[Mr. Joseph Gerard van der Schaaff]
Schaaff (Mr. Joseph Gerard van der), zoon van den voorg., geb. te Utrecht 3 Maart 1798, studeerde te Leiden in de rechten en promoveerde aldaar in 1825 onder prof. H.W. Tydeman op eene dissertatie De Canonicis Rheno-Trajectinis, welk geschrift, over een weinig bekend onderwerp handelende, toenmaals en ook later, de aandacht trok. Na zijne promotie zette hij zich in zijn geboortestad als advocaat bij het Hoog-Militair-Gerechtshof neder, waar hij weldra met den toenmaligen griffier bij dat Hof, Mr. Jacobus Scheltema, in aanraking kwam, met wien hij zijne historische en literarische studiën voortzette. Tot rechter in het kanton Aalten benoemd, bleef hij die betrekking tot 1855 bekleeden, sedert welken tijd hij eerst te Doesborgh woonde en later te Velp bij Arnhem, alwaar hij 21 October 1877 overleed. Behalve verschillende artikelen in juridische en andere bladen en een aantal verzen, schreef hij eenige letterkundige opstellen over treurspelen van Vondel, over de Haarlemsche dichteres Elisabeth Koolaart, geb. Hoofman, over Van der Palm, Te Water, Borger, enz.