plaats teruggekomen met den titel der door Karel V ingestelde orde van den huize van Bourgondie, was hij een ijverig voorstander van de Kamer der Egelantiers, en trouwde 20 Febr. 1621, waardoor hij de zwager werd der dochter van den vermoorden juwelier Jan van Wely, wiens kinderen door Prins Maurits te Buren bezorgd waren.
Behalve Eglentiers Nieuwjaers-gift op het jaer 1619, Amst. 1619; Poëtens borstwering, 1619; Gheboorte Christi, Ecce homo, Aandachtigheyt op 's doots ghedachtens soetheyt, ald. 1638, gaf hij de volgende, meest te Amst. gedrukte tooneelwerken: Batavierse vryagie-spel, 1616; Anna Rodenburghs trouwen Batavier, 1617; Hertoginne Celia en grave Prospero, 1617, 1645, 1666; Keyser Otto den Derden en Galdrade, 1617; Melibea, 1617, 18; Jaloersche studenten, 1617, 1644, ook onder den titel: Jaloersche studentin, 1617; Alexander, 1618; Rodomont en Isabella, trsp., 1618; 't Quaedt zyn meester loont, 1618; Hoecx en Cabeliaws, of hartoch Karel den Stouten en Bataviana, 2 dln., 1628; Mays treur-bly-eynde-spel, 1634; Wraeck-gierigers treurspel, (1634) en 1638; Sigismund en Manvella, 2 dln., 1635, 36; Vrou Jacoba, erf-gravinne van Hollandt, 1638. Deze opgave is zeker onvolledig. Eene soort van volledige uitgave van Rodenburghs geschr. verscheen in 4 dln. met zijne zinspreuk Chi sarà, sarà. Te Haarlem bezit de bibl. in hs. een blijspel van 1631: Aurelia. Van den schr. bestaan slechts ongenoegzame berichten. Zie het opstel van den heer Unger in Brederoo-album, Oud-Holland, 1885, blz. 91-100.