[Wilhelm Eduard Ringer]
Ringer (Wilhelm Eduard) geb. uit Duitsche ouders te Gennep (Limburg) 9 Sept. 1828, gevoelde in zijn jeugd een sterke neiging voor teeken- en schilderkunst, doch zag zich genoodzaakt zijn lievelingsdenkbeeld op te geven en zich aan het onderwijs te wijden. In 1852 ging hij over bij de Rijkstelegraaf en werd 30 Dec. 1867 benoemd tot insp. bij dezen dienst en dir. van het kantoor te Groningen.
Hij schreef: Eerstelingen (een drietal opstellen, waarvan één in Fransche verzen in De Noordbrabanter Staat- en Letterk. Dagblad, jaargang 1848 en '49), getiteld: De dood van Monsgr. d'Affre, aartsbisschop van Parijs, Aan Frankrijk en l'Irlande. Winterhalmpjes, Heusd. 1848; Rouwzang op den dood van Z.M. Willem II, 's Bosch 1849; Tafereelen uit 1848, 's Bosch 1849. Hierop volgenden verspreide bijdragen in Daphné, Almanak voor Holl. Blijgeestigen, de Huisvriend. Afzonderlijk: Pro Patria, Lierzang, Gron. 1865; De Tijdgeest, Fantastisch Visioen, Gron. 1866; Bloemen en Tranen, Gron, 1869, (niet i.d. handel). Later bijdr. in het Humoristisch Album en Alm. voor scherts en luim, Schoonh. 1881 en v.v.