tijd nam hij met zijn vriend J.J.D. Nepveu de redactie op zich van het Algemeen Letterlievend Maandschrift, die hij dertien jaar bleef waarnemen. Hij overleed te Utrecht, 1 April 1860.
Hij schreef: Verzamelde berichten omtrent de krijgsbevelhebbers bij Nieuwpoort 2 Juli 1600, Utr. 1836; Voorlezing over Don Quyote, Utr. 1842. Ook vertaalde hij uit het Zweedsch: De Kapel, een der vrije phantasieën uit het provincie-rozenboek van C.J.L. Almquist, rector der nieuwe elementaire school te Stockholm, Utr. 1839-'49 en uit het Spaansch: De vernuftige jonkheer Don Quyote van de Mancha door Michael Cervantes de Saavreda, 4 dln. Haarl, 1858 en volgg., benevens rechtsgel. en politieke werken en opstellen.
(Hand. Mij. Ned. Lett. 1860.)