[Albrecht Rodenbach]
Rodenbach (Albrecht), den 27 Oct. 1856 geb. te Roeselare, waar hij in het seminarie zijne studiën begon, welke hij voortzette aan de Hoogeschool van Leuven. Op zijn zestiende jaar stichtte hij daar het strijdblad De Vlaamsche Vlagge, terwijl hij ook in andere bladen en in tijdschriften de rechten der Vlamingen verdedigde. Met Pol de Mont stichtte hij in 1877: Het Pennoen, tijdschrift voor het Vlaamsch studentenvolk, verschijnende binst de schoolverloven, Antw. 1877-1878, welk schrift hij later alleen uitgaf onder den titel: Het Nieuw Pennoen; doch zijne zwakke gezondheid belette hem er meer dan éen nummer van te verspreiden. In den Antwerpschen wedstrijd voor tooneelwerken van 1879, werd Rodenbach's drama in verzen ‘Gudrun’ met eene gouden medalie vereerd en kort nadien werd hij ook te Brugge bekroond met een gedicht: Breidel en de Coninc. Het vroegtijdig en zegepralend optreden in het kunststrijdperk van dien student in de rechten, deed veel van hem verhopen; doch de moedige Vlaamsche kamper en veelbelovende dichter bezweek reeds den 23 Juni 1880 binnen zijne geboorteplaats, waar er op zijn graf eene praalzuil werd opgericht.
De nagelaten schriften des dichters zijn: Karel de Goede, Graaf en Martelaar, historisch drama in vijf bedrijven, Roeselare 1878; Eerste Gedichten van Albrecht Rodenbach, Roeselare 1878; Gudrun, spel in vijf bedrijven, Gent 1882; Al de Gedichten van Albrecht Rodenbach, Roeselare 1888.