[Mr. Jacobus Scheltema]
Scheltema (Mr. Jacobus), broeder van den voorg., geb. te Franeker 14 Maart 1767, prom. in de rechten ald. en praktizeerde er, totdat de herstelling van 1787 hem naar St.-Omer en Burg-Steinfurt deed vluchten. Twee jaar later trouwde hij te Amst., had daar eene handelszaak op de Texelsche kade, doch maakte gebruik van de vrijheid om in Friesland terug te keeren, en toonde zijn ijver bij het volksfeest van zijne geboortestad. Spoedig had hij zitting in de tweede Nationale Vergadering, maar werd in Januari 1798 met meer anderen op het Huis ten Bosch gevangen gezet en eerst na 23 weken ontslagen. Achtereenvolgens maakten de omwenteling, Schimmelpenninck, de Koning van Holland en de Keizer hem raadsheer in 't Kampensche gerechtshof, lid van den Zeeraad in Den Haag, daarna van 't Bestuur der konvooien en licenten, vrederechter te Zaandam. Na de omwenteling benoemde de Souvereine Vorst hem tot griffier van het hoog gerechtshof van financiën en zeezaken; eindelijk werd hij in 1820 griffier bij het hoog militair gerechtshof te Utrecht, waar hij overleed 25 Oct. 1835.
Zijne letterk. werkzaamheid is in het hieronder aangehaalde werk beschreven; de belangrijkste zijner afzonderlijke uitgaven zijn: Nauwkeurig bericht van het volksfeest te Franeker op den 5den Maart 1795, bij gelegenheid van het verbreken der ketenen en het herstellen der poorten aldaar, Franeker 1795; Twee Redev. van Balthasar Bekker, 1804; Levensschets van Simon Stijl, Amst. 1804; Staatkundig Nederland, 2 dln., ‘met de kaart’, Amst. 1806; Redevoering over de brieven van P.C. Hooft, Amst. 1807; Anna en Maria Tesselschade, de dochters van Roemer Visscher, Amst. 1809; Peter de Groote, keizer van Rusland, in Holland en te Zaandam, in 1697 en 1717, 2 dln., Amst. 1815, 2e druk, Utr. 1842, vert. in 't Fransch door C.G. Verenet, ald. 1863; Vergelijking van de afschudding van het Spaansche juk in 1572 met die van het Fransche in 1813, Amst. 1814; Alexander, keizer van Rusland, in Holland en te Zaandam in 1814, Amst. 1815; De laatste veldtocht van Napoleon Bonaparte, Amst. 1816; Rusland en de Nederlanden beschouwd in derzelver wederkeerige betrekkingen tot op den jare 1724, 4 dln., Amst. 1819; Geschied- en letterkundig Mengelwerk, 6 dln., 17 st., Utr. 1825-'36; De Uitrusting en ondergang der Onoverwinnelijke vloot van Philips II in 1588, Haarl. 1825; Toevoegsels tot hetzelve, Haarl. 1828; Geschiedenis der Heksen processen, Haarl. 1828; Verhandeling over het bewerken van de geschiedenis der Nederlanden, Haarl. 1830; Over de volksgebruiken der Nederlanders bij het vrijen en trouwen, Utrecht 1832, en een aantal kleinere geschr. naar aanleiding der gebeurtenissen en onderwerpen van den dag; inzonderheid de uitvinding der drukkunst. Voorts vertaalde hij: Reintje de Vos van Hendrik van Alkmaar, naar den Lubecker druk van 1498, Haarl. 1826; en maakte weleens gedichten. Eindelijk plaatste hij een reeks van stukken in de navolgende dagbladen en periodieke werken: de Republikeinsche en Leeuwarder couranten, Herakliet en Demokriet, de Nationale Schildwacht, Magazijn van De Bruyn, le Spectateur du Nord, de Arke Noachs, Sem, Cham en Japhet, de Spiegel, de Star, de Schouwburg, de Recensent, de Utrechtsche studentenalmanak, Euphrosyne, Vad. Letteroefeningen, Oud en Nieuw, Frisiaca, Archief voor kerkelijke geschiedenis van Kist en Royaards, enz.
(P. Scheltema, Het leven van Mr. J. Scheltema, Amst. 1849.)