrok hij naar Amsterdam om zijn werk daar ter perse te leggen; werd er door winterweer opgehouden en bij een contract van 25 Aug. 1622, (Oud-Holland, III, 54), van een letterkundig bestaan verzekerd, was werkelijk eenigen tijd voor de pers - zelfs voor den courantier Broer Jansz. - werkzaam, doch was reeds in April 1625 ‘Historyschrijver van graaf Ernst van Mansfelt’, en verdwijnt daarna uit het oog. Hij gaf in 't licht: Blyeindich-Truyrspel van Timbre de Cardone ende Fenicie van Messine, met een vermaecklijck sotte-clucht van een Advocaet ende een Boer op 't plat Friesch, Leeuw. 1618; Daraïde (trspl.), Eerst vertoond op de Leeuwarder Kamer: ‘Och mocht het rijzen!’ den 21 September 1618. Ende daerna hervat 't Amsterdam op de eerste Nederd. Acad. den 25 Februarie 1621, Amst. 1621, 4e dr., 1640; Lykklaght over den in alle deughden uytmuntenden Heere Wilhelm Ludwich Grave tot Nassau enz., die den loop zijns levens begon Ao. 1560, den 13 Marty, tot Siegen; denselven salich volende Ao. 1620 den 31 May tot Levwarden ende op den 13 July in de Jacopijnen Kercke bij zijne Huisvrou Anna van Oraengien met grooten eere en statie begraven wierd. Den Naecomelinghen tot een ghedachtenisse syner deughden en daden Ao. 1620; Friesche Lust-hof, beplant met verscheyde stichtelyke Minne-Liedekens. Gedichten, ende Boertige kluchten. Met schoone kopere Figueren vercierd, ende by alle onbekende wyzen, de Noten ofte Musycke gevoeght, door Mr. Jaques Vredeman, Muzyck Mr. der stadt Leeuwarden, Amst. 1621; Steeck-Boeckjes ofte het vermaak der jeugdelijker herten, om daardoor te weeten, des herten secreeten. Nog is hier agter gevoegt het Plakaat van Marcolphus, enz. 1624, herdr., 1787. In onzen tijd werd de belangstelling in den guitigen dichter verlevendigd door twee werken: Bloemlezing uit den Frieschen lusthof en andere gedichten, door W. Eekhoff, Leeuw. 1862, en 't Friesche lusthof, beplant met verscheyden stichtelycke minneliedekens, gedichten en boertige kluchten, door J. van Vloten, Utr. 1864; doch eene complete uitgave, onder bekwame leiding en door vertrouwde handen, te Haarlem ondernomen, vond geen genoegzame ondersteuning. |
|