Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 727]
| |
cureur te Zutfen, griffier van de Staten van Gelderland, president van den raad van toezicht op de Staatsspoorwegen, van 1866-'71 gouverneur-generaal van Ned. Indië en daarna lid van de Tweede Kamer. Na eenig verblijf te Leiden, woonde hij in de laatste jaren te Arnhem, waar hij zijne geleerde nasporingen en werkzaamheden afwisselde met de bevrediging van zijnen zin voor het natuurleven. Hij overleed daar, 10 Dec. 1890. Hij schreef: Het jachtbedrijf onzer voorouders, Arnh. 1849; Bijdrage tot de kennis van Gelderland, Amst. 1852-'55; Beschrijving van den watervloed in Gelderland in 1885 met kaart, (met den hoofd-ingenieur Fijnje), Amst. 1856; Mijn verblijf te Kissingen, met platen, Amst. 1857; een Latijnsch werk van Wilhelmus de Berchen over den ouden Gelderschen adel, 's-Grav. 1870. Zijn hoofdwerk is het voortreffelijke: Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen tot den slag van Woeringen, 's-Hage 1872-'75; De heilige Ontkommer of Wilgefortis, ald. 1883; De dieren in het Germaansche volksgeloof en volksgebruik, ald. 1887' '88; De Planten in het Germ. volksgeloof en volksgebruik, ald. 188. In de Vaderl. Letteroefeningen schreef hij: Over de kenteekenen der echtheid van oorkonden (1837), in de Ned. Jaarboeken voor rechtsgeleerdheid en wetgeving: Het Kondichboek der stad Zutfen (VII), Rechten en gewoonten der Hortmermark (IX); in de Nieuwe bijdragen voor Rechtsgeleerdheid: Het Keurboek der stad Doetichem; in de Bijdragen voor Vad. Geschiedenis en Oudheidkunde: Stukken betrekkelijk de onderhandelingen in het jaar 1675 te Lubek gevoerd door de Geldersche Hanzesteden en Deventer met de Duitsche Hanzesteden, (I); Zutfen voor het Veemgericht (II); Berigt aangaande eene belangrijke oorkonde van het jaar 1190 (III); Bijdrage tot de geschiedenis der Heidenen in Gelderland (V); Aanteekeningen op Bondam Charboek (V); Overzicht van den landbouw in Duitschland tot het midden der IXe eeuw (VIII); Over het zinnebeeldige van de Oud-Geldersche water- en dijkrechten (IX); in de Nieuwe Reeks der Bijdragen: Marken op de Veluwe (I); De rechten van Loel, Milster- en Waverloholt (V); Mededeeling uit de archieven van Van Spaen (VI); Over den giftbrief betreffende Broek, thans Biljoen, van 1076 (VI); Episoden uit de geschiedenis van Doetinchem tusschen de jaren 1585 en 1599 (VII); Eene wonderdoende pijp van den rechterarm der H. Moeder Anna te Hattem (VIII) Des hertogs huis te Hattem (VIII). In het Tijdschrift voor Staathuishoudkunde en Statistiek: De Rijnvaart (X); over Agaten (XX). In de Mededeelingen en Verslagen der kon. Academie van Wetenschappen: Over een band met middeneeuwsche hss., te Arnhem gevonden (III); Mededeeling omtrent een hs. te Nijmegen over den Ridder met de Zwaan (XII); De dijkgraaf van Hattem wegens eene dijkgave van het jaar 1414 gedaan met geestelijk recht vervolgd te Oldenzaal, Keulen, Constanz en Rome (2e reeks III). In de Verhandelingen dier Academie: Eene actio spolii volgens het kanonieke recht in het jaar 1229 (1872); Eene inleiding in erfgrond volgens het burgerlijke recht in 1242 (1872); Het adellijk stift te Bedbur en zijne juffers (1879); In de Hand. van de Mij. der Nederl. Letterkunde te Leiden: Hoe Van Spaen gekomen is aan verscheidene oorkonden van Duitschen oorsprong (1868). In Konst- en Letterbode: Nederl plantennamen (1861). In De Taal-en Letterbode: Eenige oude Veluwsche woorden, die taalkundige opheldering schijnen te verdienen (2de jaargang). In de eerste jaargangen van den Gelderschen Volksalmanak staan twee stukken getiteld: Ridder Waessink, en Over Oudheden op de Veluwe. In De Gids: De roos, de koningin der Bloemen. Onder den titel Van Als, werden verspreide opstellen als hs. verzameld en overgedrukt, Arnhem 1871. |
|