Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Petrus Scriverius of Schrijver]Scriverius of Schrijver (Petrus) werd geboren te Haarlem 12 Januari 1576. Toen het knaapje drie jaar oud was, vestigden zich zijne ouders te Amsterdam en lieten de zorg zijner opvoeding over aan zijn oom Barthold van der Nyenburg. Deze, zelf een groot voorstander van wetenschap en letteren, gaf zijn neef een zorgvuldige opvoeding, en liet hem aan de Leidsche hoogeschool in de rechten studeeren, doch de jonge S. deed zulks genoegzaam met weerzin en gaf zich geheel over aan de beoefening der oude talen, der geschiedenis en der dichtkunst. Het duurde ook niet lang of hij liet de studie der rechten geheel varen voor die der letteren, en na een studie van zes jaren, bleef hij voorgoed te Leiden wonen, ten einde door een aanhoudend verkeer met de geleerden dier stad zijn zucht naar wetenschap te bevredigen. Hij huwde, kreeg kinderen, doch noch het een noch het ander kon hem bewegen de aanzienlijke ambten aan te nemen, die zijne medeburgers hem wilden opdragen. Hij besteedde zijn tijd met het samenstellen van een groot aantal Latijnsche en Nederlandsche geschriften, van welke laatste wij alleen melding kunnen maken. Onder den naam van Saxo Grammaticus schreef hij: Oud Bataviën, nu genaamd Holland, hoe ende in wat manieren ende van wien Holland, Seeland en Vriesland eerst bewoond is geweest, Leid. 1606. Dit werk was, volgens zijn levensbeschrijver, gevoegd bij de geschiedenis der Hollandsche graven van zijn vriend Jacob Duym, wiens werk later onder den titel van Korte historische beschrijving der Nederlandsche oorlogen bij het Oud Bataviën van S. is herdrukt, Arnh. 1612, 1614, Amsterd. 1636 en 1646. In 1616 bezorgde hij de uitgave der Nederlandsche gedichten van Daniel Heinsius. Gedurende het verblijf van De Groot en Hoogerbeets op Loevestein bedacht hij een schrandere list om den gevangenen tijding mede te deelen van 't geen er in Holland gebeurde, waartoe de uitgave van de Latijnsche gedichten van Janus Secundus hem aanleiding gaf; uit de proefbladen lichtte hij eenige regels en vulde die aan met dichtregels van zijn eigen maaksel, behelzende het nieuws, dat hij hun wilde mededeelen. Al de proefbladen werden ingebonden, maar die welke eenig nieuws bevatten, bleven onafgesneden. De Groot, wiens leeslust hem in de gevangenis niet begeven had, ontdekte het geheim, maar Hoogerbeets, die weinig las en in allen gevalle op zijn hooge jaren geen behagen meer schepte in minnedichten, liet het boek onaangeroerd. De herhaalde aandrang van S. om toch het werk te lezen, wekte achterdocht en deed het geheim uitlekken. Kort daarna schreef S. een Latijnsch vers bij het portret van Hoogerbeets, waarvoor hij tot een boete van tweehonderd gulden verwezen werd, die hij zich bij executie liet af halen. Nog dichtte hij: in 1628 Lavrekrans voor Lav- | |
[pagina 709]
| |
rens Coster van Haerlem eerste vinder van de Boeck-druckery, te vinden achter S. Ampzings Beschrijving van Haerlem. Den 4den Mei 1650 werd S. blind en het gerucht van zijn overlijden verspreidde zich, 't geen echter tot groote blijdschap der geleerde wereld een onwaarheid bleek te zijn. Het verlies zijner oogen droeg hij met christelijke gelatenheid en zijn blindheid hinderde hem niet in het voortzetten zijner letteroefeningen. Hij nam den later bekend geworden dichter Joachim Oudaen (zie blz. 579) tot voorlezer en schrijver in zijn dienst. Na den dood zijner echtgenoote in 1656 begaf hij zich metterwoon naar Oudewater, waar een zijner zonen baljuw, dijkgraaf en schout was, en overleed aldaar, 30 April 1660. Op zijn verlangen werd zijn lijk naar Leiden vervoerd en in de Hooglandsche kerk begraven. Na zijn dood verscheen: Het oude Goudtsche Kronycsken of Historie van Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt en Uytreght met een Bijvoeghsel. Tot aan de laatste graaf van Hollandt, Beneffens een toetssteen tot proevingh van vele plaatsen dezer Historie door P.S., Amsterd. 1663. Zijne gedichten werden verzameld en in 1738 te Amsterdam uitgegeven onder den titel van Gedichten van P.S. Benevens een uytvoerige Beschrijving van het Leeven des dichters, Verrykt met deszelfs afbeeldingen en lofdichten, zo van oude als Hedendaagsche poëten. |
|