[Jan van Ruusbroec]
Ruusbroec (Jan van), de oudste onzer mystiekenschrijvers en de vader van het Nederlandsche proza, werd in 1293 te Ruusbroeck, bij Brussel, geboren uit Brabantsche ouders. Hij koos den geestelijken stand, werd prior der abdij van Groenendale, bij Brussel, en overleed er 2 Dec. 1381. Zijn leven was zoo voorbeeldig, dat men hem heilig verklaarde. In vroegere eeuwen werden enkele zijner werken gedrukt of vertaald, want de meeste zijn slechts in handschrift tot ons gekomen. Thans zijn ze volledig uitgegeven door Prof. J.B. David, in de werken van de Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen te Gent, onder de titels: Dat boec van den gheesteleken tabernacule, Gent 1858, 2 dln.; Dat boec vanden twaelf dogheden; Die Spieghel der ewigher salicheit; Van den Kerstenen ghelove, Gent 1860; Dat boec van VII trappen inden graet der gheesteleker minnen; Dat boec van seven sloten; Dat boec van den rike der ghelieven; Dat boec vanden vier becoringhen, Gent 1861; Dat boec van den twaelf beghinen, Gent 1863; Die chierheit der gheesteleker Brulocht; Dat hantvingherlyn oft van den blickenden steene; Dat boec der hoechster waerheit, Gent 1868.