[Hermanus Schijn]
Schijn (Hermanus), te Amst. geb. in 1662, ontving daar eene geletterde opleiding, stud. te Leiden en te Utrecht in de geneesk., prom. in 1682. Als geneesk. te Rott. gevestigd, werd hij daar in 1686 door de Doopsgez. gem. tot het leeraarsambt geroepen; in 1690 werd hij voorganger in de gem. bij De Zon te Amst. en overl. daar in 1727.
Van zijne geschr. is zeer bekend: Korte historie der Prot. Christenen, die men Mennonisten of Doopsgez. noemt, Amst. 1711. Hiervan gaf hij eene Lat. vertaling en voegde er een tweede deel bij; van deze werd een Ned. uitgave bezorgd door M. van Maurik; Gerard Maatschoen vertaalde het werk andermaal, voorzag het van aant., Amst., 1738 en schr. daarop een Aanhangsel, Amst. 1745.