[Jan Sepp]
Sepp (Jan), broeders zoon van den voorgaanden, geb. te Amsterdam, den 12den September 1847; studeerde aan de kweekschool der Alg. Doopsgezinde Societeit, en werd in 1871 predikant bij de Doopsg. Gem. te Witmarsum, vanwaar hij in 1873 naar Beverwijk vertrok.
Behalve een paar preeken van A. Coquerel fils, vertaalde hij A. Rogeard, les propos de Labienus; de Witt Guizot, Bijbelsche geschiedenis voor kinderen; met zijn vriend P. Feenstra Jr.: Gedachten van onzen Bijbel, (Zwolle 1876); Jonas Lië, de loods en zijn vrouw, Amst. 1877; F.W. Robinson, haar leven lang, 2 dln., Schoonhoven 1878; Julius Rodenberg, de familie Grandadier, 2 dln., Sneek z.j.; Benjamin Disraeli, Endymion, 2 dln., Sneek 1881; Clarke, Buiten de beschaafde wereld, Sneek 1883; von Pichler, nieuwe sprookjes, Gouda z.j., Robert, de tijgerkoning, Lemmer z.j.; Alcoth, uit Tante Jo's snippermand, Amst. z.j.; Alcoth, zonneschijn na regen, Amst. z.j.; Leven en beven, Beverwijk z.j.; Dalmeyers bloesems, Beverwijk z.j.; knoppen en aren, Beverwijk z.j.; Stein, zege na strijd, Beverwijk z.j.; F. von Kapff-Essenther, Getrouwd, Leiden 1889; M.L. Wood, Een treurspel op het platte land, Amst. 1889; Otto Henne am Rhyn, Geschiedenis van den vooruitgang der menschheid (deel II van bl. 533 tot VI): Amst. 1881-'85. Hij schreef: Boek der gedachtenis aan Doopsbediening en eersten Avondmaalsgang, Beverwijk z.j.; De Bijbelsche geschiedenis, leesboekje voor catechisatie en huiselijk gebruik, Beverwijk z.j.; Ter gedachtenis aan Dr. C. Sepp, Beverwijk 1890, (niet in den handel.)