der Brugsche Rederijkerskamer. In 1466 nam deze vereeniging deel aan het landjuweel van Lier, en te dier gelegenheid vervaardigde hij drie Spelen van Sinnen. In 1468 maakte hij een gedicht, op het afsterven van Filips, Hertog van Bourgondië, gedrukt in Die Excellente Chronycke van Vlaenderen, en hij vertaalde ook het gedicht: Quicunque vult salvus esse, enz. Zijne kenspreuk was het anagram zijns naams, of: Den voys hoort eere an. Hij overleed in zijne geboortestad 16 Mei 1482. Eerst tachtig jaren later werden zijne nagelaten gedichten bijeengebracht door zijnen stadgenoot, den dichter en schilder Edward de Deene, die ze in het licht zond onder den titel: Rethoricale wercken van Anthonis de Roovere, Brugghelinck, Vlaemsch Doctoor ende gheestich poete, Antw. 1562. Waarschijnlijk is ook van hem het werk: Van Pays ende Oorloghe, een dialogus oft samensprekinghe, verhalende de schade ende tquaet des Oorloochs ende des Pays gherustheyd ende welvaert, Beschreven door Anthonius de Roovere, Antw. 1557.